23 576
Instellingsregeling voor het Centraal bureau en de Centrale commissie voor de statistiek (Wet op het Centraal bureau en de Centrale commissie voor de statistiek)

nr. 10
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 21 november 1995

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

De considerans komt te luiden:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is bij wet regels te stellen omtrent de instelling van het Centraal bureau voor de statistiek en de Centrale commissie voor de statistiek, alsmede inzake de verwerving, het gebruik en de verstrekking van gegevens in het kader van de statistische informatievoorziening;

B

Aan artikel 8 wordt een volzin toegevoegd, luidende: Onze Minister geeft hem hiertoe geen aanwijzingen.

C

Na artikel 9 wordt een artikel opgenomen, luidende:

Artikel 9a

1. Met inachtneming van een goede vervulling van zijn in artikel 3 bedoelde taak draagt het CBS er zorg voor dat de verwerving van gegevens op zodanige wijze geschiedt dat de daaruit voortvloeiende administratieve lasten voor ondernemingen en instellingen zo laag mogelijk zijn.

2. De commissie ziet er bij de beoordeling van het in artikel 6 bedoelde werkprogramma op toe dat het CBS gevolg geeft aan het eerste lid.

D

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt onderdeel c, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel b door een punt. Tevens vervalt de aanduiding «1.» voor de tekst.

2. Het tweede lid vervalt.

E

In artikel 16, eerste lid, wordt «aanwijzing» vervangen door: verzoek.

F

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De commissie bestaat uit de voorzitter en een even aantal overige leden dat ten minste zes en ten hoogste tien bedraagt.

2. Het tweede, derde en vijfde lid vervallen.

3. Het vierde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

G

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt in de tweede volzin «worden één of twee leden» vervangen door: wordt een lid.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De voordracht tot de benoeming van de leden doet Onze Minister na een aanbeveling daartoe door de commissie.

3. Het derde lid vervalt.

H

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: , met uitzondering van de in artikel 18, tweede lid, bedoelde leden,.

2. In het tweede lid vervalt: van een lid dat ingevolge het eerste lid voor een periode van vier jaren was benoemd,.

I

In artikel 23 wordt «bepaalde adviezen en beslissingen» vervangen door «bepaalde beslissingen» en wordt «adviezen op een bepaald terrein» vervangen door: beslissingen op een bepaald terrein.

J

Artikel 26 komt te luiden:

Artikel 26

Beslissingen van de commissie worden genomen overeenkomstig het standpunt van de meerderheid van de leden.

K

Artikel 27 vervalt.

L

Artikel 28 komt te luiden:

Artikel 28

De commissie verstrekt desgevraagd aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage verlangen van zakelijke gegevens en bescheiden voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

M

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Het verslag verschaft tevens inzicht in de administratieve lasten in dat jaar voor ondernemingen en instellingen als gevolg van de verwerving van gegevens door het CBS en in de voorzieningen die het CBS heeft getroffen ingevolge artikel 9a.

2. Aan het artikel wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

4. Onze Minister zendt onverwijld een afschrift van de in het eerste en tweede lid bedoelde verslagen aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

N

Artikel 32 komt te luiden:

Artikel 32

Bij de eerste benoeming van de leden van de commissie na inwerkingtreding van deze wet doet Onze Minister de voordracht zonder een aanbeveling daartoe door de commissie.

TOELICHTING

Onderdeel B

In artikel 8 is de professionele onafhankelijkheid van de directeur-generaal wat betreft de onderzoeksmethoden en wijze van publikatie van de resultaten van de onderzoeken vastgelegd. De reden hiervoor is dat directe politieke invloed op de onderzoeksmethoden en de wijze van publikatie van de resultaten de geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid van de onderzoeken ter discussie zou kunnen stellen. In paragraaf 4 van de memorie van toelichting is destijds gesteld dat de bevoegdheid van de Minister van Economische Zaken om uit hoofde van zijn hiërarchische positie aanwijzingen te geven onverlet blijft, maar dat daarbij een gedragslijn van wijze terughoudendheid in de rede ligt. Daarbij werd aangegeven dat in concrete gevallen de minister geen instructies zal geven. Hiermee is echter enige onduidelijkheid blijven bestaan omtrent de bevoegdheidsverdeling tussen de directeur-generaal en de minister. Met de in onderdeel B opgenomen wijziging wordt hier een einde aan gemaakt. Het wettelijk voorschrift dat de minister geen aanwijzingen geeft brengt met zich mee dat hij niet op het specifieke terrein van de onderzoeksmethoden en de wijze van publikatie van de resultaten van de onderzoeken verantwoordelijk kan worden gesteld.

Onderdeel C

Informatieverzameling ten behoeve van statistische onderzoeken brengt onvermijdelijk administratieve lasten met zich mee voor degenen die de informatie leveren. Op het CBS wordt in het voorgestelde artikel 9a de plicht gelegd er voor te zorgen dat deze administratieve lasten zo laag mogelijk zijn, uiteraard met inachtneming van een goede vervulling van zijn taak. Ook bij het nemen van een beslissing ten aanzien van uitbreiding van bestaande dan wel het starten van nieuwe onderzoeken dient het CBS aandacht te schenken aan de daarmee gepaard gaande toename van de administratieve lastendruk in relatie tot het belang van de statistische informatievoorziening. Bij sommige statistische onderzoeken zal voor het CBS niet veel vrijheid bestaan op dit punt, omdat in Europees verband dwingende regels zijn gesteld ten aanzien van de statistische informatievoorziening. Waar die ruimte wel aanwezig is kan de invulling van deze plicht op velerlei wijze geschieden. Allereerst is een goede coördinatie van belang. Hierbij gaat het om coördinatie van CBS-enquêtes onderling en hergebruik van reeds verzamelde gegevens. Ook de koppeling van gegevensbestanden en het gebruik van dezelfde definities door de verschillende instanties die gegevens verzamelen, kan aan het verminderen van de administratieve lastendruk een bijdrage leveren. Voorts werkt het CBS aan de bevordering van elektronische berichtgeving door degenen die de informatie verstrekken. Gemeenten, provincies, openbare lichamen op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen en waterschappen zijn te rekenen onder de in artikel 9a bedoelde instellingen. Ook in hun richting werkt het CBS reeds aan terugdringing van de enquêtedruk, bij voorbeeld door het gebruik van gegevens uit de gemeentelijke basisregistratie persoonsgegevens (GBA) voor de bevolkingsstatistiek en door het gebruik van elektronische berichtgeving bij het opstellen van financiële statistieken met betrekking tot de mede-overheden.

De commissie dient bij de beoordeling van het werkprogramma uitdrukkelijk aandacht te schenken aan de administratieve lasten die het programma met zich mee brengt.

Onderdeel D

In lijn met de voornemens van het kabinet ten aanzien van de herziening van het adviesstelsel wordt met de voorgestelde wijziging van artikel 15 de adviestaak van de commissie geschrapt. Er is onvoldoende reden om nog langer te voorzien in een adviestaak ten aanzien van het beleid op statistisch gebied. De commissie zal uit hoofde van haar coördinerende en bestuurlijke taak wel technisch commentaar bij statistische onderzoeken kunnen blijven leveren, waarin uiteraard geen adviezen worden gegeven over toekomstig beleid.

Onderdeel E

De terminologie van artikel 16 is aangepast in die zin dat beter wordt weergegeven wat de bedoeling is van de bevoegdheid van de Minister van Economische Zaken. Gezien de bevoegdheden van de directeur-generaal en de commissie met betrekking tot het werkprogramma zal duidelijk zijn dat de minister slechts in zeer bijzondere gevallen – men denke aan taakverwaarlozing – het hierbedoelde verzoek doet.

Onderdeel F

Het aantal leden van de commissie wordt drastisch verminderd. De commissie heeft een belangrijke bestuurlijke taak op een specifiek terrein. Dit vereist een bestuurlijke slagvaardigheid en een hoge mate van deskundigheid van de leden. Voorts dient de commissie onafhankelijk te zijn. Met het oog op een en ander is het bij nader inzien gewenst het aantal leden te verminderen en de commissie van samenstelling te doen wijzigen. Met de voorgestelde wijziging van artikel 18 is voorzien in het schrappen van het lidmaatschap van de ministeriële vertegenwoordigers. Ook het adviserend lidmaatschap van de directeur-generaal van het CBS vervalt. Aan de voor de informatievoorziening nuttig te achten contacten tussen de commissie en de directeur-generaal kan ook langs andere weg vorm worden gegeven. Uiteraard moet het mogelijk zijn dat de directeur-generaal de vergaderingen van de commissie bijwoont indien dat gewenst of nodig is. In het reglement van orde van de commissie kan hiervoor een regeling worden opgenomen.

Het overige aantal leden van de commissie wordt eveneens ingekrompen. De voeling met de maatschappij en het bedrijfsleven kan ook op andere wijze vorm worden gegeven dan door de vertegenwoordiging van allerlei instanties en organisaties in de commissie. De deskundigen-leden die deel uit zullen maken van de commissie, zullen zich bij de uitvoering van hun taak telkens rekenschap moeten geven van de behoeften op statistisch gebied en de gevolgen die uitvoering van de onderzoeken met zich mee brengen. Het zelfde geldt voor de directeur-generaal van het CBS bij de uitvoering van zijn taak. Voorts kan de commissie, al dan niet uit haar midden, subcommissies instellen ter voorbereiding van haar beslissingen. Ten aanzien van de kwalificaties van de leden die deel uit zullen maken van de commissie, denk ik aan deskundigen op het terrein van de statistiek, privacy, economie en samenleving. Afhankelijk van de ontwikkelingen die zich in de toekomst voordoen, kan de behoefte aan de vertegenwoordiging van een bepaalde deskundigheid wijzigen. Met het oog daarop wordt dan ook niet dwingend in de wet vastgelegd uit welke disciplines de leden afkomstig moeten zijn.

Onderdelen G en H

Het is niet nodig bij een kleine commissie te voorzien in twee plaatsvervangend voorzitters. Artikel 19 wordt dan ook op dit punt gewijzigd. De wijziging van het tweede lid en het vervallen van het derde lid van artikel 19 vloeien voort uit het schrappen van het lidmaatschap van de ministeriële vertegenwoordigers. Hetzelfde geldt ten aanzien van de wijzigingen van artikel 20.

Onderdelen I, J en K

De in deze onderdelen opgenomen wijzigingen hangen samen met het vervallen van de adviestaak van de commissie.

Onderdeel L

Artikel 28 dient als gevolg van het vervallen van de adviestaak gewijzigd te worden. De formulering is tevens wat verder aangescherpt en dekt op deze wijze beter wat is bedoeld.

Onderdeel M

Het CBS zal ingevolge de in dit onderdeel opgenomen wijziging van artikel 30, eerste lid, in de jaarverslaggeving aandacht moeten besteden aan de administratieve lasten voor ondernemingen en instellingen en aan de maatregelen die het neemt ter beperking van die lasten. Hieromtrent zal kwantitatieve informatie worden verschaft. Om ook de Tweede Kamer een goed inzicht te bieden ten aanzien van het werk van het CBS en de commissie inzake het terugdringen van de administratieve lasten zal de Minister van Economische Zaken een afschrift van de jaarverslagen van het CBS en de commissie zenden aan de Tweede Kamer.

Onderdeel N

Ingevolge de ingrijpende wijziging van de omvang en de samenstelling van de commissie is het niet langer wenselijk te voorzien in een overgangsbepaling voor de huidige leden van de commissie. Het lidmaatschap van de huidige leden van de commissie vervalt ingevolge de intrekking van het koninklijk besluit van 1899. In het voorgestelde nieuwe artikel 32 is een voorziening getroffen voor de eerste benoeming van de leden van de commissie. De benoeming geschiedt op voordracht van de Minister van Economische Zaken zonder dat daaraan een aanbeveling van de commissie voorafgaat.

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Naar boven