23 549
Wijziging van de wet van 18 december 1985, houdende enige voorzieningen ten behoeve van de inzet en bekostiging van muskusrattenvangers (decentralisatie-impuls)

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 23 december 1994

Naar aanleiding van de opmerking van de leden van de CDA-fractie dat de taak en verantwoordelijkheid van de provincie bij de coördinatie van de muskusrattenbestrijding onverlet blijven, wijs ik er op dat de bestuursovereenkomst die over de decentralisatie van de waterkeringssubsidies is totstandgekomen (waarvan de tekst door mijn ambtsvoorganger bij brief van 28 december 1993 is aangeboden aan de Tweede Kamer) er onder punt 3.3 in voorziet dat de provincies de coördinatie inzake de muskusrattenbestrijding verzorgen.

De vraag van de genoemde leden of de provincies de kosten tot 1 januari 1994 op basis van de oude regeling kunnen declareren, betreft een punt ten aanzien waarvan uiteenlopende interpretaties van de bovengenoemde bestuursovereenkomst van de zijde van het ministerie enerzijds en de provinciale besturen anderzijds naar voren zijn gekomen. In zoverre kan ook de vraag van de CDA-fractieleden of het declareren van de bedoelde kosten tot problemen heeft geleid, bevestigend worden beantwoord. Hierover heeft met het Interprovinciaal Overleg (IPO) enkele malen nader overleg plaatsgehad. In verband hiermee is het uitbrengen van de nota naar aanleiding van het verslag tot mijn spijt vertraagd. Inmiddels is met het IPO overeenstemming bereikt. In het kader van de oplossing van het bedoelde geschilpunt en enkele andere resterende kwesties in het kader van de decentralisatie van de waterkeringssubsidies wordt door het Rijk een eenmalige aanvullende betaling ten bedrage van f 18 miljoen aan het IPO gedaan. Partijen vrijwaren elkaar in dit kader voor elke verdere aanspraak in verband met de bedoelde geschilpunten.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven