23 328
Arbeidsmarktbeleid onderwijs

nr. 19
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 5 december 1995

Het is de hoogste tijd om de vernieuwing van de lerarenopleidingen nu met voortvarendheid aan te pakken.

Om twee redenen: ten eerste bestaat de noodzaak van kwaliteitsverbetering al langer. Weliswaar wordt er door de opleidingen in toenemende mate aan gewerkt om een betere aansluiting van de opleiding op het scholenveld te realiseren. Maar het is de opleidingen tot nu toe niet gelukt een aantal essentiële knelpunten op te lossen. Hiervan is de geringe doelmatigheid het voornaamste probleem.

Om een andere reden kan de overheid niet wachten met voorstellen voor ingrijpende vernieuwing: in het gehele onderwijs moeten de gevolgen geïncorporeerd worden van de maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van informatie- en communicatietechnologie. Het ligt voor de hand dat de lerarenopleidingen hier de voortrekkersfunctie gaan vervullen. De lerarenopleidingen kunnen de cirkel doorbreken dat nieuwe media in het onderwijs niet gebruikt worden, omdat de docenten er niet of onvoldoende mee om kunnen gaan.

In juni 1995 heb ik u de discussienota Vitale Lerarenopleidingen ter informatie toegezonden. Deze discussienota heeft tot goede resultaten geleid. De nota heeft het mogelijk gemaakt dat er een proces op gang is gekomen waarbij alle betrokkenen actief zoeken naar oplossingen voor de problematiek waarmee de lerarenopleidingen kampen.

Dat proces heeft er tot nu toe in geresulteerd dat er overeenstemming met de HBO-Raad is over de hoofdlijnen van het beleid. Die overeenstemming is neergelegd in een Overeenkomst die ik – onder voorbehoud van instemming van de Tweede Kamer – op 5 december 1995 met de HBO-Raad heb gesloten.

Het ondertekenen van de overeenkomst is het startsein voor een vernieuwingsproces van de lerarenopleidingen, waar alle betrokkenen achter staan. Dit draagvlak is essentieel voor de slaagkans van het vernieuwingsproces.

Bij deze informeer ik u over de voortgang van het proces sinds de nota Vitale Lerarenopleidingen uitkwam, en leg ik de Overeenkomst aan u voor.

Ter inleiding

De nota Vitale Lerarenopleidingen beoogt het vernieuwingsproces van lerarenopleidingen te versnellen. De lerarenopleidingen zullen zich toerusten tot het opleiden van leraren voor de 21e eeuw, de leraren die moeten gaan functioneren in de school van de toekomst.

De etnisch heterogene samenleving, de Basisvorming, het proces van Weer Samen Naar School, de ROC-vorming, de ontwikkeling van de school tot professionele arbeidsorganisatie (vitaal leraarschap) vergen veel van de lerarenopleidingen. Deze opleidingen moeten niet alleen een adequaat antwoord kunnen bieden op de vragen van het scholenveld, maar daarin ook als stimulans optreden. In de nota heb ik voorstellen gedaan met betrekking tot doelmatigheids- en kwaliteitsverbetering.

Tevens zijn nieuwe initiatieven noodzakelijk.

De informatie- en communicatietechnologie gaat een steeds belangrijker rol spelen in het onderwijs. Dit vereist een ingrijpende vernieuwing van het curriculum en de organisatie van het onderwijsleerproces van de lerarenopleidingen. In de nota Vitale Lerarenopleidingen heb ik aangekondigd dat er regionale innovatiecentra voor informatietechnologie voor de lerarenopleidingen primair onderwijs ingericht worden.

In paragraaf 1 ga ik in op het traject dat ik sinds het verschijnen van de nota al heb ingezet om de toepassing van multimedia in het onderwijs te versnellen.

Paragraaf 2 is gewijd aan de overige belangrijkste voorstellen uit de discussienota.

Vervolgens informeer ik u in paragraaf 3 over de ontvangen schriftelijke reacties en over de reacties in het tot nu toe gevoerde overleg (zie ook bijlagen)1. De reacties waren over het algemeen positief.

Tenslotte komt de implementatie van de voorstellen, inclusief de financiering in paragraaf 4 aan de orde. Daarbij leg ik u de tekst van de Overeenkomst met de HBO-Raad voor. De Overeenkomst geeft aan op welke wijze, via een in te stellen procesmanagement Vitale Lerarenopleidingen, de vernieuwing van de lerarenopleidingen geïmplementeerd kan worden.

1. Informatietechnologie in de lerarenopleiding

Het onderwijs speelt een belangrijke rol in de sociale doorstroming. Via het onderwijs krijgen kinderen mogelijkheden («rijkdommen» aan taal, kennis, e.d.) die niet als vanzelfsprekend via de thuissituatie bereikt kunnen worden. Ook de «rijkdom» van multi-mediagebruik zal een element worden in de doorstroming naar hogere vormen van onderwijs.

Internationaal bezien kan geconstateerd worden dat lerarenopleidingen geen voortrekkersrol vervullen bij het bevorderen van het gebruik van informatietechnologie, waardoor deze ontwikkelingen ook te weinig doordringen in het onderwijs dat door de nieuwe leraren gegeven wordt.

We moeten voorkomen dat leraren, als oudere generatie, achterlopen bij een gedeelte van de kinderen aan wie zij onderwijs moeten geven. En tegelijkertijd moeten we voorkomen dat een ander deel van de leerlingen – dat deel dat thuis niet met computers leert omgaan – in een achterstandssituatie terechtkomt.

Voor deze ingrijpende vernieuwing is bundeling van expertise en financiën noodzakelijk. We kunnen ons niet permitteren dat elke lerarenopleiding afzonderlijk een eigen multimedia-pakket gaat ontwikkelen. Deze inspanning zou zelfs een internationaal verband verdienen. De Europese Unie stimuleert ook hier internationale samenwerking. Wij van onze kant hebben het initiatief genomen om onze inspanningen op dit gebied te delen met andere landen. De Noorse en Oostenrijkse onderwijsministers hebben daar al positief op gereageerd.

De nota Vitale Lerarenopleidingen stelt voor dat regionale innovatiecentra worden ingericht voor het ontwikkelen van 'de leeromgeving van de toekomst', een onderwijssituatie waarin de toepassingsmogelijkheden van de nieuwe multimedia worden benut.

Op dit voorstel is zeer positief gereageerd. Men onderschreef het belang van leraren die de vaardigheden hebben om met de nieuwe media in de klassesituatie om te gaan.

Daarbij hebben velen ervoor gepleit informatietechnologie ook binnen de lerarenopleidingen voortgezet onderwijs te stimuleren. Op basis van deze reacties, wil ik de reikwijdte van mijn oorspronkelijk voorstel graag uitbreiden: ik stel u voor de innovatiecentra voor informatietechnologie zowel een functie te laten vervullen voor de lerarenopleiding primair onderwijs als voor de lerarenopleiding voortgezet onderwijs. Daarbij wil ik wel vasthouden aan een fasering: eerst lerarenopleiding primair onderwijs, dan voortgezet onderwijs. Ik acht deze fasering wenselijk om een geconcentreerde aanpak mogelijk te maken.

Ik zou graag zien dat de innovaties op het gebied van multimedia met voortvarendheid worden aangepakt.

Daarom zal ik zeer binnenkort mede namens de Noorse en Oostenrijkse regeringen een commissie van internationale deskundigen installeren met als taak de drie onderwijsministers te adviseren over het multimediagebruik in het onderwijs.

De commissie krijgt tot taak:

– het schetsen van de contouren van een school van de toekomst. In het bijzonder ook de contouren van een lerarenopleiding die innovatief werkt op het gebied van multimedia en die zelf volledig gebruik maakt van de mogelijkheden van multimedia, de (wisselende) rol van de docent in deze school, de verschillende soorten beschikbare media, de behoeften aan leermaterialen.

– het schetsen van de weg waarlangs de school van de toekomst gerealiseerd wordt. De wijze waarop de docenten getraind moeten worden en de ontwikkeling van leermaterialen.

– het schetsen van de ruimtelijke en architecturale aspecten van de op te richten innovatiecentra.

Van deze commissie is Bill Gates van Microsoft de honorary president en neemt prof.dr. Tjeerd Plomp (Universiteit Twente) als enige Nederlands lid het werkvoorzitterschap op zich. De leden zijn: de Zweedse ex-minister van onderwijs Per Unckel, Margaret Bell, directeur van the National Council for Educational Technology (GB), Prof. Renate Schulz, hoofd van het Onderzoeksinstituut voor Onderwijsontwikkeling te Dortmund.

De commissie dient in het voorjaar van 1996 advies uit te brengen. Vervolgens zal in overleg met de HBO-Raad een traject uitgezet worden voor de implementatie.

2. De voorstellen van Vitale Lerarenopleidingen

Naast de initiatieven op het gebied van informatietechnologie acht ik het noodzakelijk aan de lopende vernieuwingsactiviteiten van de lerarenopleidingen een extra stimulans te geven, om de volgende redenen.

De eerste reden hangt samen met de intensiteit van de veranderingen in het primair en voortgezet onderwijs. De scholen zijn dermate in beweging dat van de lerarenopleidingen zeer grote veranderingen worden gevraagd. Bijvoorbeeld de ontwikkeling van de school tot een professionele arbeidsorganisatie (Vitaal Leraarschap), Weer Samen naar School, de Basisvorming de consequenties van opvattingen over leren leren, o.a. in het studiehuis, de onderwijskundige consequenties van de vorming van de Regionale Opleidingscentra in het secundair beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie.

De tweede reden is de geringe doelmatigheid van het huidige functioneren van de lerarenopleidingen. De lerarenopleidingen zijn vaak kleine instellingen en/of kleine opleidingen. Het is niet mogelijk binnen die context een effectief en adequaat antwoord te formuleren op de bovengenoemde veranderingen. Een intensieve samenwerking tussen soortgelijke opleidingen is noodzakelijk: het gaat zowel om bundeling van de benodigde expertise als om het doelmatig aanwenden van financiële investeringen.

De noodzakelijke vernieuwing van de opleidingen heb ik met de discussienota Vitale Lerarenopleidingen willen stimuleren door de volgende voorstellen:

a. De vorming van samenwerkingsverbanden tussen soortgelijke lerarenopleidingen. Ik doel op regionale samenwerking tussen lerarenopleidingen basisonderwijs en landelijke samenwerking tussen lerarenopleidingen voortgezet onderwijs, uiteraard naast mogelijke andere samenwerkingsverbanden.

Deze samenwerkingsverbanden moeten in elk geval taken hebben op het gebied van deskundigheidsbevordering van het personeel (docenten en management) en taakverdeling. Ook de innovatiecentra voor informatietechnologie zullen geplaatst worden binnen deze regionale samenwerkingsverbanden van lerarenopleidingen basisonderwijs. Andere mogelijke taken van de samenwerkingsverbanden liggen op het gebied van de relaties tussen scholen en lerarenopleidingen. Een regionale aanpak zal bevorderlijk zijn voor de afstemming van nascholing en voor de werving van stageplaatsen en plaatsen voor de leraar-in-opleiding.

b. De ontwikkeling van een gezamenlijk curriculum.

c. De hervorming van de tweedegraads lerarenopleiding in verband met de ontwikkeling van leergebieden in de Basisvorming en de in verband met de ontwikkelingen door de ROC-vorming.

d. Verdere professionalisering van de lerarenopleiders en van het management.

3. De ontvangen reacties

De nota Vitale Lerarenopleidingen heeft de status van een discussienota, omdat de voorstellen alleen kunnen werken als de lerarenopleidingen en de scholen zich ervoor willen inzetten. Als betrokkenen er niet achter staan, levert het van bovenaf opleggen van samenwerking alleen papieren constructies op. Ook personeelsuitwisseling tussen scholen en opleidingen komt niet van de grond als beide partijen er het voordeel niet van inzien.

De discussie over Vitale Lerarenopleidingen is daarom uitgebreid gevoerd. Er is bijvoorbeeld een congres geweest van de VELON (Vereniging van Lerarenopleiders in Nederland). De Onderwijsraad heeft uitvoerig geadviseerd (zie bijlage)1. Tevens is overleg gevoerd met het onderwijsoverleg voor het primair en voortgezet onderwijs en met de BVE-Kamer (zie bijlagen)1 en met de HBO-Raad. In deze paragraaf zal ik op de reacties ingaan.

a. samenwerkingsverbanden

Het eerste voorstel betreft de vorming van de samenwerkingsverbanden met als doel vergroting van de doelmatigheid en de kwaliteit van de lerarenopleidingen. De reacties hierop waren ambivalent.

Enerzijds werd de noodzaak breed onderschreven dat bundeling van expertise op het terrein van onderwijsontwikkeling gewenst was. Daarbij is zeker ook voor de ontwikkeling van toepassingen van informatietechnologie een zekere 'massa' noodzakelijk.

Men onderschreef ook de keus in Vitale Lerarenopleidingen om de nodige bundeling van krachten in eerste instantie te proberen te bereiken via samenwerkingsverbanden, en niet via een gedwongen fusie-operatie. Alle overlegpartners waren het ermee eens dat deze samenwerking niet vrijblijvend zou moeten zijn, maar daadwerkelijk schaalvoordelen zou moeten opleveren. Anderzijds is mijn notitie soms zo gelezen dat ik de huidige samenwerkingsverbanden binnen gevormde educatieve faculteiten of educatieve netwerken, zou afwijzen als ongewenst. Hier wil ik benadrukken dat dit niet het geval is. Maar, zoals ik al eerder aan de Kamer heb bericht (Kamerstuknr. 23 900 VIII, nr. 52 van 30 november 1994), de vorming van de educatieve netwerken leverde niet genoeg resultaat op voor de vernieuwing van de initiële opleidingen. Voor de verbetering van de opleidingsprogramma's van de lerarenopleidingen zijn samenwerkingsverbanden tussen de opleidingen zelf echt noodzakelijk. Dat wil zeggen dat daarnaast ook andere samenwerkingsverbanden mogelijk en gewenst zijn.

Deze optie geldt ook voor de lerarenopleidingen die samenwerken op denominatieve gronden. Bundeling van expertise, bijvoorbeeld om de eigen levensbeschouwelijke identiteit inhoudelijk te verdiepen, is natuurlijk een goede zaak. Maar daarnaast blijft regionale bundeling noodzakelijk, onder meer om redenen van doelmatigheid (bijvoorbeeld de innovatiecentra en de verdeling van taken bij het aanbieden van specialisaties).

De discussies, o.a. in het Onderwijsoverleg en met de HBO-Raad, hebben ertoe geleid dat de noodzaak van samenwerkingsverbanden erkend wordt.

De HBO-Raad onderschrijft het streven naar samenwerkingsverbanden, neergelegd in samenwerkingsovereenkomsten. Met de Raad kies ik voor een procesmatige aanpak, waarbij in de loop van het proces meer duidelijk moet komen over de doelstellingen en criteria waaraan de samenwerking moet voldoen. Daarbij acht ik het waarschijnlijk dat de samenwerkingsverbanden zullen groeien in functies en verantwoordelijkheden. In de overeenkomst die ik met de HBO-Raad heb gesloten, is sprake van een procesmanagement (zie paragraaf 4). Dit procesmanagement krijgt, behalve een adviserende taak, ook een belangrijke stimulerende taak bij de totstandkoming van de samenwerkingsverbanden.

De Onderwijsraad waarschuwde voor het gevaar van onduidelijke verantwoordelijkheidsverdelingen tussen samenwerkingsverband en bevoegd gezag. De gekozen werkwijze lijkt mij voldoende garanties te geven voor het vermijden van deze ongewenste neveneffecten.

In de nota Vitale Lerarenopleidingen heb ik voorstellen gedaan voor de taken van de samenwerkingsverbanden. Hiervan zijn de voornaamste: deskundigheidsbevordering van het personeel en taakverdeling. Taakverdeling betreft de onderwijsontwikkeling en de onderwijsvoorziening. Deze gedachte vond steun. Zeer veel steun heeft de aandacht voor deskundigheidsbevordering en professionalisering gekregen (zie hieronder).

b. gezamenlijk curriculum

In de nota Vitale Lerarenopleidingen heb ik ook het voorstel gedaan van een gezamenlijk curriculum. Voor alle duidelijkheid: het betreft hier niet een door de overheid ontwikkeld of door de overheid vastgesteld curriculum. Waar het mij om gaat is de bundeling van de expertise. Vele overlegpartners ondersteunden dit, maar gaven tevens aan dat het curriculum wel ruimte moet laten aan de docent om creatief om te gaan met onderwijsleersituaties en aan de instelling voor een eigen kleuring van het onderwijs. Men doelde hier onder meer op de denominatieve profilering.

Met beide opmerkingen ben ik het eens.

De uitkomst van het overleg met de HBO-Raad, zoals neergelegd in de Overeenkomst, is dat er overeenstemming is over het tot stand brengen van één of enkele (maximaal drie) gezamenlijke curricula van Pabo's en NLO's, waarbij zo'n 70% van de inhoud gemeenschappelijk zal zijn.

Vanzelfsprekend gelden de beroepsprofielen en de startbekwaamheidseisen voor het primair onderwijs en voor het voortgezet onderwijs, het beroepsonderwijs en de volwasseneducatie als gemeenschappelijk uitgangspunt voor de lerarenopleidingen. Daaruit worden de gemeenschappelijke kernkwalificaties voor de lerarenopleidingen afgeleid. Dit vormt het kader voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijk curriculum.

Sommigen merkten op dat de 70% gemeenschappelijkheid arbitrair was. Dat geef ik voluit toe: mijn intentie is dat een substantieel deel gemeenschappelijk is en 70 % is daarvoor een indicatie. In het ontwikkelingsproces zal blijken welk gemeenschappelijk percentage zinvol is. Dat kan iets minder maar wellicht ook zelfs meer dan 70% worden.

Velen onderschreven het belang van betrokkenheid van externe deskundigen bij de curriculumontwikkeling. Daarbij zijn de ouders ook expliciet genoemd. Dat wil ik graag bevestigen.

c. vakverbreding in de tweedegraads lerarenopleiding

Tot nu toe geven de lerarenopleiding onvoldoende vorm aan de vakverbreding die noodzakelijk is om aan te sluiten op de eisen die de Basisvorming stelt.

Maar het voorstel van vakverbreding, bepleit vanuit het scholenveld, ondervond wel instemming bij de lerarenopleidingen. Discussie ontstond niet over het principe van vakverbreding, maar over de concretisering in het opleidingsmodel. De lerarenopleidingen stelden vraagtekens bij de voorgestelde verbrede propaedeuse omdat studenten vaak voor een bepaald vak kiezen en niet voor het beroep van leraar. Zij vreesden dat de studenteninstroom zou terug lopen.

De Onderwijsraad vroeg aandacht voor de vakinhoudelijke kennis: deze mag niet teveel in het gedrang komen en moet ook voor het BVE-veld voldoen. Gezien de reacties lijkt het mij daarom zinnig over de operationalisering een nadere verkenning te doen uitvoeren, waarbij naast de voorgestelde vijf brede propaedeuses ook andere modellen onderzocht kunnen worden. Het procesmanagement (zie paragraaf 4) krijgt de taak deze nadere verkenning uit te voeren en zal hierover op korte termijn een voorstel doen, opdat daarna spoedig gestart kan worden met de ontwikkeling van het gezamenlijke curriculum van de beoogde, hervormde opleidingen.

d. professionalisering van docenten en management

De noodzaak van verdere professionalisering van docenten en management, wordt breed onderschreven.

Met name de (recente) praktijkervaring van lerarenopleiders verdient de aandacht, vinden de scholen, de Onderwijsraad en de lerarenopleidingen. Dat geldt zowel voor al langer functionerende docenten als voor startende docenten. Ik ben voornemens de rechtspositionele belemmeringen weg te nemen voor docenten Hoger Pedagogisch Onderwijs, zodat veldstages of een reguliere uitwisseling met de scholen beter mogelijk worden. Daarnaast is met name voor de lerarenopleiding basisonderwijs de benoembaarheidsregeling een blokkade om docenten aan te stellen met recente ervaring in het basisonderwijs. Er is namelijk een eerstegraads bevoegdheid vereist om aan een lerarenopleiding te doceren. Ik wil dat wijzigen in een opleiding Hoger Onderwijs en een didactische cursus die in ieder geval een stevige stage omvat in het betreffende scholenveld.

Samenvattend:

De voorstellen voor vernieuwing van de lerarenopleidingen hebben tot veel discussie geleid en uiteindelijk ook veel steun gekregen. De discussie ging veelal over de operationalisering en de rol van de overheid daarbij. De instellingen bepleitten vooral dat er voldoende ruimte moet blijven voor initiatieven vanuit de instellingen zelf. Door de gevoerde discussie en door de uitkomst daarvan in de Overeenkomst ben ik optimistisch over de bereidheid bij de instellingen hun opleidingen te vernieuwen in de gewenste richting.

Daarom is in de Overeenkomst ruimte gelaten voor de uitwerking van de voorstellen met inbreng van de instellingen en van externe deskundigen. Dit proces wordt aangestuurd en bewaakt door een procesmanagement.

Het moge duidelijk zijn dat dit proces niet mag mislukken. Ik zal het proces nauwlettend volgen vanuit mijn verantwoordelijkheid als vakminister.

4. De implementatie van de voorstellen

Het overleg dat ik met de HBO-Raad heb gevoerd, heeft geleid tot overeenstemming over de hoofdlijnen van beleid en over de aanpak van het vernieuwingsproces.

Die overeenstemming is neergelegd in een Overeenkomst.

Bijgevoegd vindt u deze Overeenkomst die ik – onder voorbehoud van uw instemming – met de Raad heb gesloten. In een memorie van toelichting worden afspraken gemaakt over de operationalisering van die hoofdlijnen en de wijze van implementatie. Hierbij zal een procesmanagement dat door de HBO-Raad wordt ingesteld, een centrale functie vervullen.

Het sluiten van zo'n overeenkomst heeft naar mijn mening vele positieve kanten. Er is in de wederzijdse gedachtenvorming een proces op gang gekomen; de direct betrokkenen hebben daarbij een rol gespeeld. Daarmee zijn de voorwaarden gecreëerd om tot een goede implementatie te komen.

Deze overeenkomst is een stap vooruit. Ik leg hem u hierbij voor1.

De lerarenopleidingen zullen zelf hun vernieuwingsproces moeten vormgeven. Het procesmanagement kan daarbij een regisseur zijn. Het heeft een stimulerende en coördinerende taak en zal adviseren over de operationalisering van afspraken die in de overeenkomst zijn vastgelegd. De procescoördinator zal starten met de formulering van een plan van aanpak en legt dat binnen drie maanden na instelling van het procesmanagement ter goedkeuring aan de HBO-Raad en aan mij voor.

Het procesmanagement bestaat uit drie personen.

Het zal worden begeleid door een klankbordgroep bestaande uit leden afkomstig uit de lerarenopleidingen, het ministerie en het scholenveld. Ik acht het van groot belang dat de scholen betrokken zijn bij de vernieuwing van de opleidingen. Het procesmanagement zal daarom ook contact onderhouden met de procesmanagements in de scholenvelden. In de overeenkomst is bovendien voorzien dat bij de curriculumontwikkeling ook externe deskundigen van buiten de hogescholen betrokken worden. Onder andere scholen en ouders behoren tot die «externe deskundigen».

Het vernieuwingsproces dat voortkomt uit Vitale Lerarenopleidingen vraagt een grote investering van alle betrokkenen, zowel in termen van expertise en betrokkenheid, als ook financieel. Daarom is in het HOOP en in de rijksbegroting aangegeven dat de lerarenopleidingen prioriteit zijn bij de toekenning van projecten uit het Studeerbaarheidsfonds. In de Overeenkomst wordt de start aangekondigd van een fonds voor de lerarenopleidingen. In dat fonds komen de gelden bijeen die bedoeld zijn voor de vernieuwing van de lerarenopleidingen, in casu de gelden ten behoeve van de educatieve faculteiten en de PABO-up. Ik wil hierbij benadrukken dat de PABO-up structureel beschikbaar blijft voor de lerarenopleidingen. De toekenning ervan vindt niet meer automatisch plaats, maar op grond van specifieke vernieuwingsprojecten. Een aanpak die, zo vindt ook de HBO-Raad, een meer gerichte besteding van de middelen bevordert. Over de criteria, die ik bij toekenning van de middelen zal hanteren, zal ik nog overleggen met de HBO-Raad. In ieder geval zullen daartoe behoren de mate van samenwerking tussen de lerarenopleidingen en de integratie van informatietechnologie binnen de lerarenopleidingen.

De steun op hoofdlijnen van de lerarenopleidingen, de beschikbare financiële middelen en de betrokkenheid van hogescholen en scholen, doen mij vertrouwen hebben in een procesmatige aanpak. Door de overeenkomst, waaraan u, naar ik hoop, uw instemming wilt geven, zou volgens mij een belangrijke stap vooruit worden gezet in de vernieuwing van de lerarenopleidingen. Een gezamenlijke inspanning om scholen te voorzien van adequaat opgeleide leraren voor de 21e eeuw. Een nieuw type leraar voor de zich nu tot professionele arbeidsorganisaties ontwikkelende scholen. Vitale lerarenopleidingen zijn zo het complement van het Vitaal Leraarschap in scholen zelf.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven