23 231
Voorstel van wet van de leden De Korte en Van Rey tot wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en de Wet op de loonbelasting 1964 met het oog op een geleidelijke afschaffing van de mogelijkheden tot overdracht van de basisaftrek in het kader van het streven naar een verdergaande individualisering

nr. 19
BRIEF HOUDENDE INTREKKING VAN HET WETSVOORSTEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 22 november 1996

Hierbij deel ik u mede dat ik wetsontwerp 23 231, Voorstel van wet van de leden De Korte en Van Rey tot wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en de Wet op de loonbelasting 1964 met het oog op beperking van de mogelijkheden tot overdracht van de basisaftrek in het kader van het streven naar een verdergaande fiscale individualisering, intrek.

Doordat gezinnen waarvan alleen de man werkt belastingvoordeel genieten in de vorm van voetoverheveling wordt de arbeidsparticipatie door vrouwen ontmoedigd. Dit gegeven was aanleiding om voor te stellen om deze voetoverheveling af te schaffen. Kostwinnersvoordelen worden namelijk vaak gezien als een drempel voor (her)intreding tot de arbeidsmarkt van vrouwen met een verdienende partner. Vooral bij partners met een laag inkomen kan de voetoverheveling een belangrijk motief zijn om de arbeidsmarkt niet te betreden. Dit gegeven gecombineerd met het feit dat de lage participatiegraad van de beroepsbevolking één van de belangrijkste onevenwichtigheden in de Nederlandse economie vormt is oorzaak geweest van het streven naar verandering. De voorgestelde maatregel zou slechts moeten gelden voor de «jonge generatie» om zo het effect van terugwerkende kracht uit te kunnen bannen («cohortsgewijze afschaffing»).

De opbrengst van dit wetsvoorstel zou moeten worden besteed aan het creëren van een «kinderfaciliteit», waardoor ouders van kinderen jonger dan twaalf jaar een extra financiële tegemoetkoming zouden genieten.

De reden van intrekking is gelegen in het feit dat in de uitvoeringsproblematiek een aantal onoplosbare knelpunten zijn gesignaleerd die helaas niet op korte termijn tot een oplossing kunnen leiden. Ik betreur het ten zeerste dat een verdergaande fiscale individualisering die door velen in het land wordt toegejuichd, en in het regeeraccoord 19941 werd beoogd, thans niet tot uitvoering kan worden gebracht.

Ik vertrouw erop dat dit bij de volgende kabinetsformatie wederom weer op de agenda staat.

Van Rey


XNoot
1

Zie 23 715, nr. 11, p. 28 eerste en tweede alinea.

Naar boven