23 181
Agentschappen bij het Ministerie van Defensie

nr. 3
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 20 juni 1995

De vaste commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Defensie over zijn brief van 22 maart jl. inzake de instelling van een agentschap Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (23 181, nr. 2).

De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 20 juni 1995.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Korthals

De griffier van de commissie,

Teunissen

1

Heeft het kabinetsstandpunt van 3 mei jl. (brief van de minister van Binnenlandse Zaken, mede namens de Minister van Financiën) inzake het rapport van de Algemene Rekenkamer over zelfstandige bestuursorganen en ministeriële verantwoordelijkheid consequenties ten aanzien van de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen?

Neen, het rapport van de Algemene Rekenkamer en het daarover ingenomen kabinetsstandpunt handelen over (externe) zelfstandige bestuursorganen (ZBO's). Daarbij wordt de omvang van de ministeriële verantwoordelijkheid op basis van een wettelijke regeling beperkt. Agentschappen zijn daarentegen intern verzelfstandigde diensten, waarbij de ministeriële verantwoordelijkheid geen wijziging ondergaat, maar uitsluitend het beheersmatige regime wordt aangepast.

2

Hoe is de herbouwwaarde bepaald? Speelt het Ministerie van Financiën hierbij een rol? Is het begrip herbouwwaarde hetzelfde als taxatiewaarde?

Onder herbouwwaarde wordt verstaan de uitgaven die nodig zijn om het onroerend goed van Defensie te vervangen door dezelfde hoeveelheid onroerend goed met dezelfde functionele mogelijkheden. Bij de vaststelling van de herbouwwaarde heeft het ministerie van Financiën geen directe rol gespeeld. Er bestaat geen directe relatie met de taxatiewaarde van het onroerend goed in het vrije verkeer.

3, 4 en 17

Heeft DGWT in feite niet steeds te maken met één klant, te weten Defensie? Of komen er wel situaties voor met meerdere klanten?

Welke beperkingen heeft DGWT als gevolg van het feit dat Defensie zeker gesteld moet zijn van de beschikbaarheid van het juiste onroerend goed?

Is het ook de bedoeling dat het te vormen agentschap DGWT zijn produkten kan aanbieden aan andere afnemers dan de krijgsmachtdelen? Hoe worden in dat geval de belangen van de krijgsmachtdelen ontzien?

DGWT richt zich als vastgoedbeheerder vooral op de interne defensiemarkt. Daar zijn de drie krijgsmachtdelen en de Koninklijke marechaussee als belangrijkste afnemers te onderscheiden. Daarnaast krijgt DGWT als agentschap de mogelijkheid zich te bewegen op de markt van de rijksoverheid als geheel.

Om de onroerend goed-belangen van de krijgsmachtdelen en de Koninklijke marechaussee te waarborgen en zeker te stellen dat Defensie over het juiste onroerend goed kan beschikken, werkt DGWT in de eerste plaats voor Defensie. Dat legt DGWT overigens geen beperkingen op.

5

Zal de verzelfstandiging van DGWT betekenen dat de inkomsten van Defensie voor op de markt aangeboden produkten en diensten zullen stijgen?

Voor zover DGWT diensten levert aan andere onderdelen van de rijksoverheid worden hiermee inkomsten voor Defensie gegenereerd. Aangezien DGWT zich vooral op de defensiemarkt richt (zie ook het antwoord op vragen 3,4 en 17) zullen die vermoedelijk beperkt zijn.

6

Hoe kan worden verzekerd, dat bedoelde produkten en diensten concurrerend worden aangeboden?

Zowel bij de samenstelling van het dienstenpakket van DGWT als bij de vaststelling van de te hanteren tarieven is een marktconforme benadering gevolgd. Daarmee wordt verzekerd dat de produkten en diensten concurrerend worden aangeboden.

7

Bestaat een vooruitzicht op toekomstige afstotingen c.q. medegebruik door derden van onroerend goed die lucht brengen in de defensiebegroting?

Neen. In de defensiebegroting en meerjarenramingen is overigens rekening gehouden met een opbrengst verkoop roerende en onroerend zaken. Met het ministerie van Financiën is in de zogenaamde Middelenafspraak overeengekomen dat deze opbrengsten na aftrek van een franchise, worden toegevoegd aan het defensiebudget.

8

De minister benadrukt heel sterk zijn ministeriële verantwoordelijkheid van het onroerend goed. Waarom is dan toch gekozen voor een Agentschap?

Het overgrote deel van de door DGWT geleverde produkten en diensten is bij uitstek geschikt om op een marktconforme manier te worden aangeboden. Daarbij worden de kosten zoveel mogelijk zichtbaar gemaakt en met de afnemers verrekend.

De ministeriële verantwoordelijkheid voor het onroerend goed bij Defensie weegt zo zwaar, dat die onverkort van kracht dient te blijven. Daarom is gekozen voor interne – en niet voor externe verzelfstandiging. Vervolgens is geopteerd voor de agentschapstatus om te bewerkstelligen dat zoveel mogelijk in een marktconforme omgeving wordt gepresteerd.

9

Op basis van welke veronderstellingen is de verwachting gebaseerd dat door de zakelijke relatie tussen afnemers en DGWT de efficiency bij zowel de afnemers als DGWT zal worden verbeterd?

Door de zakelijke relatie tussen DGWT en zijn afnemers worden de klanten gedwongen kritisch te beoordelen of de behoefte aan het gevraagde produkt zodanig is dat men bereid is de daarvoor gevraagde prijs te betalen. DGWT is genoodzaakt zodanig efficiënt te werken, dat onder marktconforme condities kan worden geoffreerd.

10, 11

Is de risico-analyse beschikbaar, aan de hand waarvan wordt vastgesteld welke risico's binnen de AO worden afgedekt en welke risico's moeten worden verminderd door middel van verbijzonderde interne controle?

Indien de risico-analyse beschikbaar is, is al een begin gemaakt met het opstellen en daadwerkelijk uitvoeren van controlebeleid gebaseerd op de risico-analyse?

De risico-analyse is inmiddels beschikbaar. De resultaten hiervan worden momenteel verwerkt in de administratieve organisatie van DGWT en, voorzover nodig, in het interne controlebeleid. Een belangrijk onderdeel van dit beleid is het aanpassen van de reeds bestaande interne controle-organisatie van DGWT aan de veranderde eisen die het werken in de agentschapsituatie met zich meebrengt. Met deze aanpassing is inmiddels een begin gemaakt.

12, 14

Op welke wijze worden de integrale kosten voor de produkten en diensten van DGWT berekend terwijl sprake is van een monopoliepositie?

Welke niet-strategische produkten kunnen bij DGWT dan wel elders worden afgenomen?

In de situatie dat DGWT als agentschap opereert is er geen sprake (meer) van een monopoliepositie. Voor de niet-strategische produkten en diensten die DGWT levert en die ook op de vrije markt verkrijgbaar zijn geldt geen gedwongen winkelnering. Wel wordt een offerterecht ingevoerd, waarbij de krijgsmachtdelen worden verplicht eerst een offerte bij DGWT aan te vragen.

13

Op welke wijze worden de belangen van de Kmar in de bestuursraad DGWT behartigd?

De belangen van de Koninklijke marechaussee (Kmar) worden in de Bestuursraad DGWT door de Kmar zelf behartigd. Overeenkomstig artikel 2, lid b van de Instellingsbeschikking van de Bestuursaad DGWT 1994 d.d. 27 september 1994 is de commandant van het Wapen der Koninklijke marechaussee of een door hem aan te wijzen vertegenwoordiger, lid van de Raad.

14

Welke niet-strategische produkten kunnen bij DGWT dan wel elders worden afgenomen?

Zie antwoord vraag 12

15

Als de afnemers c.q. krijgsmachtdelen besluiten om niet- strategische produkten elders in de markt af te nemen, in hoeverre kan dit consequenties hebben voor de omvang van de DGWT-organisatie?

Voor zover vermindering van de omzet van DGWT een structureel karakter heeft en voor zover dit omzetverlies niet kan worden opgevangen door compensatie vanuit de rijksoverheidsmarkt (zie ook het antwoord op vraag 3) zal dit moeten leiden tot verlaging van de kosten van de DGWT-organisatie. Een belangrijk uitgangspunt bij de omvorming tot agentschap is immers dat de integrale kosten van DGWT worden gedekt uit de inkomsten.

16

Welke zijn de personele gevolgen van de reorganisatie DGWT?

De verwachte ontwikkeling van de personele sterkte van DGWT (uitgedrukt in volle tijds-equivalenten) over de jaren 1996–1999 is als volgt:

1996: 1382

1997: 1279

1998: 1199

1999: 1156

Afhankelijk van de behoefte aan capaciteit wordt dit bestand aangevuld met tijdelijk personeel.

17

Is het ook de bedoeling dat het te vormen agentschap DGWT zijn produkten kan aanbieden aan andere afnemers dan de krijgsmachtdelen? Hoe worden in dat geval de belangen van de krijgsmachtdelen ontzien?

Zie antwoord vraag 3

18

Wat betekent het instellen van het agentschap DGWT voor het houden van bijzondere, niet aan een krijgsmachtdeel gebonden, manifestaties en voor aankomst- en vertrekfaciliteiten e.d. op defensieterreinen?

De omvorming van DGWT tot agentschap heeft op zich geen gevolgen voor de mogelijkheden van medegebruik van defensieterreinen door derden. De bemiddelende rol die DGWT hierin speelt, blijft ook in de toekomst gehandhaafd.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Mateman (CDA), Wolters (CDA), Korthals (VVD), voorzitter, Weisglas (VVD), H. Vos (PvdA), Van den Berg (SGP), Van Traa (PvdA), Van Gelder (PvdA), Zijlstra (PvdA), Hillen (CDA), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Van Hoof (VVD), Hoekema (D66), Bukman (CDA), ondervoorzitter, Leerkes (U55+), De Koning (D66), Voûte-Droste (VVD), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verkerk (VERK), Van Waning (D66), Sterk (PvdA), Van den Doel (VVD) en vacature (CD).

Plv. leden: Terpstra (CDA), Beinema (CDA), Van Rey (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Dijksman (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Houda (PvdA), Middel (PvdA), Oudkerk (PvdA), Verhagen (CDA), Woltjer (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Hoogervorst (VVD), Ter Veer (D66), Mulder-van Dam (CDA), Stellingwerf (RPF), De Hoop Scheffer (CDA), Hessing (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Wingerden (WING), Roethof (D66), Rehwinkel (PvdA), Keur (VVD) en Marijnissen (SP).

Naar boven