23 171
Agentschappen

28 737
Evaluatie van het baten-lastenmodel

nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 oktober 2003

1. Inleiding

Met mijn brief van 31 maart 2001 (TK 2000–2001, 23 171, nummer 4) is de tijdelijke agentschapstatus geïntroduceerd. Als ontwikkeling is destijds gesignaleerd dat enkele extern verzelfstandigde diensten weer terugkeren binnen de grenzen van een ministerie waarbij de agentschapstatus wenselijk wordt geacht. In deze brief kom ik nader terug op uw vragen over de toepassing van de voorhangprocedure voor de toekenning van de tijdelijke agentschapstatus en stel ik voor de doelgroep te verbreden.

2. Achtergrond introductie tijdelijke agentschapstatus

De tijdelijke agentschapstatus – zoals die in maart 2001 is geïntroduceerd – is bedoeld voor diensten die teruggehaald worden binnen de grenzen van een ministerie. Dit wordt vooral ingegeven door de politieke wens om meer grip te kunnen krijgen op de uitvoering van de taken die deze organisaties uitvoeren. De taakuitvoering onder de volledige ministeriële verantwoordelijkheid brengen staat voorop.

Deze voorheen extern verzelfstandigde diensten voeren al een baten-lastenadministratie. Binnen de rijksdienst hebben evenwel alleen agentschappen toestemming om het afwijkende beheer van een baten-lastenadministratie te voeren. Om doelmatigheidsgronden wordt aan de voorheen extern verzelfstandigde diensten toegestaan dat deze als overgang naar de volwaardige agentschapstatus de baten-lastenadministratie mogen blijven voeren. De tijdelijke agentschapstatus biedt de tijd om de vereiste organisatorische veranderingen door te voeren en alsnog aan de instellingsvoorwaarden te gaan voldoen.

De tijdelijke agentschapstatus is voor het terughalen van een aantal extern verzelfstandigde diensten toegepast. Vaak wordt de terugkerende organisatie gefuseerd met een departementale dienst. Aan het totaal van deze gefuseerde organisatie is dan de tijdelijke agentschapstatus toegekend. Om voldoende waarborgen te hebben dat de organisatie het potentieel heeft om aan de instellingsvoorwaarden voor agentschappen te voldoen, wordt door het Begeleidingsteam Verzelfstandigingen een aanvangsdoorlichting gedaan.

De tijdelijke agentschapstatus is tot op heden toegekend aan het agentschap SZW (per 1 januari 2003 omgezet in een volwaardige agentschapstatus), de Inspectie Werk & Inkomen (SZW; beoogde datum volwaardige status is 1 januari 2005), het Studiecentrum Rechtspleging (Justitie; beoogde datum volwaardige status is 1 januari 2005), Novem (EZ; aanvraag voor volwaardige agentschapstatus per 1 januari 2004 is ingediend), het Nederlands Vaccin Instituut (VWS; beoogde datum volwaardige status is 1 januari 2005) en de Voedsel en Waren Autoriteit (LNV en voorheen VWS; beoogde datum volwaardige status is 1 januari 2006).

3. Doelgroep voor het instrument tijdelijke agentschapstatus

De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) wijkt af van de doelgroep waarvoor het instrument tijdelijke agentschapstatus in 2001 geïntroduceerd is. Er is immers geen sprake geweest van het terugkeren binnen de rijksdienst van een extern verzelfstandigde organisatie. In de brief van 23 januari 2003 waarin u over de verlening van de status voor de VWA bent geïnformeerd (TK 2002–2003, 26 991, nummer 81), staat dit ook toegelicht. De VWA is een fusie van de bestaande agentschappen Rijksdienst voor de Keuring van Vee en Vlees (RVV) en de Keuringsdienst van Waren (KvW) uitgebreid met een kleine centrale staf. Voor de toekenning van de tijdelijke agentschapstatus is geen aanvangsdoorlichting door het Begeleidingsteam Verzelfstandigingen nodig geacht.

De toekenning is gemotiveerd met het feit dat de VWA een fusie van twee bestaande agentschappen is die op zich zelf al moeten voldoen aan de instellingsvoorwaarden voor agentschappen. Door de fusie is aanpassing van de bestuurlijke inbedding nodig en ontstaan verder gevolgen door de harmonisatie of zelfs integratie van werkprocessen. Dit maakt dat de fusieorganisatie als totaal tijdelijk strikt genomen niet volledig voldoet aan de instellingsvoorwaarden voor agentschappen. Het gaan voldoen aan de instellingsvoorwaarden is uitsluitend mogelijk als de fusiepartners in één organisatie en onder één leiding staan. Om deze redenen heeft de Ministerraad besloten tot toepassing van de tijdelijke agentschapstatus.

Nu doet zich bij het ministerie van Landbouw bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een min of meer vergelijkbare situatie voor. Het betreft een fusie van de bestaande agentschappen Bureau Heffingen en Laser en de gewone diensten Loket LNV en Basisregistraties LNV tot de Dienst Regelingen LNV (DRL). De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit informeert u afzonderlijk over deze voorgenomen fusie en de wens om daaraan de tijdelijke agentschapstatus toe te kennen.

De komende jaren kan het zich vaker gaan voordoen dat onderdelen van ministeries gaan fuseren. De doelstelling om de rijksoverheid efficiënter te laten werken, ligt hier veelal aan ten grondslag. De volgende situaties kunnen zich dan voor doen:

• Een organisatie die van buiten de rijksoverheid wordt teruggehaald binnen de grenzen van een ministerie (zoals bij Novem en SSR) eventueel met samenvoeging van een gewone dienst (zoals bij het agentschap SZW, IWI en NVI).

• Twee bestaande agentschappen die gaan fuseren tot een nieuw agentschap (zoals bij de Voedsel en Waren Autoriteit).

• Een agentschap dat gaat fuseren met een gewone dienst (zoals bij de Dienst Regelingen LNV) of met een tijdelijk agentschap.

Het is dan niet vanzelfsprekend dat de gefuseerde organisatie direct en volledig aan de instellingsvoorwaarden voldoet. Als gevolg van de fusie wordt veelal een integratie van werkprocessen gezocht, hetgeen betekent dat er eerst aanpassingen moeten worden aangebracht voordat de desbetreffende dienst als totaal weer voldoet aan de instellingsvoorwaarden. Om de fusie niet te belemmeren en zo de efficiency zo snel mogelijk te kunnen realiseren, ben ik voornemens de tijdelijke agentschapstatus hiervoor te benutten. Dit betekent een verbreding van de doelgroep voor het instrument van de tijdelijke agentschapstatus.

Net als u hecht ik aan voldoende waarborgen dat de tijdelijke agentschapstatus inderdaad ook een opstap is naar de volwaardige agentschapstatus. Normaliter wordt door het Begeleidingsteam Verzelfstandigingen een aanvangsdoorlichting uitgevoerd om vast te stellen of de desbetreffende dienst wel het potentieel heeft om na afloop van het overgangsregime te voldoen aan de instellingsvoorwaarden. Wanneer bestaande agentschappen met elkaar fuseren, lijkt deze doorlichting overbodig. Immers, de afzonderlijke agentschappen hebben zich reeds eerder gekwalificeerd voor de agentschapstatus. In de situaties dat in de fusie ook gewone departementsonderdelen meegaan, wordt wel een aanvangsdoorlichting verricht. De diepgang van deze doorlichting is afhankelijk van het aandeel van deze diensten in de fusie. Het plan van aanpak waarin de ontwikkeling van het tijdelijke agentschap tot een volwaardig agentschap wordt beschreven, vormt eveneens een belangrijke waarborg. Dit plan van aanpak wordt dan ook in het vervolg voorafgaand aan de beoogde start als tijdelijk agentschap aan u verzonden.

4. Toepassing voorhangprocedure

Bij de vragen die u gesteld heeft over de tweede rijksbrede evaluatie van het agentschapmodel (TK 2002–2003, 28 737 nummer 2) heeft u aangegeven te hechten aan de toepassing van de in de Comptabiliteitswet opgenomen voorhangprocedure. Tot op heden is de voorhangprocedure uitsluitend toegepast bij de toekenning van een volwaardige agentschapstatus. In het vervolg zal deze overeenkomstig uw wens ook worden toegepast bij de toekenning van de tijdelijke agentschapstatus. Een voornemen om de tijdelijke agentschapstatus toe te kennen wordt u schriftelijk gemeld. In de desbetreffende brief wordt waar aan de orde eveneens ingegaan op de door het Begeleidingsteam Verzelfstandigingen verrichte aanvangsdoorlichting en op de hoofdlijnen van het plan van aanpak voor de omzetting van de beoogde tijdelijke status in een volwaardige agentschapstatus. Een uitgewerkt plan van aanpak wordt dan later maar ook nog voor de start als tijdelijk agentschap aan u toegestuurd.

Artikel 18 derde lid uit de Comptabiliteitswet 2001 biedt mij de mogelijkheid aanvullende regels te stellen voor agentschappen. Zoals in de beantwoording van de kamervragen op 21 mei 2003 aangegeven (TK 2002–2003, 28 737 nummer 2), zal ik deze bevoegdheid gebruiken om in de tweede helft van 2003 de instellingsprocedure agentschappen de status van ministeriële regeling te geven. Daarin is een artikel opgenomen over de voorwaarden en procedure die gelden voor de toekenning van de tijdelijke agentschapstatus. Over deze regeling zal ik zoals gebruikelijk advies vragen aan de Algemene Rekenkamer waarna ik de regeling aan u zal opsturen.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven