Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 23162 nr. 9 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 23162 nr. 9 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 4 maart 1999
Ingevolge mijn toezegging tijdens het Algemeen Overleg met de Algemene Commissie voor Europese Zaken en de Vaste Commissie voor Economische Zaken op 29 oktober 1998 jl. ga ik hieronder nader in op de termijnen zoals die voorkomen in het Burgerlijk Wetboek in de bepalingen inzake de (consumenten)koop in relatie tot die in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad van de Europese Unie d.d. 24 september 1998 inzake een richtlijn betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen (PbEG C 333; hierna te noemen: het richtlijnvoorstel).
In de bijlage1 heb ik enkele wetteksten uit het Burgerlijk Wetboek (BW) opgenomen die betrekking hebben op de (non)conformiteit en de in dat kader geldende termijnen. Tevens heb ik daarin de corresponderende bepalingen uit het richtlijnvoorstel weergegeven. Verder heb ik van de gelegenheid gebruik gemaakt om enige aanvullende informatie te geven over het systeem van het BW ter zake van de conformiteit van koopwaar met de overeenkomst.
Ook ga ik in op de vraag van de heer Blok inzake mogelijk beroep bij het Europese Hof en op de vraag van mevrouw Wagenaar over de invoering van de euro in andere lidstaten.
1. Termijn waarbinnen de non-conformiteit moet blijken
De afgeleverde koopwaar moet aan de overeenkomst beantwoorden (art. 7: 17, eerste lid, BW; in spreektaal wordt in dit verband ook wel de onzuivere term «wettelijke garantie» gebruikt).
Het BW kent, anders dan het richtlijnvoorstel, niet als vereiste voor aansprakelijkheid van de leverancier dat het niet beantwoorden van de afgeleverde zaak aan de overeenkomst (ook wel aangeduid als non-conformiteit) binnen een algemene vaste termijn moet blijken. Daardoor hangt het al dan niet aansprakelijk zijn van de leverancier er niet van af hoeveel tijd er op het moment dat de non-conformiteit blijkt, is verstreken sinds de aflevering. De non-conformiteit zal derhalve onder omstandigheden nog tot enkele jaren na de aflevering kunnen blijken. Een belangrijke factor hierbij is uiteraard de levensduur die verschilt van product tot product. Zo zal bij de meeste (bederfelijke) levensmiddelen de normale levensduur over het algemeen vrij kort zijn (bijv. een week), maar bij duurzame consumptiegoederen (zoals een koelkast) (veel) langer. Verder spelen de prijs, waarvoor het product is aangeschaft, en de kwaliteit van de zaak (een merkartikel of een product van onbekende herkomst) een rol bij het bepalen van de normale levensduur. De Geschillencommissie Wonen van de Stichting Geschillencommissies Consumentenzaken heeft onlangs in een geschil over een waterbed geoordeeld dat de consument van een waterbed «tegen de 10 jaar trouwe dienst mag verwachten». In het onderhavige geval was het waterbed na verloop van drie jaar na de aflevering gaan lekken. Volgens de Geschillencommissie kan de consument nog bij de leverancier aankloppen, ook al is de (commerciële) garantieregeling van de Centrale Branchevereniging Wonen (CBW) na die drie jaar afgelopen.
Heeft de leverancier de schade hersteld, dan kan hij in de meeste gevallen regres nemen op zijn voorschakel (bijv. de producent) om op zijn beurt de schade te verhalen.
Bij duurzame consumptiegoederen zal de «wettelijke garantie» meestal langer zijn dan de zgn. «commerciële garantie» die door de producent wordt geboden (vaak 1 à 2 jaar, bij auto's langer). In sommige gevallen biedt de verkoper een commerciële garantie aan. Hij kan daarmee echter niet afdoen aan de wettelijke verplichting die voor hem uit de overeenkomst voortvloeit , namelijk dat de gekochte zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden. Een voorbeeld van een (commerciële) garantie kan zijn dat de verkoper aanbiedt een gekochte zaak bij een gebleken gebrek altijd te vervangen, ook al is het gebrek slechts gering (volgens de wet is hij daar niet toe verplicht). Als een zaak volgens de koper niet aan de overeenkomst beantwoordt, kan hij zich altijd allereerst tot de verkoper wenden.
Op deze laatste rust de verplichting, wanneer de klacht van de koper terecht is, te zorgen voor aflevering van het ontbrekende, de afgeleverde zaak te herstellen of te vervangen (art. 7: 21, eerste lid). Ook teruggave van een deel of van het geheel van de koopprijs behoort tot de mogelijkheden. Daarnaast kan de koper, al dan niet via de verkoper, bij geconstateerde non-conformiteit (gebrek) zich tot de producent wenden als deze een (commerciële) garantie heeft afgegeven (zoals bij televisies, koelkasten en andere duurzame consumptiegoederen vaak het geval is). Echter, de verkoper/detaillist is steeds de eerstverantwoordelijke persoon; op hem rusten de verplichtingen zoals die in het BW zijn opgenomen.
Ook voor tweedehands zaken geldt de conformiteitseis. Duidelijk zal zijn dat bij de koop van een tweedehands zaak de verwachting die een consument van die zaak mag hebben, een andere is dan die van een nieuw product.
Van een tweedehands auto die een behoorlijk aantal kilometers op de teller heeft staan, mag een koper «minder» verwachten dan van een nieuwe auto. Maar ook bij een tweedehands auto mag men er vanuit gaan dat deze bepaalde eigenschappen heeft; bijv. dat – bij normaal gebruik en afhankelijk van de leeftijd van de auto – de motor nog een aantal jaren meegaat. Ook na de (commerciële) garantieperiode van drie maanden, zoals BOVAG autoverkopers die aanbieden, zal de koper in de regel een beroep kunnen doen op de wettelijke regels inzake (non)conformiteit als de motor het begeeft.
2. Termijn waarbinnen de non-conformiteit moet worden gemeld
Als een koper ontdekt (of redelijkerwijs had behoren te ontdekken) dat het product niet aan de overeenkomst beantwoordt, moet hij dat de verkoper binnen bekwame tijd nadien melden. Ook hier geldt dus geen vaste termijn. Of de koper tijdig heeft gemeld, hangt af van omstandigheden als de aard van het gekochte, de deskundigheid, de onderlinge verhouding en de juridische kennis van partijen. De koper die niet tijdig waarschuwt, verliest zijn rechten terzake van de non-conformiteit.
3. Termijn waarbinnen actie moet worden ondernomen nadat de non-conformiteit aan de verkoper is gemeld
Vanaf het moment dat de koper aan de verkoper heeft meegedeeld dat de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, heeft hij twee jaar de tijd om actie te ondernemen om zijn recht te halen (verjaringstermijn, art. 7: 23, tweede lid). Dit houdt in dat de koper moet proberen met de verkoper tot een vergelijk te komen en zo dit niet lukt, zich tot de rechter moet wenden (zo hij dat wil). Ook de gang naar een van de geschillencommissies behoort tot de mogelijkheden.
De hoofdregel over de bewijslastverdeling is voor het Nederlandse recht opgenomen in artikel 177 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Op grond daarvan draagt de partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten de bewijslast van die feiten of rechten, tenzij uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere bewijslastverdeling voortvloeit.
1. Termijn waarbinnen de non-conformiteit moet blijken
Het richtlijnvoorstel bepaalt dat de verkoper van een zaak aansprakelijk is wanneer het gebrek aan overeenstemming zich manifesteert binnen een termijn van twee jaar vanaf de aflevering van de goederen. Lidstaten mogen bepalen dat voor tweedehands goederen een kortere aansprakelijkheidstermijn voor de verkoper geldt. Deze termijn mag echter niet korter zijn dan één jaar.
2. Termijn waarbinnen de non-conformiteit moet worden gemeld
Volgens het richtlijnvoorstel mogen lidstaten bepalen dat de consument – om zijn rechten uit te kunnen oefenen – binnen een termijn van twee maanden (na de datum waarop hij het gebrek aan overeenstemming heeft vastgesteld) de verkoper op de hoogte moet stellen van het gebrek aan overeenstemming om de hem – wettelijk – verleende rechten uit te kunnen oefenen.
3. Termijn waarbinnen actie moet worden ondernomen nadat de non-conformiteit aan de verkoper is gemeld
Het richtlijnvoorstel bepaalt ook dat als voor de uitoefening van de rechten van de koper in de nationale wetgeving een verjaringstermijn geldt, deze niet kan verstrijken binnen een periode van twee jaar vanaf de aflevering. Dit houdt in dat volgens de richtlijn de consument in ieder geval twee jaar na aflevering de tijd moet hebben om (gerechtelijke) actie te ondernemen om zijn recht(en) te halen wanneer het gekochte goed niet met de overenkomst blijkt overeen te stemmen.
4. Termijn waarbinnen een omkering van de bewijslast geldt
Het richtlijnvoorstel kent de bepaling dat, wanneer een gebrek aan overeenstemming binnen een termijn van zes maanden vanaf de aflevering van de goederen aan het licht komt, het vermoeden geldt dat dit gebrek al aanwezig was op het moment van aflevering, totdat het tegendeel wordt bewezen. Aan deze omkering van de bewijslast kunnen de aard van de goederen (bijv. bederfelijke levensmiddelen) en de aard van de non-conformiteit (bijv. wanneer duidelijk is dat het gebrek is ontstaan door de handelwijze van de consument) in de weg staan.
C. (Mogelijke) gevolgen van het richtlijnvoorstel voor het BW
Nu het richtlijnvoorstel bepaalde termijnen kent die in het BW niet of anders voorkomen, zal gekeken moeten worden wat de consequenties van deze verschillen zijn. Voor zover nodig zou hierbij gebruik kunnen worden gemaakt van de door artikel 8, tweede lid, van het richtlijnvoorstel geboden mogelijkheid tot handhaving van regels die de consument verdergaand beschermen dan de richtlijn doet.
Zoals ik al tijdens het Algemeen Overleg heb gezegd, is de Nederlandse Regering van plan zoveel mogelijk het huidige systeem van het BW te handhaven. Er is namelijk in de afgelopen jaren niet gebleken dat dat systeem in de praktijk niet bevredigend werkt. Ook de SER/CCA geeft in haar advies over het richtlijnvoorstel (98/03) de voorkeur aan een systeem, zoals in het BW, met grotendeels flexibele termijnen. Wij zullen echter wel enkele aanpassingen moeten aanbrengen als de huidige tekst van het richtlijnvoorstel definitief wordt. Ik teken hierbij aan dat het Europees Parlement in tweede lezing geen amendementen heeft aangenomen die wijziging brengen in de in het richtlijnvoorstel opgenomen termijnen.
1. Termijn waarbinnen de non-conformiteit moet blijken
In tegenstelling tot in het BW is voor het moeten blijken van de non-conformiteit in het richtlijnvoorstel een algemene vaste termijn opgenomen. Het ligt in de bedoeling het bestaande BW-systeem in deze te handhaven; de termijn van twee jaar uit het richtlijnvoorstel zal dus niet worden overgenomen.
Het systeem in het BW is soepeler en er wordt meer «recht» gedaan aan de verschillende soorten producten. Dit brengt met zich dat voor producten met een normale levensduur van veel langer dan twee jaar, de consumenten gedurende een langere periode dan die twee jaar een beroep kunnen doen op non-conformiteit.
2. Termijn waarbinnen de non-conformiteit moet worden gemeld
De in het BW opgenomen «bekwame tijd» nadat de koper de non-conformiteit heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken zal worden vervangen door een termijn van twee maanden na de datum waarop de koper de non-conformiteit heeft vastgesteld.
3. Termijn waarbinnen actie moet worden ondernomen nadat de non-conformiteit aan de verkoper is gemeld
De Nederlandse verjaringstermijn van twee jaar kan worden gehandhaafd. Deze termijn begint op het moment dat de consument het gebrek aan de verkoper meldt en zal in de praktijk dus nooit korter zijn dan de door de richtlijn vereiste termijn van twee jaar na aflevering.
4. Termijn waarbinnen een omkering van de bewijslast geldt
Op de hoofdregel over de bewijslastverdeling volgens Nederlands recht («wie stelt, bewijst») zal een uitzondering moeten worden gemaakt conform het richtlijnvoorstel.
Er zal dus een wettelijke bewijslastomkering voor de periode van zes maanden na de aflevering van de koopwaar moeten worden ingevoerd.
Mogelijk beroep bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
De heer Blok heeft gevraagd of een consument die op basis van het Nederlandse recht op onredelijke gronden een klacht indient, toch beroep kan aantekenen bij het Europese Hof. Indien een burger/consument een beroep doet op de Nederlandse rechter, al dan niet op onredelijke gronden, kan hij van een uitspraak niet in beroep gaan bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Wel kan de rechter dit Hof verzoeken om een prejudiciële uitspraak ter uitlegging van een of meer bepalingen van een richtlijn.
Uit zo'n uitspraak kan blijken dat een lidstaat een richtlijn(bepaling) niet, niet juist of onvolledig heeft omgezet in nationale regelgeving. In een dergelijk geval zal de nationale regelgeving moeten worden aangepast; een burger kan eventuele schade als gevolg van deze onjuiste implementatie op de overheid verhalen.
Tijdens het genoemde Algemeen Overleg heb ik eveneens toegezegd bij het Nationaal forum voor de introductie van de euro navraag te zullen doen naar de situatie in andere lidstaten op het punt van de conversie naar de euro. De gevraagde informatie bleek echter niet bij het Nationaal forum voorhanden. Inmiddels heb ik daarom verschillende lidstaten verzocht eventuele beschikbare informatie aan mij te doen toekomen.
Zodra deze ontvangen is, zal ik u hieromtrent alsnog nader informeren.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-23162-9.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.