23 162
Consumentenbeleid

nr. 4
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 27 oktober 1995

Tijdens de behandeling van de begroting voor 1996 van het Ministerie van Economische Zaken op 12 oktober 1995 heeft de heer Van Gelder verzocht om een notitie over het consumentenbeleid in het licht van deregulering, mede met het oog op het voorgenomen Algemene Overleg op 2 november 1995 over mijn brief over de invulling van bezuinigingen op het consumentenbeleid van 25 april 1995. Met deze brief voldoe ik graag aan het verzoek van de heer Van Gelder.

Ik zou willen proberen de indruk weg te nemen die, zo begrijp ik, de aanleiding vormt voor de vraag van de heer Van Gelder, dat de belangen van de consument met de activiteiten die het kabinet onderneemt op het terrein van deregulering en marktwerking wel eens minder gediend zouden kunnen zijn. Dit is naar mijn mening niet het geval. Integendeel, voor de consument is met deze activiteiten mijns inziens juist veel te winnen.

De dereguleringsactiviteiten van het kabinet zijn niet gericht op het volledig afschaffen van regelgeving. Veelal gaat het om het anders vormgeven ervan: om herregulering. Het afschaffen of minder ingrijpend maken van regels is geen doel op zich, maar een middel om de effectiviteit van het beleid te vergroten, de keuzemogelijkheden voor de consument te vergroten en om meer ruimte te scheppen voor initiatieven uit de marktsector. De beleidsdoelstellingen op deze terreinen staan niet ter discussie; het gaat om de vraag of het beleid effectiever en efficiënter kan, ten voordele van bedrijven, consumenten en overheden. En waar wordt geprobeerd de marktwerking te vergroten, gebeurt dit binnen de randvoorwaarden die daaraan vanuit de desbetreffende beleidsterreinen worden gesteld. Ook de randvoorwaarde dat voldoende rekening wordt gehouden met het consumentenbelang, in de mate dat dit bij het desbetreffende onderwerp in het geding is, is in dit verband nadrukkelijk aan de orde.

De aanpak die bij dereguleringsprojecten wordt gevolgd en ook bij de andere projecten in het kader van de operatie Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit (MDW), is erop gericht dat de hier in het geding zijnde afwegingen op een zorgvuldige manier worden gemaakt. Alle betrokken belangen komen per project op evenwichtige wijze aan bod. Dat dit op een zorgvuldige manier gebeurt, is verzekerd doordat aanpassingen van de regelgeving uiteindelijk in de Ministerraad moeten worden geaccordeerd. Aanpassingen komen niet tot stand dan nadat een integrale afweging heeft plaatsgevonden. In laatste instantie zal uiteraard de Tweede Kamer zelf kunnen toetsen of het juiste evenwicht is bereikt.

Het lijkt mij dat er voldoende waarborgen zijn dat het consumentenbelang goed aan bod komt. Ik denk bovendien dat daarnaast de consument ook in positieve zin goed aan zijn trekken komt. Ik zou in dit verband de stelling willen opbrengen dat het marktwerkingsbeleid gunstig uitwerkt voor de consument. Leidraad van het beleid om tot verbetering van het functioneren van markten te komen is immers de gedachte dat bedrijven bij een goed functionerende markt tot betere prestaties komen in de zin van innovaties, meer keuzemogelijkheden, betere prijs/kwaliteitsverhouding. Hierbij is de consument direct gebaat. En daar is het de overheid (mede) om te doen.

Enkele onderwerpen waaruit mijns inziens kan worden afgeleid dat de consument erop vooruit gaat, zijn de in MDW-kader opgepakte modernisering van de Winkelsluitingswet, de herziening van de regulering van het taxivervoer en de plannen met betrekking tot de advocatuur. Juist bij het taxiproject is de centrale inzet de taxi voor de consument aantrekkelijker te maken door een betere kwaliteit en een lagere prijs, mèt daarbij aandacht voor de benodigde marktdoorzichtigheid, juist voor de consument. Ik kan ook refereren aan enkele nieuwe MDW-projecten, die van de tweede tranche. Verscheidene van deze projecten strekken direct tot voordeel van de consument. Ik denk hierbij aan de projecten die betrekking hebben op de herziening van de regelgeving rondom assurantietussenpersonen, de vereenvoudiging van de levensmiddelenwetgeving ten behoeve van onder andere betere naleving door bedrijven, alsmede de projecten op het gebied van het beroepsonderwijs en het ziekenhuiswezen.

Ook buiten de MDW-operatie wordt gewerkt aan verbetering van de marktwerking. Belangrijk is de aanscherping van de Wet economische mededinging. Naar verwachting zullen betere service en lagere prijzen het resultaat zijn van concurrentiebevorderende maatregelen op de markt voor credit-cards, tandprotheses, telecommunicatie en makelaarsdiensten. Ook met betrekking tot notarissen, geneesmiddelenvoorziening en openbaar vervoer wordt, ten behoeve van de consument, gestreefd naar meer concurrentie, naast nog vele andere terreinen.

Zeker op de terreinen van telecommunicatie en openbaar vervoer zijn forse aanpassingen in de regelgeving nodig om meer dynamiek en concurrentie te krijgen. De rol en de positie van de consument krijgt hierbij bijzondere aandacht. Tot voor enkele jaren werd er door de desbetreffende overheidsbedrijven te weinig naar de klant geluisterd. Nu stellen deze bedrijven de klant veel meer centraal in hun beleidsvoering. De Minister van Verkeer en Waterstaat komt binnenkort met een afzonderlijke nota over de invulling van de invloed van de consumenten op het railvervoer. Ook hier is evident, dat aanpassing van de regelgeving niet leidt tot een verslechtering, maar een verbetering van het resultaat voor de consument.

Reeds bij eerdere gelegenheden is vastgesteld, dat op het terrein van het consumentenbeleid in de loop der jaren veel is bereikt. Nederland mag trots zijn op het hoge niveau van bescherming van consumentenbelangen. Ook mag Nederland zich gelukkig prijzen met de sterke positie van consumentenorganisaties. Zo is bij voorbeeld één op de tien huishoudens in Nederland lid van de Consumentenbond. Nergens in de wereld is de organisatiegraad van consumenten hoger dan hier. Dit hoge niveau van consumentenbescherming en de sterke positie van consumentenorganisaties staan wat mij betreft niet ter discussie.

Wat wel in de afgelopen jaren is veranderd is de positionering van het consumentenbeleid. Naarmate de positie van de consument steviger verankerd was, nam de behoefte aan exclusief consumentenbeleid af. Tegelijkertijd kwam er meer aandacht voor het integreren van de consumentenbelangen in andere beleidsterreinen. Met name de economische ordening, waaronder dat van de marktwerking, is in dit opzicht een cruciaal werkterrein. Er dienen immers evenwichtige verhoudingen te bestaan tussen aanbieders en vragers en de markt dient voldoende transparant te zijn. Steeds moet daarom worden bezien of aan deze voorwaarden is voldaan en of de behartiging van de belangen van (groepen) producenten en/of consumenten een beperking van de vrije marktwerking rechtvaardigt.

Het consumentenbeleid is zeker niet «af». Binnen nieuwe kaders en met nieuwe accenten zijn nog vele verbeteringen mogelijk van de positie van de consument op talrijke markten. Op allerlei terreinen van het overheidsbeleid zal de positie van de consument aandacht blijven vragen. Het kabinet zal hieraan zeker aandacht schenken, juist ook in de specifieke deregulerings- en marktwerkingsprojecten. Ondertussen werkt het generieke marktwerkings- en dereguleringsbeleid in het voordeel van de consument.

Er is nadrukkelijk voor gekozen de consumentenorganisaties zoveel mogelijk te betrekken bij de activiteiten gericht op verbetering van de marktwerking. Hier ligt ook een belangrijke uitdaging voor de consumentenorganisaties. Zij kunnen een actieve rol vervullen bij nieuwe ontwikkelingen op de diverse markten. Graag wil ik, waar dat mogelijk is, met hen samenwerken om verbeteringen te realiseren, uiteraard met behoud van ieders eigen verantwoordelijkheid.

De Staatssecretaris van Economische Zaken

A. van Dok-van Weele

Naar boven