nr. 12
AMENDEMENT VAN HET LID O.P.G. VOS
Ontvangen 31 augustus 2001
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I wordt artikel 2, leden 1–4, vervangen door:
1. De koop van een onroerende zaak of bestanddeel daarvan wordt schriftelijk
aangegaan.
2. In geval van de koop van een tot bewoning bestemde onroerende zaak
of bestanddeel daarvan door een natuurlijk persoon die niet handelt in de
uitoefening van een beroep of bedrijf moet de tussen partijen opgemaakte akte
of een afschrift daarvan aan de koper ter hand worden gesteld, desverlangd
tegen afgifte aan de verkoper van een gedateerd ontvangstbewijs. Gedurende
drie dagen na deze terhandstelling heeft de koper het recht de koop te ontbinden.
Komt, nadat de koper van dit recht gebruik gemaakt heeft, binnen zes maanden
tussen dezelfde partijen met betrekking tot dezelfde zaak of hetzelfde bestanddeel
daarvan opnieuw een koop tot stand, dan ontstaat het recht niet opnieuw.
3. De leden 1–2 zijn van overeenkomstige toepassing op de koop van
deelnemings- of lidmaatschapsrechten die recht geven op het gebruik van een
tot bewoning bestemde onroerende zaak of bestanddeel daarvan door een natuurlijk
persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
4. Bij de koop van een tot bewoning bestemde onroerende zaak of bestanddeel
daarvan kan, indien de koper een natuurlijk persoon is die niet handelt in
de uitoefening van een beroep of bedrijf, van het in de leden 1–3 bepaalde
niet ten nadele van de koper worden afgeweken, behoudens bij een standaardregeling
als bedoeld in artikel 214 van Boek 6.
Toelichting
De rechtszekerheid wordt ermee gediend indien voor iedere koop van een
onroerende zaak de schriftelijkheidseis geldt. Ook in geval van koop van onroerende
zaken die bestemd zijn voor de uitoefening van een bedrijf, gaat het niet
altijd om verkopers en kopers voor wie juridische deskundigheid zonder meer
ter beschikking staat. Het loslaten van de beperking in lid 1 tot het geval
van woningkoop door een consument brengt mee dat deze beperking in de leden
2–4 alsnog met zoveel woorden moet worden aangebracht, daar
anders ook deze leden (en daarmee de daarin neergelegde dwingendrechtelijke
bedenktijd) mede zouden gaan gelden voor andere gevallen dan dat van woningkoop
door een consument.
O. P. G. Vos