23 054 (R 1464)
Goedkeuring van het op 1 juli 1985 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en op de erkenning van trusts

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage 18 augustus 1995

Mede namens de Staatssecretaris van Financiën bericht ik U het volgende.

In de nota naar aanleiding van het eindverslag inzake wetsvoorstel 23 054 (R 1464), nr. 10, betreffende goedkeuring van het op 1 juli 1985 te 's-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en op de erkenning van trusts, is geen rekening gehouden met het persbericht van de Staatssecretaris van Financiën van 31 maart 1995 en het daarin aangekondigde wetsvoorstel.

Gelet op de tekst van het wetsvoorstel 24 172, dat op 24 mei 1995 bij de Tweede Kamer is ingediend, tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet op belastingen van rechtsverkeer en enkele andere belastingwetten in verband met de bestrijding van constructies met betrekking tot onroerende zaken, dient de beantwoording van de op pagina 6, onder b, van bedoelde nota weergegeven vraag van de CDA-fractie geactualiseerd te worden. Onderdeel b moet dan ook vanaf de woorden «Wordt deze trust echter wel erkend», tot en met de woorden «waarna heffing van overdrachtsbelasting plaatsvindt» als volgt worden gelezen:

«Het is mogelijk dat deze trust wel wordt erkend, bijvoorbeeld omdat een belangrijk deel van het trustvermogen in een Anglo-Amerikaans land gelegen is. Bij de beantwoording van de vraag of men in dat geval door een wisseling in de positie als begunstigde het gebruiksrecht van een in Nederland gelegen onroerende zaak vrij van overdrachtsbelasting kan verkrijgen, is het onder de huidige wetgeving van belang of er door die positiewisseling wijzigingen optreden in de juridische eigendom van de onroerende zaak. Heeft het gebruiksrecht van de onroerende zaak in overwegende mate het karakter van huur, dan treedt door de enkele wisseling geen wijziging in de eigendomsverhoudingen; de positiewisseling zal in dat geval geen aanleiding geven tot heffing van overdrachtsbelasting. Heeft het gebruiksrecht van de onroerende zaak echter in overwegende mate het karakter van een (beperkt) zakelijk recht op die onroerende zaak, dan zal bij een wisseling in de positie van begunstigde, de nieuwe begunstigde een (beperkt) zakelijk recht op die onroerende zaak verkrijgen. Ingevolge de artikelen 3:31, 3:89 en 3:98 BW is voor die verkrijging een akte van een Nederlandse notaris vereist; de notaris dient deze akte op grond van artikel 3 van de Registratiewet 1971 binnen 10 dagen ter registratie aan te bieden, waarna heffing van overdrachtsbelasting zal plaatsvinden.

Wordt het wetsvoorstel 24 172 tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet op belastingen van rechtsverkeer en enkele andere belastingwetten in verband met de bestrijding van constructies met betrekking tot onroerende zaken, in de voorgestelde vorm aangenomen, dan wordt voor de beantwoording van deze vraag eveneens van beslissende betekenis of het tussen de trustee en de begunstigde overeengekomen gebruiksrecht van de onroerende zaak is aan te merken als de economische eigendom van die zaak. Is dat het geval dan brengt een wisseling in de positie van begunstigde mee, dat de nieuwe begunstigde de economische eigendom van die onroerende zaak verkrijgt. Daarvan zal aangifte moeten worden gedaan, waarna heffing van overdrachtsbelasting zal plaatsvinden.»

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven