23 040
Regels ter zake van de behandeling van klachten van cliënten van zorgaanbieders op het terrein van de maatschappelijke zorg en gezondheidszorg (Wet klachtrecht cliënten zorgsector)

nr. 15
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 9 februari 1995

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

I. Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9

De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen wordt gewijzigd als volgt:

A. Artikel 41 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het bestuur van een ziekenhuis belast een commissie met de behandeling van klachten als bedoeld in het eerste lid. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gegeven met betrekking tot de samenstelling van de commissie en de termijn waarbinnen de behandeling dient te zijn afgerond, alsmede andere regels met betrekking tot de werkwijze van de commissie.

2. In het derde lid worden de woorden «waaronder het bestuur van het ziekenhuis bereikbaar is voor klachten als bedoeld in het eerste lid» vervangen door: waar een klacht moet worden ingediend.

3. In het vijfde lid wordt «Het bestuur behoeft een klacht niet in behandeling te nemen» vervangen door: Een klacht kan buiten behandeling worden gelaten.

4. In het zesde lid wordt «binnen twee weken na ontvangst van de klacht» vervangen door «uiterlijk op de tweede dag na die waarop de behandeling door de commissie moet zijn afgerond,» en wordt «daarop» vervangen door: op de klacht.

5. In het zevende lid wordt «binnen twee weken na ontvangst van de klacht geen beslissing» vervangen door: niet tijdig een beslissing.

B. Artikel 76 vervalt.

II. Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Deze wet, met uitzondering van artikel 9, treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede maand na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin zij wordt geplaatst. Op dat tijdstip treden tevens de artikelen 429a tot en met 429r van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in werking voor zaken op grond van artikel 5. Voor die zaken geldt artikel 345 van dat Wetboek niet. Artikel 9 treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

2. Toegevoegd wordt een vierde lid, luidende:

4. Ten aanzien van een klacht als bedoeld in artikel 41, eerste lid, of 76 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 9, blijft artikel 41 van die wet, zoals dat luidde voor dat tijdstip, van kracht.

Toelichting

Met de onderhavige wijziging van artikel 41 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet bopz) wordt gevolg gegeven aan een toezegging, gedaan door staatssecretaris Simons tijdens de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de BOPZ in de Tweede Kamer (TK 1991–1992, 21 239, nr. 27). Bij die gelegenheid zegde de staatssecretaris toe dat, indien in het wetsvoorstel klachtrecht cliënten zorgsector alsnog een verplichte inschakeling van een commissie ter behandeling van klachten zou worden opgenomen, zou worden voorzien in een overeenkomstige aanpassing van artikel 41 van de Wet bopz.

De wijziging in het tweede lid bewerkstelligt dat het bestuur van het ziekenhuis steeds een commissie moet inschakelen bij de behandeling van klachten. De beslissing op de klacht, na behandeling door de commissie, blijft evenals in het wetsvoorstel klachtrecht cliënten zorgsector evenwel aan het bestuur voorbehouden. Indien de klager daarmee geen genoegen neemt, kan hij immers ingevolge het zevende lid de inspecteur verzoeken een beslissing van de rechter uit te lokken. De in het gewijzigde tweede lid bedoelde algemene maatregel van bestuur zal regels bevatten met betrekking tot de samenstelling en werkwijze van de commissie. Deze regels zullen globaal genomen dezelfde waarborgen bevatten als zijn neergelegd in artikel 2, tweede lid, van het wetsvoorstel klachtrecht cliënten zorgsector. Gelet op de bijzondere aard van de onderhavige klachten, zal de commissie evenwel slechts een korte termijn worden geboden voor de behandeling van de klacht; daarbij wordt gedacht aan de termijn die thans nog in artikel 41, zesde lid, voor het bestuur is vervat.

In het derde lid wordt de tekst zodanig gewijzigd dat er ruimte ontstaat voor een rechtstreekse toezending van de klachten aan de klachtencommissie; dat is met name van belang om tijdverlies te voorkomen, dat gepaard kan gaan met toezending aan het bestuur en (vervolgens) doorzending naar de commissie.

De tekst van het vijfde lid is zodanig aangepast dat rekening wordt gehouden met de verplichte tussenkomst van de commissie. De bepaling laat thans in het midden wie de bevoegdheid heeft de klacht buiten behandeling te laten; aldus ontstaat ruimte voor de commissie om dat te doen, maar blijft het ook mogelijk dat het bestuur, na behandeling in de commissie alsnog besluit de klacht verder buiten behandeling te laten.

Het zesde lid is eveneens zodanig gewijzigd dat rekening wordt gehouden met de verplichte tussenkomst van de commissie. Nadat de commissie binnen de bij algemene maatregel van bestuur te bepalen termijn van twee weken haar oordeel heeft gegeven, wordt, rekening houdend met de belangen van de klager, aan het bestuur nog een zeer korte termijn gegeven om zijn beslissing te nemen. De redactie is zodanig gekozen dat vertraging bij de behandeling door de commissie niet afdoet aan de verplichting voor het bestuur om een beslissing te nemen. Overigens, kan de klager, net als thans, indien niet tijdig wordt beslist, de inspecteur verzoeken om een rechterlijke beslissing uit telokken. De wijziging in het zevende lid sluit daarbij aan.

Artikel 9 kan niet in werking treden dan nadat de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 41, tweede lid van de Wet bopz, is aangepast. Voor de totstandkoming van die algemene maatregel geldt een tijdrovende voorhangprocedure. De wijziging in artikel 10, eerste lid, schept daarvoor de benodigde ruimte.

Met de toevoeging van een vierde lid aan artikel 10 wordt voorzien in afhandeling van aanhangige klachten volgens het oude recht. Dat is met name van belang voor gevallen waarin nog geen commissie bij de behandeling van een klacht is betrokken.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

De Staatssecretaris van Volksgezonheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra

Naar boven