22 990
Beleid voor openluchtrecreatie in de jaren negentig

nr. 13
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 5 december 1996

De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 heeft op 11 september 1996 overleg gevoerd met minister Van Aartsen van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over de problematiek van langkampeerders. Het overleg werd gevoerd aan de hand van een brief van de bewindsman van 19 juni 1996 (LNV-96-295).

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Van Ardenne-Van der Hoeven (CDA) was tevreden dat de Kamer de toegezegde rapportage over het onderzoek naar de problemen van de langkampeerders binnen de afgesproken tijd heeft ontvangen.

De problemen van de langkampeerders zijn bekend en niet nieuw: zij worden onverwacht geconfronteerd met tarief- en huurstijgingen, de verkoop van kampeermiddelen en de opzegging van contracten. Zij herinnerde eraan dat zij bij de behandeling van de nota Openluchtrecreatie heeft gevraagd om een bij ministeriële beschikking vastgesteld standaardreglement voor het langkamperen. De toenmalige staatssecretaris voelde daar niet voor. Hoe denkt de minister hierover?

Het RECRON-reglement voldoet niet op de gesignaleerde pijnpunten. De minister wil RECRON vragen in het reglement extra bepalingen op te nemen over het tijdstip waarop herstructurering moet worden gemeld, voor een gedragslijn bij de verkoop van kampeermiddelen, bemiddelingskosten, de stijging van tarieven en huur en eventueel een mogelijkheid van meerjarige contracten. Dit zou een stap in de goede richting kunnen zijn. Is de minister ervan verzekerd dat de RECRON deze voorwaarden in het reglement wil opnemen? Wanneer zou dat kunnen gebeuren? Wie zal op de naleving van de extra voorwaarden toezien?

De minister stelt voorts voor partijen twee jaar de tijd te geven om tot afspraken te komen. Mevrouw Van Ardenne vond dit te lang. De problemen zijn bekend, dus moet het mogelijk zijn sneller tot afspraken te komen, zeker als partijen daartoe bereid zijn. Zij drong erop aan dat volgend jaar omstreeks deze tijd wordt bezien op welke wijze de afspraken die partijen hebben gemaakt, worden nageleefd en of er eventueel een nadere beschikking of regeling moet worden getroffen. Zij gaf de minister

overigens in overweging ook de mogelijkheden van een convenant te bezien waaraan partijen zich binden en waarin wordt vastgelegd wie welke afspraak moet nakomen.

Een van de grootste problemen is de uitstroom van de groep kampeerders met een laag inkomen, maar de minister doet geen voorstellen om daarin verandering te brengen. Recreatie in de openlucht en in de natuur moet voor iedereen toegankelijk en dus ook betaalbaar zijn. Als de oplossing van dit vraagstuk wordt overgelaten aan de marktwerking, zullen echter veel gezinnen met kinderen en lage inkomens moeten afhaken. Die conclusie wordt in het onderzoeksrapport bevestigd. De vraag is nu wat de minister daarvan vindt en van plan is te doen. Mevrouw Van Ardenne vond dat hij het niet bij deze constatering kan laten, maar met enig beleid sturend moet willen optreden.

De heer Poppe (SP) was het niet eens met de conclusies die de minister aan het onderzoeksrapport heeft verbonden. Hij wil de recreatieondernemers en de consumentenorganisaties nog twee jaar de tijd geven om tot een oplossing te komen voor de gesignaleerde problemen. De heer Poppe vond die periode wel erg ruim, ook al omdat naar verluidt in november a.s. een overeenkomst zal worden getekend tussen de RECRON en de belangenorganisaties.

De minister gaat voorbij aan de ernst van het probleem en de zorg over de rechtsbescherming en toegankelijkheid van kampeerterreinen voor de mensen met lage inkomens. Het rapport bevestigt de problemen die eerder in de Kamer naar voren zijn gebracht. Mensen met lage inkomens worden van kampeerterreinen verjaagd door onbetaalbare huurverhogingen of plannen voor herstructurering. Op hun «stekje» verschijnt een dure bungalow en vooral de oudere langkampeerders kunnen de huur van een dergelijke bungalow niet opbrengen. Het onderzoek heeft uitgewezen dat 55% van de langkampeerders ouder is dan 50 jaar, dat 42% geen betaald werk meer heeft en dat 60% een maandinkomen heeft van f 3500 of minder. Van alle huurders is 10% het oneens met de huurstijgingen en vindt dat de huren onbetaalbaar worden. Overigens omvatten deze cijfers niet de mensen die al eerder zijn verjaagd.

De heer Poppe had zich verbaasd over de uitspraak in de brief dat een kwaliteitsverbetering vanuit het toeristisch-recreatieve beleid van de overheid wordt gestimuleerd. In het overleg van maart jl. is immers nog met nadruk gesproken over het belang van het behoud van mogelijkheden voor «sociale» recreatie. Het staat vast dat de tariefsverhogingen die nodig zijn voor kwaliteitsverbeteringen, leiden tot een uitstroom van de lagere inkomensgroepen. In de brief van 19 juni is ook sprake van een ruim kampeeraanbod elders, maar het rapport spreekt over een wachttijd van twee jaar voor een eenvoudige staanplaats. Bovendien hebben velen al hun geld in hun «stekkie» op de camping gestoken: verhuizen en opnieuw beginnen is er meer niet bij.

Het voorstel om partijen zelf twee jaar de mogelijkheid te bieden om tot afspraken te komen, betekent niets anders dan nog twee jaar langer doormodderen, aldus de heer Poppe. In de tussentijd zullen veel plaatsen verdwijnen, ook omdat er nog steeds campings worden opgekocht met het oog op herontwikkeling. De ANWB, Consumentenbond en NACK schrijven in een gezamenlijke brief van 26 juni dat «Het spoedeisend belang dat een groot deel van de kampeerders heeft bij het vinden van oplossingen voor de geconstateerde problemen, de voortvarendheid in de behandeling van deze problemen in het voortraject door de vaste commissie en het ministerie en de vele en langdurige pogingen die de consumentenorganisaties samen met de RECRON afgelopen anderhalf jaar hebben ondernomen om tot oplossingen te komen, vragen om een oplossing op kortere termijn dan de twee jaar die de minister vooralsnog aanhoudt voor het traject van zelfregulering. Mede namens de Consumentenbond en de NACK dringt de ANWB er daarom op aan om deze termijn in te korten, bij voorkeur tot een periode van een halfjaar om indien nodig na deze periode wettelijke maatregelen te nemen.» Hij drong erop aan dat dit voorstel wordt overgenomen. Verder zou een overeenkomst van partijen bindend moeten worden verklaard voor de gehele sector, omdat 30% van de ondernemers niet is aangesloten bij de RECRON en iedere ondernemer op elk gewenst moment uit de organisatie kan stappen.

In de brief van 19 juni wordt opgesomd welke extra bepalingen in de algemene RECRON-voorwaarden zouden moeten worden opgenomen. Hij stelde voor die opdracht te verbreden, opdat het fenomeen herstructurering veel breder aan de orde komt. Verder is een betere regeling van tarieven en huurstijgingen gewenst, want daardoor ontstaan nu juist problemen. Het uitgangspunt van de opdracht aan het overleg zou zijns inziens moeten zijn dat de consumentenorganisaties en ondernemingen alles naar voren kunnen brengen dat zij willen regelen en na afloop aan de minister melden in hoeverre zij op die punten overeenstemming hebben bereikt. Als het overleg geen bevredigende resultaten oplevert, moet alsnog tot een wettelijke regeling worden overgegaan.

De heer Poppe herhaalde dat een overlegperiode van twee jaar te lang is. Nu de organisaties al ruim anderhalf jaar met elkaar in gesprek zijn, moet dat sneller kunnen. Als het niet lukt, zou de minister de Kamer in maart 1997 voorstellen voor een wettelijke regeling moeten voorleggen. Overigens moeten de afspraken meer behelzen dan een regeling om de uitstroom tijdelijk af te remmen, want dan zullen de sociale recreanten op termijn alsnog door tariefsverhoging en herstructurering worden verjaagd. Hij stelde voor dat de minister in overleg met de organisaties nagaat hoe die ontwikkeling kan worden voorkomen. De gemeenten zijn over het algemeen voorstander van herstructurering. De minister zou hen daarom moeten wijzen op het belang van de handhaving van de sociale recreatie.

De heer Passtoors (VVD) was verheugd dat het toegezegde onderzoek binnen de afgesproken tijd is afgerond en dat de betrokken organisaties in een begeleidingscommissie hun bijdrage daaraan hebben geleverd. De opzet van het onderzoek is weloverwogen en heeft een degelijk rapport opgeleverd met heldere conclusies.

Het streven naar beter geoutilleerde en kwalitatief betere kampeerplaatsen met een professioneler management past binnen het regeringsbeleid. De deregulering die de regering voorstaat, vereist ook dat zoveel mogelijk wordt overgelaten aan de private partners. Het is verheugend dat RECRON en de consumentenorganisaties al vergevorderd zijn met hun overleg over de nieuwe voorwaarden. Dit overleg moet verder worden gestimuleerd en tegelijkertijd moet worden gevolgd of rekening wordt gehouden met de voorwaarden die de minister heeft gesteld.

De minister stelt voor organisaties twee jaar de tijd te geven om tot afspraken te komen. Ook de heer Passtoors vond dit wat erg lang, zeker nu partijen al een eind op weg zijn naar overeenstemming. Hij vond het beter nu wat druk op de ketel te houden en hen te vragen voor de zomervakantie van volgend jaar uitsluitsel te geven.

Hij wees een verdere wettelijke regeling als een prijzenwet of extra huurbescherming van de hand.

Hij drong erop aan dat er parken blijven bestaan voor kampeerders met een kleiner budget. Kampeerboerderijen bieden wellicht een mogelijkheid voor deze kampeerders. Een absolute garantie dat er geen uitstroom meer zal zijn, kan de overheid echter niet geven. Verandering van de aard en de kwaliteit van campingterreinen heeft uiteraard zijn prijs en ieder bepaalt voor zich of hij die prijs aanvaardbaar acht.

De heer Ter Veer (D66) stelde vast dat de jarenlange rust in de kampeersector, dit seizoen plotseling is verstoord. De verhouding tussen vraag en aanbod was voor veel exploitanten aanleiding om nieuwe eisen te stellen aan hun huurders. De pijnlijke gevolgen zijn bekend, maar de markt ontkennen gaat niet. De huidige situatie heeft de ondernemers vertegenwoordigd in de RECRON en de consumentenorganisaties gedwongen tot overleg om een modus vivendi te vinden voor de toekomst. Zij proberen in redelijkheid te komen tot voorwaarden waaraan de recreatieondernemers zich zullen binden. Hij voegde hieraan toe dat hij geen voorstander is van een wettelijke regeling, de regering streeft niet voor niets naar deregulering.

De commotie die is ontstaan en het feit dat de Kamer daar een debat aan heeft gewijd, heeft een gunstig effect gehad. Uit de rapportage kan worden afgeleid dat een akkoord binnen handbereik lijkt. De termijn van twee jaar kan daarom drastisch worden bekort. Aan de organisaties moet worden gevraagd binnen zes maanden tot een akkoord te komen, opdat iedereen voor de start van het nieuwe seizoen weet waar hij aan toe is.

De plotselinge ontwikkeling van de markt dit seizoen duidt op een onevenwichtige verhouding tussen vraag een aanbod. Is de minister bereid zich te beraden op mogelijkheden om het aanbod te vergroten? Misschien bieden de terreinen van Staatsbosbeheer daarvoor ruimte. Verder zou het kamperen bij de boer nadrukkelijker onder de aandacht moeten worden gebracht, zeker nu de nieuwe regelgeving ook stacaravans op die terreinen toestaat. Op deze manier kan de discussie worden verbreed en kan worden voorkomen dat de wet- en regelgeving steeds verder in detail moet gaan.

De heer Ter Veer zei dat de overheid zich niet in de details van de onderhandelingen moet mengen. Zij moet wel wijzen op de schrijnende gevolgen van gedwongen winkelnering, onmogelijke eisen aan kampeermiddelen, het vervallen verklaren van eigendomsrechten, enz. De eigenaar van een kampeerterrein mag geen misbruik maken van zijn macht tegenover een individu dat in goed vertrouwen een overeenkomst is aangegaan.

Hij wees erop dat het lidmaatschap van de RECRON een kwaliteitsgarantie biedt. Het is aan de consumentenorganisaties om in de voorlichting duidelijk te maken dat er twee soorten kampeerterreinexploitanten zijn; dan is iedereen gewaarschuwd.

Het antwoord van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De minister herinnerde eraan dat hij al eerder heeft gezegd dat de problemen van de langkampeerders ook hem ter harte gaan. Het gaat erom de goede weg en de goede middelen te vinden om dit, ook sociale vraagstuk op te lossen. Daarbij moet worden gezocht naar een oplossing die breed wordt gedragen en de meeste kans van slagen biedt.

Hij zette zijn basisfilosofie uiteen. Het gaat hier om problemen in de privaatrechtelijke verhouding tussen huurders en verhuurders van vaste standplaatsen. Op deze markt is sprake van evenwicht. De oplossing van het probleem moet dan ook primair worden gezocht door de marktpartijen zelf en niet door de overheid. De verblijfsrecreatie kent bovendien een eigen geschillenregeling, via de standaardcontractvoorwaarden die worden gehanteerd op kampeerterreinen aangesloten bij de RECRON of erkend door de ANWB. Een beroep op de geschillencommissie biedt de langkampeerder een laagdrempelige en goede manier om zijn recht te halen. De dekkingsgraad van de vaste seizoenplaatsen via de betrokken organisaties is 89%.

Uit het onderzoek blijkt dat de huidige standaardcontractvoorwaarden de gesignaleerde problemen niet kunnen voorkomen. Het onderzoek heeft er rechtstreeks toe geleid dat de organisaties de onderhandelingen over de aanpassing van die voorwaarden met spoed hebben opgepakt. De constructieve en voortvarende manier waarop de marktpartijen te werk gaan, gaven de minister het vertrouwen dat binnen afzienbare tijd afspraken kunnen worden gemaakt. Hij vond dit de meest verkieslijke weg. Hij benadrukte dat problemen niet altijd kunnen worden voorkomen, ook niet door een wettelijke regeling. Partijen zullen van geval tot geval invulling moeten geven aan hun afspraken. Hij verwachtte het beste resultaat van deze methodiek en zei dat hij hem daarom actief zal ondersteunen.

In de nieuwe standaardvoorwaarden moeten bepalingen worden opgenomen over het tijdstip waarop ingrijpende herstructureringen aan kampeerders moeten worden gemeld. Er moet een gedragslijn komen voor de verkoop van kampeermiddelen en duidelijkheid over de vraag of en hoe bemiddelingskosten in rekening worden gebracht. Verder moet worden gestreefd naar een systematiek van meerjarige contracten opdat de kampeerder over een langere periode weet welke tariefsverhogingen hem in de komende jaren te wachten staan. De minister zei dat hij deze voorwaarden nadrukkelijk onder de aandacht van partijen zal brengen.

Hij merkte vervolgens op dat hij aanvankelijk de aanbeveling van het rapport heeft gevolgd om partijen twee jaar de tijd te geven om tot afspraken te komen. Hij volgde nu echter het voorstel om in maart 1997 te bezien in hoeverre overeenstemming is bereikt over de nieuwe contractvoorwaarden en, als dat niet het geval is, of verdergaande maatregelen nodig zijn.

Hij zag geen reden voor een ministeriële beschikking, want de rechtsbescherming van langkampeerders is een zaak van civiele aard.

Het onderzoek bevestigt dat de uitstroom van langkampeerders zich vooral voordoet in de laagste inkomensklasse. Het is vanzelfsprekend heel vervelend voor de langkampeerders als hij zijn standplaats moet opgeven omdat de kosten te hoog worden. In het gros van de gevallen is dit echter onvermijdelijk, omdat kwaliteitsverbeteringen nodig zijn en die leiden nu eenmaal tot prijsverhogingen. Veel kampeerders willen betere voorzieningen en een ruimere standplaats, maar ook overheidsvoorschriften voor bijvoorbeeld de aanleg van riolering of de bescherming van het milieu dwingen tot aanpassingen. Die kwaliteitsslag is van groot belang voor de verblijfsrecreatie, ook omdat de consument in de komende jaren alleen maar kritischer zal worden. Het is echter niet zo dat de ondernemer zijn tarieven ongelimiteerd kan verhogen en dat de langkampeerder daaraan volledig is overgeleverd. In de standaardvoorwaarden moet zicht op de langere termijn ontstaan. Verder kunnen klachten over tariefsverhogingen worden voorgelegd aan de geschillencommissie recreatie.

Met de geschillenregeling is het toezicht op de naleving van de voorwaarden impliciet geregeld. De minister achtte de weg van een convenant niet begaanbaar.

Uit het onderzoek blijkt dat momenteel 1054 kampeerbedrijven in Nederland vaste jaar- of seizoensplaatsen verhuren. Geschat wordt dat tweederde van de ongeveer 150 000 vaste standplaatsen jaarplaatsen zijn. Op campings met een wachtlijst, is meestal binnen een jaar plaats. De markt voor vaste standplaatsen stabiliseert overigens. Zo er sprake is van groei, vindt die voornamelijk plaats bij seizoensplaatsen. Uit het onderzoek blijkt bovendien dat de tariefstijgingen veelal niet het gevolg zijn van een krap aanbod, maar van de doorberekening van investeringen. Op basis van deze cijfers kan daarom niet worden gesteld dat de vraag groter is dan het aanbod, al zullen er wel regionale verschillen zijn.

De minister wees erop dat de vraag naar kleine en eenvoudige campings zonder al te veel voorzieningen de laatste jaren toeneemt. Dit blijkt onder meer uit de sterke groei van het kamperen bij de boer. Deze vorm van kamperen heeft het etiket van goedkoop, rustig en eenvoudig. Het agritoerisme is bovendien een belangrijke nevenbron van inkomsten voor de agrarische sector en bevordert de diversiteit van het aanbod. In de Wet op de openluchtrecreatie zijn de mogelijkheden voor het kleinschalig kamperen verruimd zodat op deze kampeerterreinen nu ook vaste standplaatsen kunnen worden verhuurd. Gemeenten kunnen via het bestemmingsplan en de vergunningverlening invloed uitoefenen op de locatie, de omvang en het aantal campings binnen de gemeenten. Overigens hebben de gemeenten geen invloed op de prijsstelling.

Gedachtewisseling in tweede termijn

De heer Poppe (SP) vond het positief dat de minister zich aansluit bij de gedachte dat het mogelijk moet zijn om in maart volgend jaar te bezien wat het overleg in de sector heeft opgeleverd en of de overheid wellicht een inbreng moet leveren om de rechtsbescherming van de langkampeerder te verbeteren.

Niemand is tegen kwaliteitsverbetering, aldus de heer Poppe, maar het kan toch niet de bedoeling zijn dat als gevolg van die verbetering deze vorm van recreatie voor een grote groep mensen onbereikbaar wordt. Hij vroeg daarom of kan worden vastgesteld welke invloed de prijsstijging als gevolg van de kwaliteitsslag heeft op de beslissing van de langkampeerder om af te haken. De ondernemers mogen de kwaliteitsslag niet zo opvatten dat elk kampeerterrein als het ware wordt geürbaniseerd. Ook uit oogpunt van landschappelijk schoon zou dat geen gelukkige ontwikkeling zijn. Wil de minister erop toezien dat de kwaliteitsslag niet naar de verkeerde kant doorslaat?

De minister zegt dat de ondernemers hun prijzen niet ongelimiteerd kunnen verhogen. Dit betekent dat hij toch enig idee heeft van wat wel kan worden toegestaan. Wil hij aangeven wat volgens hem een reële prijsstijging is? In een poging om de huurverhoging enigszins af te remmen en afspraken te maken over maximale huurstijgingen, is voor huurwoningen nu de huursombenadering ingevoerd. Een vergelijkbare regeling zou ook voor de langkampeerders kunnen worden getroffen. In de sociale huursector wordt immers ook onderhandeld met private organisaties.

De heer Poppe hoopte dat de onderhandelingen leiden tot goede afspraken over langjarige contracten en een einde maken aan de gedwongen winkelnering. Hij hield de consumentenorganisaties voor dat zij de belangen van hun leden nauwlettend moeten volgen, omdat de kampeersector zich erg zakelijk opstelt, althans op die plaatsen waar zich problemen voordoen.

Hij vroeg of de Kamer nog voor maart 1997 kan worden geïnformeerd over de gang van zaken. Is de minister bereid de Kamer te informeren over de onderhandelingen over de overeenkomst die al in november a.s. zal worden getekend?

Hij vroeg tot slot welke maatregelen de minister zal kunnen nemen om te voorkomen dat de spanning op de markt wordt gebruikt om langkampeerders weg te jagen, want daarvoor is zelfs een minimale huurverhoging voldoende.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA) sprak haar waardering uit voor het onderzoek en het gedegen rapport dat het op zo korte termijn heeft opgeleverd. De kostenverhogingen van de afgelopen periode moeten als een feit worden beschouwd. Daarom is het des te dringender dat verdere kostenstijging in de komende tijd wordt voorkomen. De bemiddelingskosten zijn inmiddels opgelopen tot 6%, terwijl volgens de oude Kampeerwet maximaal 3% werd toegestaan.

Volgens het rapport verwachten zeker 25 000 kampeerders dat zij de komende twee jaar in moeilijkheden komen. Het is dan ook verheugend dat de minister er nu van uitgaat dat in maart 1997 duidelijkheid moet bestaan.

Mevrouw Swildens zei dat het geen verbazing zal wekken dat vooral de problemen van de groep met de laagste inkomens haar aandacht hebben. De minister wil niet tot prijsstelling overgaan, maar ziet voor zichzelf wel een rol weggelegd in de onderhandelingen in het vervolgtraject. In dit kader is het misschien verstandig te bezien of in samenspraak met de Vereniging van Nederlandse gemeenten bij de gemeenten aandacht kan worden gevraagd voor dit probleem. De gemeenten zijn uiteindelijk de vergunningverlenende instantie.

De heer Van der Linden (CDA) zei dat in maart 1997, als de resultaten van de onderhandelingen bekend moeten zijn, ook moet worden bezien of en hoe de uitstroom van de mensen met een laag inkomen kan worden voorkomen.

De minister antwoordde dat hij ook in de komende periode aandacht zal blijven schenken aan dit vraagstuk.

Het schrikbeeld van volledig geasfalteerde kampeerterreinen moet inderdaad een schrikbeeld blijven. De opstelling van de recreatiesector in Nederland en zeker ook van het nieuwe type ondernemer dat daarin naar voren komt, zal daaraan bijdragen. Bovendien biedt de regelgeving voldoende aanknopingspunten om het ontstaan van «Spaanse toestanden» in Nederland te verhinderen.

Hij wees nogmaals op de mogelijkheden van het agritoerisme. Het kamperen bij de boer is niet alleen voor deze groep langkampeerders aantrekkelijk, maar ook voor de boeren zelf.

Op veel kampeerterreinen is een kwaliteitsverbetering onvermijdelijk, maar die mag inderdaad niet doorslaan naar de andere kant. Ook hier speelt de marktwerking een rol, want als de tariefstelling onaanvaardbaar wordt, zal de vraag afnemen. De ondernemer valt dan in zijn eigen zwaard. De vraag naar eenvoudige kampeermogelijkheden zal blijven bestaan. De standaardcontractvoorwaarden die nu worden voorbereid, bieden de consument zekerheden, ook op langere termijn.

De minister zegde toe dat hij de Kamer tussentijds zal informeren. Hij verwees naar de cijfers over vraag en aanbod waaruit blijkt dat er sprake is van een zekere stabilisatie en verruiming van de mogelijkheden door het agritoerisme. Een andere positieve ontwikkeling is dat het NACK in overleg met de Heidemij zoekt naar mogelijkheden voor terreinen voor langkamperen met contracten van twintig jaar.

Als in maart 1997 blijkt dat partijen er niet uitkomen, zullen wettelijke maatregelen worden ondernomen. Hij zag echter geen reden om de standaardvoorwaarden van de RECRON bindend te verklaren. Slechts 11% van de ondernemers is niet bij de organisatie aangesloten en de kampeerder die voor zo'n terrein kiest, weet welke risico's hij neemt. Over de voorlichting zal nog worden nagedacht.

De minister zei dat hij zich actief zal blijven opstellen. Hij nam de suggestie voor nader overleg met de VNG graag over.

De voorzitter van de commissie,

Blauw

De griffier van de commissie,

Coenen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Linden (CDA), Blauw (VVD), voorzitter, Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, M. M. H. Kamp (VVD), Smits (CDA), Reitsma (CDA), Huys (PvdA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), Van Zijl (PvdA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Aiking-van Wageningen (groep-Nijpels), Woltjer (PvdA), Schuurman (CD), Augusteijn-Esser (D66), Van den Bos (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), M. B. Vos (GroenLinks), Van Waning (D66), Keur (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Passtoors (VVD) en Th. A. M. Meijer (CDA).

Plv. leden: De Haan (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van Middelkoop (GPV), Remkes (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Biesheuvel (CDA), Van Gijzel (PvdA), Liemburg (PvdA), Hoekema (D66), M. M. van der Burg (PvdA), Verspaget (PvdA), Verkerk (AOV), Dijksma (PvdA), Poppe (SP), Jorritsma-van Oosten (D66), Gabor (CDA), Leerkes (Unie 55+), De Cloe (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Doelman-Pel (CDA), Cornielje (VVD), Verbugt (VVD), H. G. J. Kamp (VVD) en Beinema (CDA).

Naar boven