22 981
Illegalenproblematiek

nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 27 november 1995

Tijdens het algemeen overleg met de vaste commissie voor Justitie van 15 februari 1995 (22 981, nr. 9) over de toelating van langdurig in Nederland verblijvende illegalen heb ik u een rapportage toegezegd over de resultaten van het beleid ten aanzien van langdurig illegalen, zoals neergelegd in mijn Tussentijds Bericht Vreemdelingencirculaire (TBV) 1995/1 aan de korpschefs van de regionale politiekorpsen en de Staf van de Koninklijke Marechaussee (bijgevoegd)1 .

Met deze brief wil ik deze toezegging gestand doen.

Het beleid zoals dat staat beschreven in TBV 1995/1 heeft slechts betrekking op aanvragen om toelating die zijn ingediend na 1 januari 1995. Deze evaluatie heeft dan ook alléén betrekking op deze aanvragen.

Om op basis van genoemde TBV voor toelating in aanmerking te komen dient de betrokken vreemdeling direct voorafgaande aan de aanvraag om toelating minimaal zes jaar ononderbroken in Nederland te hebben verbleven. Gedurende deze periode moet de vreemdeling ononderbroken inkomen hebben verkregen uit arbeid waarvoor premies en belastingen zijn betaald, dan wel inkomen hebben genoten uit een inkomensvervangende uitkering waarvoor premies en belastingen zijn afgedragen.

Per 1 november 1995 bedroeg het aantal aanvragen – ingediend ná 1-1-1995 – voor een vergunning tot verblijf in het kader van langdurig illegaal verblijf in Nederland 63. Van deze 63 aanvragen zijn er in eerste aanleg 51 afgewezen en 12 ingewilligd.

In de meeste van deze 51 gevallen werd niet aan bovengenoemde voorwaarden voldaan, hetgeen grond was om de aanvraag niet in te willigen. In 10 gevallen was er sprake van valse documenten en/of werden onjuiste gegevens verstrekt.

In twee gevallen was sprake van aantoonbaar verblijf buiten Nederland binnen de zesjaarstermijn.

In geen van de gevallen was sprake van criminele antecedenten.

Dit leidt tot het volgende overzicht van afdoening in de 63 betrokken gevallen.

Land van herkomstAantal aanvragenAantal afwijzingenAantal ingewilligd
Marokko2719 8
Turkije18153
Egypte 7 7
Filipijnen 22
Pakistan 2 2
Suriname2 1 1
India 2 2
Kenia1 1
Ghana 1 1
Tunesië1 1
Totaal635112

Bron: IND, stand van zaken per 1 november 1995.

Uit deze beknopte evaluatie blijkt dat terughoudendheid bij de beoordeling van aanvragen om toelating wordt betracht. Naar mijn mening zijn de toelatingsvoorwaarden zodanig restrictief dat hiermee aan het uitgangspunt van het beleid wordt voldaan, namelijk dat slechts in bijzondere omstandigheden toelating op grond van klemmende redenen van humanitaire aard is geïndiceerd.

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven