22 864
De situatie in Somalië

nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 15 maart 1995

Tijdens het Mondeling Overleg op 9 februari 1994 met de vaste Kamercommissies Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking (22 864/23 270, nr. 7) heb ik toegezegd u op de hoogte te zullen houden van de ontwikkelingen met betrekking tot de hulp aan Somalië. Onderstaand bied ik u, mede namens mijn ambtgenoot van Buitenlandse Zaken, een tot op heden bijgewerkt overzicht van de situatie in Somalië aan. Dit sluit aan op de laatste brief d.d. 3 februari 1994, waarvan ik volledigheidshalve een kopie bijsluit1 . In dit verband verwijs ik tevens naar mijn d.d. 25 augustus 1994 inzake de evaluatie van de Nederlandse humanitaire hulp aan Somalië (23 400 V, nr. 81).

Militaire/veiligheidssituatie

Sinds het versnelde vertrek van de goed uitgeruste Westerse troepen binnen UNOSOM-II in het eerste halfjaar van 1994 is sprake van een verslechterende veiligheidssituatie. Naast onderlinge gevechten tussen diverse clans, nam vooral het banditisme toe. Dit leidde onder meer tot moord op VN-militairen en buitenlandse journalisten, gewelddadige roof van goederen van de VN en INGO's (Internationale Niet-Gouvernementele Organsaties) en kidnapping voor losgeld van hulpverleners, waarbij in het laatste geval veelal lokale stafleden de daders waren. Hierbij dient benadrukt te worden dat de situatie in de hoofdstad Mogadishu in negatieve zin wezenlijk verschilt van die van grote delen van de rest van het land. Met name in het Noord-Oosten is zowel in het verleden als momenteel de veiligheidssituatie redelijk stabiel.

Het mandaat van UNOSOM werd door de Veiligheidsraad tijdelijk verlengd, eerst tot 30 september en vervolgens tot 31 oktober 1994. Op basis van de bevindingen van een missie van de Veiligheidsraad die Somalië eind oktober bezocht, besloot de Veiligheidsraad op 4 november 1994 via aanvaarding van resolutie 954 UNOSOM definitief en uiterlijk per 31 maart 1995 te beëindigen. De troepensterkte van UNOSOM-II bedroeg bij de aanvang in mei 1993 28 000 personen. Na de beslissing UNOSOM definitief te beëindigen, werd vanaf november jl. het aantal sterk teruggebracht; de laatste VN-militairen hebben het land op 2 maart jl. verlaten.

Algemeen wordt gevreesd dat na het vertrek van UNOSOM de strijd tussen de clans in verhevigde mate zal worden voortgezet respectievelijk opgepakt, met name in Mogadishu. Gunstig is dat de oogst goed is geweest, zodat niet behoeft te worden gevreesd dat zich op korte termijn weer hongersnood zal voordoen.

Politieke situatie

In 1994 is feitelijk geen enkele voortgang geboekt in het nationale verzoeningsproces. Vele internationale vredesinitiatieven, laatstelijk die van President Meles Zenawi van Ethiopië hebben geen resultaat gehad. De voor mei 1994 in Mogadishu voorziene nationale verzoeningsconferentie, alsmede de voorbereidende vergadering hiervoor, werden geregeld uitgesteld. Uiteindelijk vond november jl. een eenzijdig door de belangrijkste krijgsheer Generaal Aydeed georganiseerde «nationale verzoenings»conferentie plaats. Zijn belangrijkste rivaal, Ali Mahdi, boycotte deze echter. Tegelijkertijd organiseerde ook deze een «nationale verzoenings»conferentie, waaraan niet door Aydeed en de hem op dat moment loyale leiders werd deelgenomen. Beide conferenties hebben tot niets geleid. Ook de voorziene vorming van een nationale overgangsraad, de TNC (Trans National Council), heeft niet plaatsgevonden.

In augustus jl. werd in Noord-Magadishu een actieve Islamitische rechtbank ingesteld, die reeds een aantal straffen heeft doen uitvoeren. In dit kader kan worden opgemerkt dat in de «National Charter (grondwet) of the Republic of Somaliland» de Islam wordt genoemd als basis van alle wetgeving.

In N.W. Somalië, het door niemand erkende Somaliland, dat 18 mei 1991 eenzijdig de onafhankelijkheid heeft uitgeroepen, was het tot voor kort relatief rustig. Medio november jl. braken in de hoofdstad Hargeisa vrij ernstige gevechten uit. De strijdende partijen zijn de volgelingen van «President» Egal en de aanhangers van voormalig en eerste «President» Tur. Laatstgenoemde heeft zich aangesloten bij Generaal Aydeed. Sinds november laait af en toe de strijd weer op, hetgeen heeft geleid tot tienduizenden vluchtelingen uit Somaliland in Ethiopië en een veelvoud van ontheemden in N.W. Somalië zelf.

Humanitaire situatie

In de humanitaire situatie van de Somalische bevolking is het afgelopen jaar geen wezenlijke verandering opgetreden. Zo is geen sprake van voedselnood, heeft UNICEF een landelijk vaccinatieprogramma georganiseerd en wordt getracht basisonderwijs te bevorderen. Handhaving dan wel uitbreiding van de rehabilitatiehulp zal afhangen van hoe de situatie in Somalië zich ontwikkelt.

Het aantal Somalische vluchtelingen dat zich in omringende landen ophoudt, met name Ethiopië en Kenya, wordt geschat op 400 000. De vrijwillige repatriëring van Somalische vluchtelingen uit Kenya, die in 1993 van start ging, gaat nog immer door. Zo werden in december en januari jl. 4000 Somalische vluchtelingen per boot vanuit de Kenyaanse havenstad Mombasa naar Kismayo gerepatrieerd.

De coördinatie van de internationale hulp vindt plaats door het in februari 1994 opgerichte Somalia Aid Coordination Body (SACB). Hierin hebben bilaterale en multilaterale donoren, VN-organisaties, regionale instanties en NGO's zitting. Als gevolg van het veelal ontbreken van een veilige en stabiele omgeving voor hulpverlening, het feit dat voornamelijk buitenlanders doelwit van banditisme zijn en de stagnatie van het vredesproces, is de omvang van de internationale hulp het afgelopen jaar aanzienlijk teruggelopen. Ingevolge de onveiligheid in met name Mogadishu hebben een aantal NGO's, waaronder Save the Children Fund (UK), hun kantoren aldaar gesloten.

Nederlandse bijdrage

Geleidelijk verschoof in 1994 het accent van de Nederlandse hulp aan Somalië van nood- naar rehabilitatiehulp. In 1994 concentreerde de rehabilitatiehulp zich op de sector gezondheidszorg in twee regio's: de Gedo-regio en de havenstad Kismayo e.o. (Als gevolg van de gewelddadige overval op het medisch team van Memisa op 25 februari jl. in de Gedo regio wordt de activiteit aldaar voorlopig op beperkte schaal voortgezet). Met name door de verslechterende veiligheidssituatie in Somalië en de bureaucratie binnen UNOSOM is de wederopbouw van het Somalische politie-apparaat, waaraan Nederland bijdroeg door acht politiefunctionarissen ter beschikking te stellen, trager en minder effectief verlopen dan was verwacht. Inmiddels zijn alle buitenlandse politie-instructeurs uit Somalië vertrokken; de laatste Westerse politiefunctionaris die Somalië verliet was een Nederlandse vrouwelijke commissaris. Hoe de Somalische politie zich zal ontwikkelen en hoeveel nut de training in het kader van UNOSOM heeft gehad, zal in de toekomst blijken.

In 1994 werd ten laste van Cat. I.e. (humanitaire hulp) een bedrag van f 13,3 mln. beschikbaar gesteld voor activiteiten in Somalië en ten behoeve van Somalische vluchtelingen in Kenya. Onderstaand volgt een overzicht van de bijdragen aan VN-organisaties en NGO's:

– UNICEF f 4,0 mln.

– WFP f 2,0 mln.

– UNHCR f 0,8 mln.

– UNOSOM f 1,8 mln.

– AZG-België f 2,2 mln.

– Memisa f 2,0 mln.

– diverse f 0,5 mln.

Gezien de relatief goede veiligheidssituatie en de Somalische ontvangststructuur heb ik recentelijk de regio Bari en met name de hoofdstad Bosasso met wijde omgeving in N.O. Somalië aangewezen als derde concentratieregio voor Nederlandse rehabilitatiehulp. Ik heb dit besluit gestalte gegeven door f 1,5 mln. beschikbaar te stellen aan het programma van UNICEF in de regio Bari ten behoeve van rehabilitatie-activiteiten en f 0,5 mln. aan het WFP-programma aldaar. Verdere, ten laste van het noodhulpbudget te financieren activiteiten, ook via NGO's, zijn voorzien. Rehabilitatie-activiteiten zullen daarbij geconcentreerd worden in de drie eerdergenoemde regio's, terwijl noodhulp in het gehele land mogelijk zal zijn.

Noodzaak tot het geven van noodhulp en de in de nabije toekomst daartoe aanwezige mogelijkheden zijn op dit moment zeer moeilijk te voorspellen. De situatie baart mijn ambtgenoot en mij grote zorg.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

J. P. Pronk


XNoot
1

Reeds in druk verschenen als kamerstuk 22 864, nr. 6.

Naar boven