22 864
De situatie in Somalië

23 727
Rwanda

24 135
Burundi

nr. 10
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 1 november 1995

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 4 oktober 1995 overleg gevoerd met minister Van Mierlo van Buitenlandse Zaken en minister Pronk voor Ontwikkelingssamenwerking over brandhaarden in Afrika (kamerstukken nrs. 22 864, nr. 9, 23 727, nrs. 15, 16, 18 en 19, 24 135, nr. 4, 23 900–V, nr. 47 en 24 400–V, nr. 7).

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen schriftelijk beantwoord. Deze zijn als bijlage bij dit verslag gevoegd.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Roethof (D66) verheugde het dat de gedachtenwisseling ruimte bood voor reflectie en voor zicht op de andere gezichten van Afrika dan het gezicht van verschrikkingen die acuut reacties en noodhulp vergen. Voorafgaand aan de bijeenkomst van de Global Coalition for Africa vinden er in oktober in Nederland culturele activiteiten plaats. Wijzend op ontwikkelingen in Mozambique, Zuid-Afrika en Angola, zou men kunnen zeggen dat het geleidelijk aan de goede kant op lijkt te gaan met het Afrikaanse continent. Dat geldt evenwel niet als men kijkt naar de ontwikkelingen in de landen waarvan in de brieven wordt gerept.

Mevrouw Roethof kwalificeerde de inspanningen van minister Pronk in Soedan en Rwanda als een parel in de kroon van het kabinetsbeleid. Door zijn intensieve diplomatieke inspanning onderscheidt Nederland zich gunstig van andere landen die hulp willen bieden. Hoe zien de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking overigens de verdeling van de verantwoordelijkheden in dezen tussen beiden? Hoe gaan andere Europese lidstaten met die taakverdeling om? In stuk 23 727, nr. 18 staat: «De ministers van Ontwikkelingssamenwerking van de Europese Unie besloten tijdens de raad van 1 juni 1995 tot het voeren van een politieke en technische dialoog met de Rwandese autoriteiten...» Lag dat niet meer op de weg van de ministers van Buitenlandse Zaken? In voorkomende gevallen zou het bezoek van de trojka aan een Afrikaans land een grote uitstraling kunnen hebben.

De Afrikapolitiek van Frankrijk behoort volgens de fractie van D66, net als de Franse kernproeven, onderdeel te zijn van de Frans-Nederlandse dialoog, die in eerste aanleg wordt gevoerd door de bewindslieden van Buitenlandse Zaken. Met welke vertegenwoordigers van welke landen heeft de minister van Buitenlandse Zaken tijdens zijn recente bezoek aan de VN gesproken over de brandhaarden in Afrika?

Hoewel men in Somalië, Soedan, Sierra Leone, Liberia en Rwanda met verschrikkelijke problemen kampt, mag men de moed niet verliezen. Tegen alle sombere voorspellingen in, is het tot nu toe in Burundi gelukt om de etnische moordlust te beteugelen, dankzij de vredescampagne waarbij alle leden van regering en parlement het land zijn ingetrokken. De Europese Unie heeft het verstandige besluit genomen om in Burundi projecten te ondersteunen die werkgelegenheid voor jongeren creëren en hen zo uit handen van extremistische groeperingen houden. Ook de andere maatregelen in het kader van preventieve diplomatie (ondersteuning landbouwsector, gezondheidszorg, onderwijs, wegenaanleg en opbouw instituties) zijn zinnig. Kan dit beleid in Burundi een voorbeeld zijn voor het tegemoet treden van andere landen die op de rand van de afgrond balanceren? Wat vindt het kabinet van de gedachte om daar nog twee facetten bij te betrekken, te weten schuldverlichting en een bodemprijs voor grondstoffen? Immers, wie het probleem serieus neemt, moet proberen de economische neergang van veel Afrikaanse landen te stoppen en daarmee een eind te maken aan het gebrek aan perspectief voor de bevolking.

In stuk 24 400–V, nr. 7 staat terecht «dat een naderende crisis moet worden onderkend en aangepakt vóórdat het tot geweld of escalatie van geweld komt». Mevrouw Roethof was blij met de woorden van het kabinet over de conflictpreventie in Afrika. Het is mooi dat de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid (OAE) een conflictpreventiemechanisme ontwikkelt. Op welke manier tracht Nederland dit initiatief te ondersteunen? Zal dit «early warning»-systeem, waarvoor de OAE (slechts) 1 mln. dollar heeft uitgetrokken, zich om financiële redenen vooral beperken tot het diplomatieke terrein? Er is evenwel een brede aanpak nodig en niet alleen een diplomatieke.

Mevrouw Roethof beaamde wat het OVSE-gebied betreft, de stelling van het kabinet dat het primaat ten aanzien van de handhaving van de internationale orde en veiligheid bij de Verenigde Naties ligt, maar dat er ook een belangrijke rol is weggelegd voor regionale organisaties. Die redenering zal voor Afrika evenwel kunnen leiden tot het veronachtzamen van verantwoordelijkheden: het continent is arm, de problemen zijn levensgroot en Afrika is gewoon niet in staat de huidige problemen zelf op te lossen. Belangrijk is wel de rol die Zuid-Afrika kan en wil spelen bij het voorkomen van conflicten. President Mandela schijnt bereid te zijn tot deelname aan vredesmissies voor zover het zuidelijk Afrika betreft. Kan het kabinet hierover nadere informatie verstrekken?

De stimulerende rol van minister Pronk in de groep Friends of IGADD (Intergouvernemental Authority on Drought and Development) spreekt haar fractie aan. Helaas wordt evenwel weinig resultaat geboekt in Zuid-Soedan. Uit het antwoord op schriftelijke vragen van mevrouw Verspaget over Soedan blijkt niet dat Nederland heeft gepleit voor opschorting van de betrekkingen tussen IMF en Soedan, hoewel daarvoor alle reden is. Er is ook geen duidelijk antwoord gekomen op de vraag of het waar is dat de Franse regering satellietfoto's van Zuid-Soedan ter beschikking heeft gesteld van de Soedanese overheid. Baart de intensivering van de Frans-Soedanese betrekkingen het kabinet geen zorgen?

In Liberia probeert Ecowas (Economic Community of West-African States) de crisis het hoofd te bieden. De situatie aan de westkust is bijna net zo dramatisch als die rond de Grote Meren en er zijn volstrekt ontoereikende middelen om het tij te keren. Ziet het kabinet mogelijkheden om de vluchtelingen in Guinee te ondersteunen? Op die manier wordt niet alleen iets gedaan aan de humanitaire nood, maar worden tevens boskap en milieudegradatie tegengegaan. In 1996 zullen er in Guinee verkiezingen worden gehouden. Kan Nederland iets doen om het verkiezingsproces te ondersteunen?

De kans op geweldsescalaties in deze contreien stemt de D66-fractie somber. Hoe staat het met het mandaat van de VN-vredesmacht in Liberia dat op 30 juni jl. afliep? Hoe ziet het kabinet de rol van Nigeria nu Sani Abacha heeft aangekondigd nog drie jaar aan de macht te willen blijven?

Een ander, meer algemeen probleem is de financiële haalbaarheid van vredesoperaties. Is het waar dat de VN in sommige gevallen betalingen aan troepenleverende landen hebben gestaakt en, zo ja, ook in Afrika? Het zal Afrikaanse landen dan niet mogelijk zijn een bijdrage te leveren. De Nederlandse logistieke steun aan een Zambiaans bataljon verdient navolging. Zijn er ook andere landen op deze wijze actief? Of is het nadeel van deze wijze van ondersteunen, dat men terugvalt op het denken in invloedssferen?

De internationale donorconferentie over Angola die in Brussel is gehouden, heeft een bemoedigend resultaat opgeleverd. De fractie steunt het kabinet in zijn bijdrage aan de wederopbouw van dit land die ook op een zo breed mogelijk maatschappelijk niveau zal moeten plaatsvinden. Het is wel verwonderlijk dat er eerst sprake is van een bijdrage van 15 mln. en vervolgens van een bijdrage van 99 mln. Het is verheugend dat er tien mijnopruimingsinstructeurs zijn gestuurd. Is het inderdaad mogelijk om de omvang van Unavem III, de vredesmacht in Angola, op 7000 man te brengen?

Mevrouw Roethof was verheugd over het opnieuw naar Rwanda sturen van experts voor onderzoek in het kader van het Internationaal Tribunaal voor Rwanda. Hoe staat het met de wetsvoorstellen die aan de parlementen van België en Frankrijk zijn voorgelegd om het mogelijk te maken dat wordt voldaan aan verzoeken om uitlevering van voormalige leden van de Rwandese regering? Is hierover in EU-verband gesproken?

Zaïre heeft 13 000 vluchtelingen gedwongen het land te verlaten. De ontvangst van deze vluchtelingen in Rwanda is beter verlopen dan verwacht. Met schroom vroeg mevrouw Roethof of er niet meer druk op de vluchtelingen moet worden uitgeoefend om terug te keren, ook omdat de herrezen Hutu-milities dan geen greep meer op hen hebben. Kan de humanitaire hulp dan naar het binnenland van Rwanda worden verplaatst?

Tot slot wees mevrouw Roethof erop dat de Rwandese regering, de ministerswisselingen ten spijt, nog steeds van etnisch verschillende samenstelling is en dat het verlenen van steun aan een regering kan bijdragen tot verbetering van de situatie. Men kan niet zeggen: wij steunen u pas, als u de grote problemen heeft opgelost.

De heer Verhagen (CDA) onderstreepte de opmerking dat er wel degelijk hoopvolle ontwikkelingen zijn op het Afrikaanse continent, de vele brandhaarden ten spijt. Conflictpreventie blijft echter van belang. Hoe staat het met de initiatieven op het gebied van conflictpreventie en peacekeeping in Afrika in het algemeen? Hij verwees daarbij naar de plannen van het Verenigd Koninkrijk en Nigeria.

Ondanks forse internationale druk vinden in Soedan al jarenlang op grote schaal flagrante schendingen van de mensenrechten plaats, zoals kinderslavernij en gedwongen islamitisering. Er wordt nog slechts humanitaire hulp verleend. In VN-, EU- en bilateraal verband wordt het regime in Khartoem aangesproken op zijn wandaden, maar dit beleid bewerkstelligt geen ommekeer. Welke middelen zijn er nu nog om een kentering in de Soedanese situatie te bevorderen? Wordt wel strak genoeg de hand gehouden aan de huidige middelen? Naar verluidt leveren Iran en Frankrijk wapens, het wapenembargo ten spijt. Ook dit zou een punt van bilateraal overleg met de Franse regering moeten zijn. De Franse regering ontkende eerdere geruchten over wapenlevering aan Hutu's in de vluchtelingenkampen in Zaïre, maar het is zorgwekkend als dergelijke geluiden, ook uit betrouwbare bron, steeds weer de ronde doen. In EU-verband moet worden gestreefd naar effectiviteit van wapenembargo's.

De heer Verhagen was van oordeel dat er, ook in EU-verband, meer aandacht moet worden besteed aan ondersteuning van lokale NGO's in Soedan. De noodhulp zal voortgezet moeten worden. Ziet minister Pronk nog mogelijkheden om in het kader van FOI het IGADD-initiatief, dat eigenlijk is gestrand op de problemen tussen Soedan en zijn buurlanden, nieuw leven in te blazen?

Ook de heer Verhagen had het verbaasd dat er sprake van is dat de Bretton Woods-instellingen een relatie met Soedan aangaan, alsof er niets aan de hand is.

Hij wenste ook actuele informatie over Somalië. Hoe groot is de kans op rehabilitatiehulp, terwijl er nog geen sprake is van een relatief stabiele situatie, zeker niet in de Gedo-regio? Hoe is het gesteld met de repatriëring van vluchtelingen? Repatriëring veronderstelt overigens wel enige stabiliteit in de betrokken regio's. Welke internationale initiatieven zijn er nog met betrekking tot Somalië?

Ook over Liberia doen tegengestelde berichten de ronde. Er zou sprake zijn van een overeenkomst, die het mogelijk maakt dat tegenstanders zelfs naast elkaar aan de regeringstafel gaan zitten. Op welke wijze wordt dit proces internationaal ondersteund? De heer Verhagen sloot zich aan bij de eerder gestelde vragen over Unomil.

Hij sprak de hoop uit dat een gunstige ontwikkeling in Liberia ook positieve gevolgen zal hebben in Sierra Leone. Hoe denkt minister Pronk over de uitspraak van een journalist dat Sierra Leone reddeloos verloren is?

De situatie in Angola stemde de heer Verhagen het hoopvolst, niet alleen vanwege de grote steun van donorlanden voor de wederopbouw, maar ook en vooral omdat in Angola zelf de wil tot wederopbouw bestaat. Het totale door de internationale donorgemeenschap toegezegde bedrag biedt veel mogelijkheden, maar heeft anderzijds het gevaar in zich dat men gaat zoeken naar mogelijkheden voor snelle besteding. Men zal evenwel zeer goed moeten letten op de kwaliteit van de doelen en op de absorptiecapaciteit, terwijl er tevens sprake zal moeten zijn van donorcoördinatie.

Het kabinet heeft gesteld dat Nederland bereid is tot logistieke ondersteuning van het VN-optreden in Angola. Dat lijkt in dit kader ook een geëigende taak voor Europese landen. Hoe valt de mededeling in stuk 23 900–V, nr. 47, dat aan Unamir beschikbaar gesteld defensiematerieel naar Angola zal worden overgebracht, te rijmen met de mededeling in stuk nr. 24 400–V, nr. 7, dat Unamir nog steeds wordt ondersteund met logistiek materieel voor een Zambiaans bataljon dat thans nog in Rwanda aanwezig is?

Kan nadere informatie worden verstrekt over berechting in Rwanda en over het Internationaal Tribunaal? Nederland heeft twintig experts gestuurd voor het opsporen van getuigen(verklaringen). Welke inspanningen worden door andere landen verricht?

De heer Verhagen waardeerde de betrokkenheid van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking bij de gang van zaken in Rwanda, maar wilde toch weten wat de achterliggende gedachte is van het openen van een diplomatieke vertegenwoordiging in Kigali. Zou niet met een vertegenwoordiging op lager niveau kunnen worden volstaan, gelet op het feit dat samen met België en andere landen wordt geopereerd? In de brieven naar aanleiding van 's ministers bezoek aan Rwanda is er enerzijds sprake van een vrij kritiekloze acceptatie van bepaalde ontwikkelingen in Rwanda, zoals de regeringswisseling, waarbij toonaangevende Hutu's die een verzoenende rol zouden kunnen spelen, zijn verdwenen; op zich een zorgwekkende ontwikkeling. Anderzijds is er in de brieven sprake van een vrij stellige bemoeienis van de minister met de interne afhandeling, zoals zijn suggestie om naar het ANC-model van «truth commissions» te kijken. Hoe denkt de minister over het initiatief van het Europees Parlement inzake de instelling van een speciaal budget voor acties ten behoeve van conflictpreventie in het Grote-Merengebied? Zou dit kunnen aansluiten bij de door Nederland geopperde gedachte om er een Europese afgevaardigde naar toe te sturen?

Tot slot sprak de heer Verhagen de verwachting uit dat de conferentie van de Global Action for Africa die eind november in Maastricht zal worden gehouden, Afrika op de internationale politieke agenda en in de publieke belangstelling zal houden. Het is te hopen dat in november ook over de goede ontwikkelingen in Afrika zal kunnen worden gesproken.

Ook mevrouw Sipkes (GroenLinks) loofde de betrokkenheid van beide ministers bij de brandhaarden. Zij beaamde dat men zich moet realiseren dat het niet overal in Afrika kommer en kwel is en dat een naderende crisis moet worden aangepakt voordat het tot geweld of verdere escalatie van geweld komt. Zij vroeg zich evenwel af of de door Nederland voorgestane lijn door andere landen wordt ondersteund, omdat in de praktijk de internationale gemeenschap zich juist terugtrekt bij dreigende escalatie van conflicten.

De VN hebben 30 mln. dollar toegezegd voor de oplossing van problemen in Rwanda, maar volgens de internationale pers is het grootste deel van dit geld bestemd voor het eigen VN-apparaat aldaar. Het uitgavenpatroon van de VN in het veld staat vaak in schrikbarend contrast met de wijze waarop de lokale burgers leven en de wijze waarop NGO's over het algemeen werken. Dit komt de acceptatie van de VN-activiteiten niet ten goede. De VN, in dit geval UNHCR, zijn met Zaïre overeengekomen dat de vluchtelingen kunnen terugkeren, maar tegelijkertijd is er geen vluchteling die vertrouwt op een veilige terugkeer. Verondersteld mag worden dat er nieuwe chaos en nieuwe slachtpartijen zullen volgen als UNHCR en Zaïre doorzetten dat die miljoen vluchtelingen voor het eind van 1995 terug moeten naar Rwanda. Hoe is het mogelijk dat het wapenembargo voor Rwanda is opgeheven? Het werd in het verleden al constant geschonden. Welke invloed kan Nederland in dat kader uitoefenen? Al ontkent Frankrijk wapenleveranties aan de Hutu's in de kampen, toch blijven onafhankelijke internationale mensenrechtenorganisaties erbij dat het gerucht wel waar is. Een Europese partner dient daarop ook door Nederland te worden aangesproken.

Terecht houdt men zich bezig met het opsporen van de daders van de massaslachtingen in het verleden, maar men is daar kennelijk zo druk mee, dat op dit moment allerlei ernstige dingen ongehinderd doorgang kunnen vinden. Nederland heeft terecht meer geld voor betere gevangenissen gegeven. De gevangenissen in Rwanda zitten overvol, zodat velen niet kunnen zitten of liggen, maar steeds moeten blijven staan met als gevolg dat bij sommige gevangenen benen of voeten moeten worden geamputeerd. Een dergelijke situatie mag natuurlijk niet blijven bestaan, want er zal altijd respect voor mensenrechten moeten blijven. Bovendien wordt de geloofwaardigheid van de VN erdoor aangetast, omdat men ervan uitgaat dat dit gebeurt onder toeziend oog van de VN.

Het kabinet schrijft in kamerstuk 24 400–V, nr. 7, dat Nederland vertrouwen heeft in de politieke koers van de regering van Burundi. In een rapport van Amnesty International dat in juni is uitgebracht, stond met name dat het regeringsleger en het justitiële apparaat nadrukkelijk worden gedomineerd door de Tutsi's waardoor slachtingen onder de Hutu's ongestraft kunnen plaatsvinden. Hoe is dit te rijmen met dat Nederlandse vertrouwen?

Ongeveer 40% van alle bij VN-vredesmissies betrokken soldaten zijn ingezet in Afrika, tegelijk is er grote kritiek op het VN-optreden. Mevrouw Sipkes meende dan ook dat de volkerenorganisatie daar verkeerd bezig is, Angola uitgezonderd. Ook zij waardeerde het dat er extra Nederlanders naar Angola zijn uitgezonden om behulpzaam te zijn bij het opsporen en opruimen van mijnen. Zij hoopte dat ook in de toekomst zal worden vastgehouden aan deze lijn om waar nodig expertise waarover Nederland beschikt, in te zetten.

Een Soedanese onderminister heeft gezegd dat het IGADD-initiatief geen onafhankelijk vredesinitiatief meer is, omdat deze «zoektocht naar de vrede» is overgenomen door de VS, de aartsvijand van Soedan. Als men in Soedan op politiek niveau geen vertrouwen heeft in deze onderhandelingen, dan zou de pessimistische verwachting dat de gevechten eind oktober/begin november weer zullen oplaaien, wel eens bewaarheid kunnen worden. Kan Nederland daar iets tegen doen?

Mevrouw Verspaget (PvdA) memoreerde dat haar fractie altijd heeft gepleit voor aandacht voor de burgeroorlogen in Afrika, niet alleen vanwege het humanitaire aspect ervan, maar ook omdat er een duidelijke relatie is tussen burgeroorlogen en de mogelijkheden van een land om zich te ontwikkelen. In het merendeel van de minst ontwikkelde landen hebben recentelijk (burger)oorlogen gewoed. Ook haar fractie heeft grote waardering voor de bemoeienissen van het kabinet en met name van minister Pronk. De aandacht gaat thans vooral uit naar noodhulp en vredesmissies, maar de aan de (burger)oorlog ten grondslag liggende factoren mogen niet worden verwaarloosd. Er zijn vele oorzaken en vele erbij betrokken elementen, maar vaak is de belangrijkste oorzaak armoede of dreigende armoede.

Bij de binnenkort te bespreken herijking van het buitenlands beleid zal de politieke aandacht voor dat contingent moeten worden gefocust op de armoede en het voorkomen en verhelpen ervan. Immers, de vele vredesmissies van de afgelopen jaren zijn veel duurder geweest dan de hulpverlening die tegelijkertijd werd gegeven en dan de verlichting van de multilaterale schuldenlast. Enerzijds moet Nederland zich zo goed mogelijk inzetten voor het verhelpen van de armoedeproblematiek van de Afrikaanse landen, anderzijds moet het goed in het oog houden wat er multilateraal moet gebeuren.

Op de komende jaarvergadering van IMF en Wereldbank zal de problematiek van de multilaterale schulden worden besproken. Een aantal Afrikaanse landen kampt met zulke schulden. Niet ontkend kan worden dat er een zekere relatie is tussen de multilaterale schulden en de burgeroorlogen van de afgelopen tijd. Mevrouw Verspaget zou het op prijs stellen als het kabinet het pleidooi wilde ondersteunen dat in kringen van de Wereldbank circuleert, namelijk om te komen tot een fonds voor de aflossing of vermindering van de multilaterale schulden. Dat kan een belangrijke bijdrage zijn aan de preventie van conflicten in Afrika. Het gaat verder dan wat er in de notitie over de schuldenlast staat.

In de jongste brief wordt in het kader van conflictpreventie herinnerd aan het Nederlandse voorstel over een snel inzetbare VN-brigade. Dat kan ongetwijfeld een belangrijk instrument zijn, maar tegelijkertijd moet men zich inderdaad realiseren dat de VN soms ter plaatse aanwezig waren, maar met de rug naar de problemen gekeerd, zoals in Rwanda het geval is geweest. In sommige gevallen, zoals in Somalië, had men met voldoende preventie de hevige escalaties van de situatie kunnen voorkomen. Het is de vraag – een vraag die ook bij de herijking aan de orde zal moeten komen – of er wel voldoende kennis is van de verschillende landen in Afrika, van de economische en politieke problemen die daar spelen en van de samenhang met mogelijk escalerende conflicten. Aan een aantal brandhaarden is of wordt een einde gemaakt, maar er dreigen nieuwe brandhaarden. Mevrouw Verspaget achtte het van belang om in een vroegtijdig stadium zo goed mogelijk hulp te verlenen om uitbarsting te voorkomen van conflicten die dreigen in bijvoorbeeld Nigeria en Ethiopië.

Het zou volgens haar goed zijn als Frankrijk werd uitgenodigd om de IGADD via de Friends of IGADD (FOI) te steunen, zodat het niet langer «buitenspel» kan spelen wat Soedan aangaat. Zij ondersteunde het pleidooi dat Nederland zich meer moet bemoeien met houding en werkwijze van het IMF ten opzichte van Soedan. De huidige schulden van Soedan behoren tot de grootste in de geschiedenis van het IMF. De vorige minister van Buitenlandse Zaken, Kooijmans, heeft destijds geëist dat sanering van de schulden en overwinning van betalingsbalansproblemen zouden worden verbonden met verbetering van de mensenrechtensituatie en daling van de militaire uitgaven. Het IMF lijkt evenwel zonder dat aan die voorwaarden is voldaan, toch weer met de Soedanese regering te onderhandelen. Mevrouw Verspaget zou graag zien dat de regering de komende week op de Wereldbank-/IMF-vergadering naast het probleem van de multilaterale schulden ook het probleem van de houding van het IMF ten opzichte van Soedan aankaartte. Haars inziens kan het IMF pas een akkoord sluiten als Soedan een VN-rapporteur over de mensenrechten toelaat – waartoe gegeven de slavenhandel, de kind-soldaten en de behandeling van het Nuba-volk alle aanleiding is – en er heldere afspraken zijn gemaakt over een vredespad. Immers, voor het beëindigen van de apartheid in Zuid-Afrika zijn niet zozeer de sancties van doorslaggevende betekenis geweest, als wel het feit dat het IMF geen akkoord wilde sluiten met Zuid-Afrika.

Wat is in de ogen van het kabinet de verhouding tussen wat multilaterale organisaties en NGO's in Angola kunnen doen? Hoe lang zullen de VN nog in Angola blijven? Mevrouw Verspaget was het er niet mee eens dat het VN-optreden daar een voorbeeld is van een goed verlopende VN-operatie. Er zijn juist in het verleden veel fouten gemaakt. Het zou goed zijn als het kabinet bij het evalueren van vredesoperaties ook refereerde aan Angola.

Zij steunde het kabinetsbeleid ten aanzien van Rwanda. Het lijkt duidelijk dat de problemen alleen in de regionale context zullen kunnen worden opgelost. Dat kan betekenen dat er fors zal moeten worden geïnvesteerd in de hele regio als velen er migreren, wat waarschijnlijk de enige oplossing is. Dé Belgische Afrika-deskundige Reyntjes noemt de Nederlandse houding ten opzichte van Rwanda naïef en spreekt de vrees uit dat er een nieuwe oorlog zal ontstaan. Het lijkt belangrijk om zoveel mogelijk kansen te geven aan democratiseringsbewegingen in Rwanda en aan de verzoening die tussen de bevolkingsgroepen moet plaatsvinden. Mevrouw Verspaget was het eens met de stelling dat verzoening slechts mogelijk is bij berechting van de mensen die de genocide hebben veroorzaakt, maar vroeg tevens wat de eenheid van beleid van het kabinet is. Wordt dit uitgangspunt ook gehanteerd voor bijvoorbeeld Mozambique en Angola waar ook sprake is geweest van genocide? Of gaat Nederland dan wel in zee met de politieke bewegingen die in die landen aansprakelijk zijn geweest voor de volkerenmoord?

Tot slot zei mevrouw Verspaget dat zij graag zou zien dat het kabinet de mogelijkheid onderzocht, wellicht via NGO's, om de democratiseringsbeweging in Liberia te ondersteunen, want tot nog toe is er slechts sprake van een vrede tussen warlords.

Mevrouw Van der Stoel (VVD) deelde met velen een gevoel van machteloosheid over de situatie in vele delen van Afrika met instabiliteit, in sommige gevallen als gevolg van machtswellust, met als resultaat vluchtelingen en dus geen mogelijkheid voor verbetering van de economische positie van individuen en landen. Politici moeten echter toch proberen te zoeken naar mogelijkheden om de situatie van de mensen aldaar te verbeteren. Ook zij complimenteerde beide bewindslieden.

Mevrouw Van der Stoel had de indruk dat er wat meer beweging is gekomen in de OAE. Is het mogelijk dit proces van Nederland uit te versnellen, al dan niet in Europees verband, door bepaalde activiteiten of het leveren van bepaalde deskundigheid?

Ter versterking van de zwakke positie van delen van Afrika is het van belang de maatschappij-opbouw of sociale cohesie te bevorderen. Zou hierbij op lokaal niveau een rol weggelegd kunnen zijn voor de Vereniging van Nederlandse Gemeenten/IULA? Ziet het kabinet mogelijkheden, al dan niet in Europees verband, om te bereiken dat investeerders weer geïnteresseerd raken in investeringen in Afrika, eventueel ook daar waar er brandhaarden zijn? Immers, grotere economische stabiliteit neemt een aantal gronden voor onrust, instabiliteit en machtswellust weg.

Het is wel begrijpelijk dat Nederland doorgaat met het zenden van noodhulp, maar het almaar verstrekken van noodhulp kan ertoe leiden dat bepaalde regeringen of groepen kunnen doorgaan met hun destructieve activiteiten, in de wetenschap dat de bevolking toch wel de noodzakelijke basishulp krijgt. Al gaat het om een zeer moeilijke kwestie, ook deze kant van de zaak zou eens ter discussie moeten worden gesteld.

Mevrouw Van der Stoel vroeg of het niet mogelijk is een vaste diplomatieke brigade te vormen ten behoeve van preventief diplomatiek optreden. Immers, als er een militaire VN-eenheid wordt gestuurd, is er eigenlijk geen sprake meer van preventie, maar van een poging om het conflict te sussen. Zij vroeg een overzicht van de huidige activiteiten van de VN in Afrika.

Er blijven vragen inzake situaties die zich in Rwanda voordeden en voordoen. Onduidelijk is bijvoorbeeld wat de feitelijke reden is voor het aftreden van een aantal bewindslieden. Terecht is bij de hervatting van de hulp aan Rwanda gezegd, dat het vertrouwen in de regering bij voortduring zal moeten worden getoetst. Is het kabinet nog steeds van oordeel dat het vertrouwen kan schenken aan de Rwandese regering? Waaraan wordt getoetst en hoe? In kamerstuk 23 727, nr. 19 wordt vermeld dat er 147 burgemeesters zullen worden benoemd. Het is van belang te weten welke politieke achtergrond zij hebben. Dat is iets waaraan zou kunnen worden getoetst.

Volgens een woordvoerder van UNHCR is er dringend behoefte aan recherchedeskundigheid om te bepalen of mensen slachtoffer dan wel dader zijn. In antwoord op de bij interruptie gestelde vraag of zij dacht aan het overdragen van justitie en politie in Rwanda aan de VN, zei mevrouw Van der Stoel dat deze stap haar te snel was. Zij betoogde dat ervoor moet worden gezorgd dat men in Rwanda zelf in staat is om deze overheidstaken uit te voeren. Mocht Nederland noodzakelijke specifieke deskundigheid kunnen leveren om ervoor te zorgen dat zaken kunnen worden voorbereid voor rechtbank of tribunaal, dan zou de VVD-fractie daar zeker voorstander van zijn. In Rwanda is een aantal vrouwenorganisaties zich aan het bundelen om op lokaal niveau de discussie over «samen leven» weer op gang te brengen. Wat de fractie betreft, zou Nederland positief moeten reageren op een eventueel verzoek om steun in de vorm van deskundigheid of middelen om dat debat te stimuleren.

Bij de terugkeer van mensen uit vluchtelingenkampen doen zich praktische problemen voor, bijvoorbeeld bij de huisvesting. Er zijn Nederlandse instellingen die een bijdrage zouden willen leveren aan noodhuisvesting. Zou het mogelijk zijn om langs die weg mee te werken aan het tegemoet komen aan de basisbehoefte aan huisvesting?

Antwoord van de regering

De minister van Buitenlandse Zaken dankte voor de ondersteuning van het beleid. Er is geen exact antwoord te geven op de vraag over de verdeling van de taken en verantwoordelijkheden tussen hem en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Het ligt wel voor de hand dat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking in dit geval een grote rol speelt, omdat veel zaken die aan de orde zijn, in de ontwikkelingssfeer liggen en hij geregeld ter plekke op bezoek is geweest. De minister zei grote bewondering te hebben voor het optreden van zijn collega. De verwevenheid van typisch buitenlands-politieke aspecten, ontwikkelingsaspecten en militaire aspecten is in Afrika zo evident, dat de herijking op dit punt een belangrijke bijdrage kan zijn aan het oplossen van de vraagstukken die er zijn in de samenhang van die aspecten. De minister stelde zich voor, dit zichtbaar en operationeel te maken bij de implementatie van de herijking en de ambtelijke reorganisatie.

Hij beaamde dat Afrika geen verloren continent is, alle somberheid ten spijt. Zelfs als er sprake is van een bijna hopeloze situatie, dan nog mag een politicus niet zeggen dat een land verloren is. Er zijn ook hoopgevende tendensen: Noord-Afrika zoekt aansluiting bij de welvaart en de stabiliteit van de Europese Unie, ook in de sub-Sahara gaat het niet overal slecht, in zuidelijk Afrika doen zich hoopgevende tendensen voor en ook in Angola is er hoop na jaren van strijd.

De discussie tijdens de jaarlijkse Algemene Vergadering van de VN wordt in sterke mate bepaald door de zeer slechte financiële situatie van de VN. In zo'n grote organisatie zal er altijd wel ergens sprake zijn van verspilling en die zal men moeten tegengaan, maar op dit moment is bijvoorbeeld het reisbudget vrijwel volledig geblokkeerd en zijn vele activiteiten bevroren, wat demotiverend begint te worden voor de VN-ambtenaren. Anderzijds bleek tijdens de Algemene Vergadering een sterke bewustwording van de taak van de VN voor Afrika. Dat vertaalde zich onder meer in ongenoegen over het grote bedrag dat aan voormalig Joegoslavië wordt besteed, waardoor er minder geld beschikbaar is voor Afrika. De minister had het gevoel dat er bij de VN eerder van onderbezetting en onderactiviteit dan van overbezetting en overactiviteit sprake is. Hij uitte zijn zorg voor de slechte financiële situatie van de VN.

De VN zijn zich ervan bewust dat zij de verantwoordelijkheid hebben, acties in gang te zetten om in Afrika orde te brengen. Uit zelfbehoud en noodzaak moeten zij dat wel regionaliseren en dus zoveel mogelijk regionale activiteiten aanmoedigen. Het is niet de bedoeling van de VN om op deze wijze weg te lopen voor hun verantwoordelijkheid. Zij voelen zich vaak onmachtig ten opzichte van de veelheid van onontwarbare situaties in Afrika. Het is bovendien zeker dat via regionale activiteiten sneller en effectiever hulp kan worden geboden dan via mondiale activiteiten. Vandaar dat de VN regionale activiteiten wil bevorderen.

Desgevraagd merkte de minister op dat het de bedoeling is dat landen die troepen leveren voor vredesmachten, deze voorlopig zelf betalen en dat geld later terugkrijgen. Het was hem niet bekend of Pakistan zich uit de vredesmacht in Angola heeft teruggetrokken, omdat de VN de betalingen aan participanten van vredesmachten hebben gestaakt. Dit zal worden nagetrokken.

Er is een groeiende belangstelling van andere landen voor de door de minister verleden jaar geopperde gedachte van een vredesbrigade. Canada heeft een initiatief op dat stuk ontwikkeld. Er is een bijeenkomst over geweest onder voorzitterschap van de Canadese minister van Buitenlandse Zaken en hemzelf. Ook elders is het gevoel sterker geworden dat het accent moet komen te liggen bij conflictpreventie. Oorspronkelijke bezwaren tegen zo'n standing force zijn verdwenen of verminderd. Desgevraagd zegde de minister een afzonderlijke brief over dit onderwerp toe.

Wat de regionale initiatieven betreft, vermeldde hij dat in westelijk Afrika de Ecowas bestaat, in zuidelijk Afrika de SADC en in de Hoorn van Afrika de IGADD. Daarnaast is er de overkoepelende OAE. Nederland steunt de OAE voornamelijk via de Europese Unie. Via de Europese Unie wordt getracht bij de OAE een conflict-preventiemechanisme tot ontwikkeling te brengen. De OAE heeft nauwelijks ervaring en helemaal geen middelen, maar er is toch een begin mee gemaakt. De OAE heeft, onder andere met rechtstreekse Nederlandse steun, een waarnemersmissie naar Burundi gezonden. De organisatie bereidt samen met de VN een regionale conferentie voor over de problemen van Rwanda, Burundi en de omringende landen. De Europese Unie steunt dit initiatief krachtig. Dat geldt ook voor Nederland. De Unie verleent financiële steun aan de OAE, maar ook steun in de vorm van bijvoorbeeld het politiek en financieel mogelijk maken van die regioconferentie. In Washington is er een bijeenkomst van de VS en elf andere landen geweest, waarin men zich heeft gebogen over de vraag hoe de regionale capaciteit van de OAE voor het nemen van vredesinitiatieven kan worden vergroot. Daar is zeer specifiek gesproken over verbetering van training en logistiek.

Het is een illusie te hopen op een oplossing van de economische en etnische problemen in de regio van de Grote Meren, indien die problemen niet in onderlinge samenhang worden besproken. Dat is de reden waarom de conferentie van de VN en de OAE van cruciaal belang is. Nederland is ervoor een hoge Europese politicus als speciale afgevaardigde van de EU de vertegenwoordiger van de secretaris-generaal te laten bijstaan. Betrokkene zou als topdiplomaat met alle landen moeten praten. Op deze manier wordt Europa als het ware zichtbaarder gemaakt in Afrika. Deze gedachte is met sommige EU-landen besproken en is op ambtelijk niveau in de Unie aan de orde gesteld. De reacties op dat niveau zijn redelijk positief.

De problemen in Rwanda zijn nog levensgroot. De regering heeft grote moeite met het herstel van de openbare veiligheid en de rechtsorde. De anderhalf miljoen vluchtelingen in de kampen in Oost-Zaïre en Tanzania weigeren onder dwang van extreme Hutu's nog steeds terug te keren. In dergelijke omstandigheden moet men kiezen voor het betere van wat er is. Er is een tendens tot multi-etnisering van de regering. Het kabinet vindt dat die tendens maximaal moet worden gesteund en dat kan door te beginnen met de regering te vertrouwen. Er is geen andere keus. Na enkele interrupties zei de minister dat ervoor is gekozen om, de risico's kennend, de goede elementen in het beleid zoveel mogelijk te steunen. Beklemtoning van de risico's zou betekenen dat men niets kan doen.

Het wapenembargo is selectief opgeheven. Het kabinet onderschrijft de ratio van het VN-besluit. Immers, als men de regering in de goede richting probeert te stimuleren, dan moet die regering ook de middelen hebben om de bevolking te beschermen. Met wapens kan men natuurlijk ook iets anders doen dan beschermen, maar de regering was door gebrek aan wapens niet in staat de orde te handhaven en had dus wapens nodig. Reagerend op interrupties, zei de minister dat het opheffen van het wapenembargo een VN-besluit is en niet een besluit van het kabinet. Hij zou niet weten hoe de Rwandese regering haar taak zou kunnen vervullen zonder te beschikken over de middelen die nodig zijn voor handhaving van de orde. Men moet niet de normen die Nederland voor het eigen wapenexportbeleid hanteert, verwarren met de beslissing van de Veiligheidsraad om een door de raad opgelegd embargo te nuanceren en het embargo onder speciale omstandigheden niet te laten gelden voor wapens die naar de Rwandese regering gaan. Inderdaad geldt bij het Nederlandse exportbeleid als norm dat er geen wapens mogen worden geëxporteerd naar spanningsgebieden, maar dan gaat het wel om oorlogen tussen landen, terwijl het nu gaat om de mogelijkheid van een regering om de orde te handhaven. Ter bescherming van de bevolking staat de Veiligheidsraad de regering van Rwanda toe dergelijk materiaal te importeren via een beperkt aantal punten van binnenkomst. De Rwandese regering dient de secretaris-generaal van de VN een lijst van deze invoerpunten te verschaffen. De Veiligheidsraad besloot tevens dat deze beperking van het wapenembargo per 1 september beëindigd zal worden, tenzij de Veiligheidsraad alsdan anders beslist op basis van een door de secretaris-generaal van de VN uit te brengen algemeen situatierapport. Met deze omzichtige constructie heeft de Veiligheidsraad het woord «opschorting» vermeden. De Rwandese regering accepteert namelijk het woord «embargo» niet. Het besluit brengt geen wijziging in het verbod op de verkoop en leverantie van wapens voor gebruik in Rwanda door niet-regeringstroepen. Aan de regering van Rwanda geleverde wapens mogen niet worden doorverkocht, overgedragen of ter beschikking gesteld aan personen die niet in dienst zijn van de Rwandese overheid. Uiteraard kan die regeling worden ontdoken, maar het is, aldus herhaalde de minister, immoreel een regering met verantwoordelijkheden te belasten zonder haar de middelen te verschaffen om die verantwoordelijkheden te kunnen dragen.

De diplomatieke vertegenwoordiging in Kigali is van laag niveau. Er is een ambassadekantoor met een tijdelijk zaakgelastigde onder vigeur van de ambassade in Nairobi. Deze vertegenwoordiging is nodig vanwege de grote Nederlandse betrokkenheid bij Rwanda, die nog groter zal worden als het Tribunaal gaat functioneren.

De trojka heeft Rwanda de afgelopen maanden al twee keer bezocht. Aan de ene kant is Europa nodig, maar aan de andere kant moet Europa niet het gevoel geven dat het de zaken in Rwanda wel even zal regelen. Europa geeft via de trojka politieke steun en geeft financiële hulp via de Commissie en door het coördineren van de nationale bijdragen. Er is groeiende belangstelling in de Raad voor het conflict.

Er is een sprankje hoop in Liberia. Er is een vredesakkoord gesloten en er wordt gestreefd naar verkiezingen binnen een jaar. Nederland heeft het vredesakkoord verwelkomd via een actie van de EU. Via de EU zal politieke en financiële steun worden verleend. Een verzoek om bilaterale steun wordt bestudeerd. Nederland heeft geen sterke historische band met Liberia, maar dat betekent niet dat het niet meer zou willen doen dan het tot op heden heeft gedaan. Het geven van noodhulp wordt ernstig bemoeilijkt door de onveilige situatie in een deel van Liberia die hulpverlenende organisaties tot opschorting van hun activiteiten aldaar heeft gebracht. Nederland verleent al noodhulp aan de slachtoffers die zich rondom de hoofdstad bevinden en die in de buurlanden verblijven. Het mandaat van Unomil is verlengd tot januari 1996. Of die verlenging effectief is, kon de minister niet beoordelen, maar voortzetting van het optreden van deze troepen wordt van groot belang geacht, mede omdat de behoefte aan toezicht in het binnenland op korte termijn actueel kan worden, o.a. bij de verkiezingen.

De toestand in Sierra Leone is zorgwekkend. De gevechten tussen het regeringsleger en de rebellen hebben enkele gebieden in het land al een half jaar van voedselhulp afgesloten, waardoor ernstige ondervoeding is ontstaan. Eigenlijk is het alleen redelijk kalm in de hoofdstad Freetown. Ook in Sierra Leone zijn algemene verkiezingen uitgeschreven voor eind 1996, maar het is gezien de instabiliteit onwaarschijnlijk dat ze ook zullen worden gehouden.

Er zijn sterke aanwijzingen dat de Soedanese regering betrokken is bij internationaal terrorisme en dat zij islamitisch extremisme exporteert. De Europese Lomé-hulp voor Soedan blijft opgeschort. De VS en Duitsland zijn geneigd te kiezen voor een totaal isolement van Khartoem, maar Nederland gelooft daar niet in.

Er is veel bilateraal met Frankrijk te bepraten, waarbij de toonhoogte wisselt. Frankrijk ontkent de wapenleveranties. Frankrijk had overigens belangstelling voor het idee van een soort rapid reaction force waarover op de kleine ministeriële bijeenkomst in New York is gesproken. Vanwege het te grote Europese accent dat de bijeenkomst anders zou krijgen, is Frankrijk daar niet bij geweest. De minister zei naar wegen te zullen zoeken om met Frankrijk te praten over de geruchten betreffende de wapenleveranties. Zijns inziens is het overigens belangrijk om deze kwestie in de Raad aan de orde te stellen.

Daarnaar door de VN gevraagd, heeft Nederland gesteld geen bezwaar te hebben tegen het op termijn overbrengen van de door Nederland logistiek gesteunde Zambiaanse eenheid naar Angola. Gebleken is dat daarvoor niet al het materieel nodig was, zodat er van de 50 door Nederland geleverde vrachtwagens 26 voorlopig in Rwanda blijven.

Er is niet voldoende en niet tijdig genoeg gecoördineerde kennis over wat zich in Afrika afspeelt. Zowel de tijd tussen een besluit van de Veiligheidsraad en de uitvoering ervan moet zo kort mogelijk worden gehouden, als de tijd tussen ontstane grote problemen en een besluit daarover van de Veiligheidsraad. Daartoe moet de «intelligence»-capaciteit van de VN worden vergroot, wat niet eenvoudig is, omdat de VN een open organisatie zijn. In het kader van de herijking wil het kabinet alle informatie in de verschillende regio's in de wereld bij elkaar brengen, zodat er een veel intensiever en samenhangender beeld ontstaat van wat er in een bepaalde regio aan de orde is.

Tot slot merkte de minister op dat een absolute randvoorwaarde voor investeringen in Afrika is, dat er stabiliteit in dat werelddeel komt. De privé-sector zal zelf veel kunnen doen als de politiek heeft gezorgd voor een stabielere situatie.

De vragen over het geheel van (sub)regionale organisaties die zich binnen en buiten de VN ontwikkelen, zullen schriftelijk worden beantwoord.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking zei ter aanvulling dat Nederland voor 1995 voor Liberia en Sierra Leone noodhulp ter beschikking heeft gesteld tot een totaal bedrag van 15 mln. Een fact-findingcommissie heeft ter plaatse de concrete mogelijkheden onderzocht. Het geld is min of meer evenredig over beide landen verdeeld via internationale organisaties, met name de VN-organisaties, omdat niet-gouvernementele organisaties er in het geheel niet meer kunnen werken (Sierra Leone) of bijna niet (Liberia). Ook is het verdeeld via cross-borderoperaties vanuit buurlanden. In Liberia wordt geprobeerd ook niet-gouvernementele organisaties bij de noodhulpverlening in te schakelen, maar dat is alleen mogelijk in de omgeving van Monrovia. Tot nu toe heeft één NGO medewerking toegezegd. Die organisatie heeft banden met het Nederlandse ICCO.

Er is nog niet beslist over deelneming aan de op noodhulp volgende fase van participatie in de wederopbouw via bilaterale hulp. Het is soms onmogelijk om die participatie achterwege te laten, omdat de stabilisatie die dankzij een politiek proces tot stand is gebracht, weer verloren gaat als er geen wederopbouw volgt. In de nota «Wereld in geschil» is al medegedeeld wanneer tot deelname aan de vervolgfase wordt besloten. Noodhulp wordt ook verleend aan landen waarmee Nederland geen speciale relatie heeft. Wederopbouwparticipatie is structureler van aard, bestrijkt een meerjarige periode en wekt verwachtingen voor de ontwikkelingsfase.

De minister gaf toe dat Angola geen voorbeeld is van een geslaagde VN-operatie. Na de te beperkte eerste VN-bemoeienis is de strijd op nog grotere schaal losgebarsten. Daaraan is nu een einde gekomen door vredesbesprekingen. Op de bijeenkomst op 25 september jl. in Brussel hebben de aartsvijanden gezamenlijk om steun gevraagd. Angola heeft altijd deel uitgemaakt van het Nederlandse zuidelijk-Afrikaprogramma. Vanuit de Kamer is daar de afgelopen jaren regelmatig op gewezen. Nu er in politiek opzicht een einde is gemaakt aan de conflicten, is het van het allergrootste belang dat de internationale gemeenschap hierop reageert, zoals zij op het einde van de conflicten in Cambodja heeft gereageerd. Er is toen grootscheeps wederopbouwhulp verleend. De VN-troepen hebben zich er overigens snel teruggetrokken. Uiteraard zijn er nog wel regionaal problemen in Cambodja, maar dat zal ook het geval zijn in Angola. Net als in Cambodja en Mozambique zal er in Angola sprake moeten zijn van continuering van de politieke coördinatie van hetgeen daarna wordt gedaan en van de wijze waarop de grote hoeveelheid ter beschikking gesteld geld wordt besteed. Nederland heeft in Brussel dan ook twee voorwaarden gesteld bij de besteding van de 60 mln. dollar voor 1996 en 1997, namelijk dat MPLA en Unita tezamen blijven optrekken en dat de coördinatie van de politieke aanwezigheid en dus ook de ontwikkelingsaanwezigheid van de landen die hulp bieden, wordt gecontinueerd, omdat Nederland samen met anderen de hulp wil coördineren.

In de eerste plaats moeten militairen van beide kanten worden gedemobiliseerd. Demobilisatie leidt automatisch tot verlaging van de defensie-uitgaven, maar demobilisatie moet zorgvuldig gebeuren. Gebeurt het te snel, wat voor een regering zonder geld natuurlijk het gemakkelijkst is, dan gaan de gedemobiliseerde militairen door gebrek aan inkomsten weer op rooftocht. Er moet dan ook voor worden gezorgd, dat gedemobiliseerde militairen grond of werk krijgen. De internationale gemeenschap stelt daar geld voor ter beschikking.

In de tweede plaats moeten tegelijkertijd de mijnen worden opgeruimd, wat ontzettend veel geld zal kosten, omdat er in Angola nog veel meer mijnen liggen dan in bijvoorbeeld Mozambique. Voorts zal een aantal reconstructieactiviteiten moeten worden uitgevoerd in gebieden die totaal zijn verlaten en steden die zijn verwoest. Reconstructie kan Angola helpen daarna een goede start te maken, want Angola is een land dat zich potentieel op termijn zelf kan redden door de aanwezigheid van voldoende grondstoffen.

Daarnaar gevraagd merkte de minister op dat men in Angola al in 1991 is begonnen met een demobilisatieprogramma, waarbij alle militairen samen in grote kampementen werden ondergebracht. Doordat er onvoldoende financiële middelen waren voor die militairen, vertrokken velen op eigen houtje om op rooftocht te gaan. Mede als gevolg daarvan en doordat men op politiek niveau nog niet was uitgesproken, zijn de gevechten vervolgens weer opgelaaid. De les die men hieruit heeft geleerd, is dat er gedurende een bepaalde periode veel meer internationale middelen ter beschikking moeten worden gesteld om het proces in goede banen te leiden.

Het vredesproces in Liberia is fragieler. Nog geen enkel land heeft gesteld daarin bilateraal te willen participeren. Er is eerst een gezamenlijke aanpak nodig, maar daartoe zijn nog geen stappen gedaan. Nederland zal voor zover mogelijk doorgaan met het verlenen van noodhulp. Het probleem is dat veel mensen al jaren niets anders hebben gedaan dan in hun levensonderhoud voorzien door oorlogvoeren. Hoe langer burgeroorlogen duren, hoe groter dit probleem wordt. De president van Ghana heeft gevraagd om grote steun voor reconstructieprogramma's. Nederland is wat Liberia betreft terughoudender dan wat Angola aangaat, omdat het met het laatste land een langere relatie heeft. En Nederland kan ook niet alles. Vele Europese landen willen de steun trouwens via de EU laten verlopen.

Bij gebrek aan informatie zegde de minister een schriftelijk antwoord toe over Guinee.

Hij schetste de toestand in Burundi, die toch minder positief is dan de commissie kennelijk denkt. De regering in Burundi is van goede wil, maar heeft niet de capaciteit om het proces gericht te sturen. Alle inspanningen op politiek niveau ten spijt, is de situatie zeer wankel, omdat men onvoldoende controle heeft over leger en militia, met alle risico's van dien.

De minister zei dat Nederland niet naïef, maar cynisch is wat Rwanda betreft. Echter, de enige mogelijkheid om het proces aldaar in goede banen te leiden, is dat er een legitieme regering is die er het beste van moet maken. De regering wil zich van buitenaf gesteund weten. De regering is gevraagd zich te houden aan de Arusha-akkoorden. Het wegsturen respectievelijk opstappen van enkele ministers is een interne aangelegenheid van een soevereine staat. Er zijn vervolgens opvolgers benoemd, afkomstig uit dezelfde partijen en dezelfde etnische groepen. Vanwege het vertrouwen dat Nederland stelde in de weggezonden ministers, was de minister voor Ontwikkelingssamenwerking twee dagen na hun wegzending voor overleg naar Kigali gegaan. Men heeft hem daar ervan overtuigd dat de wijziging in de samenstelling van de regering geen wijziging van het beleid betekent. Bij dit beleid kunnen overigens wel vraagtekens worden gezet. Het hoofdprobleem was een verschil van mening binnen de regering over het tempo waarin men kan terugkeren naar een civiel regime. De vertrokken dan wel weggezonden ministers is geen haar gekrenkt; dit wekt vertrouwen.

De Nederlandse zorgen worden regelmatig voorgelegd aan de Rwandese regering. Deze hebben betrekking op het tempo waarin men wil terugkeren naar een zeker civiel regime en op schendingen van mensenrechten door legereenheden. Terecht staat in de laatste brief over Rwanda dat de uit Zaïre teruggekeerde vluchtelingen fatsoenlijk zijn opgevangen. Echter, het is de vraag wat er later met die vluchtelingen gebeurt als zij zijn teruggekeerd in de dorpen. In tegenstelling tot wat wel in het verleden is gebeurd, heeft de regering onmiddellijk gereageerd op de recente moord door een legereenheid op 100 mensen. Zij heeft in verband daarmee verscheidene officieren gearresteerd. Uiteraard bestaat de neiging in Rwanda om dergelijke gebeurtenissen te bagatelliseren vanwege de genocide waarbij vorig jaar honderdduizenden mensen omkwamen. Toch wordt er bij de regering op gehamerd wel te reageren, om geloofwaardig te blijven, omdat het anders nooit mogelijk wordt om over verzoening te spreken. Dat wordt geaccepteerd van landen die hebben uitgesproken bereid te zijn Rwanda te helpen.

De situatie in de gevangenissen is nog steeds benard. De met Nederlands geld gebouwde gevangenis zal 5 oktober a.s. worden geopend. Nederland heeft andere landen gevraagd om ook geld voor gevangenissen ter beschikking te stellen, maar men kijkt nogal vreemd aan tegen dit gebruik van ontwikkelingsgelden. Toch wordt die mogelijkheid thans ook in Duitsland overwogen op grond van het argument, dat het gaat om grensverleggende activiteiten die om humanitaire redenen nodig zijn en derhalve door het Nederlandse parlement worden gesteund. Er zijn gewoon extra gevangenissen nodig om eigenrichting te voorkomen. Immers, vele deelnemers aan de genocide bevinden zich thans in Zaïre en Tanzania. De vluchtelingen in Zaïre moeten dat land in principe voor 1 januari a.s. verlaten. Tanzania zal ongetwijfeld hetzelfde eisen. Dat betekent dat er mogelijk twee miljoen vluchtelingen terug moeten naar Rwanda. Zelfs als daarvan slechts 2% wordt gearresteerd – en dat percentage zou hoger moeten zijn, omdat zich thans meer genocideplegers buiten dan binnen de Rwandese grenzen bevinden – dan nog zou het om 40 000 mensen gaan voor wie evenwel geen plaats is in de gevangenissen. Vanwege al deze problemen heeft Nederland Rwanda geadviseerd bij andere Afrikaanse landen te rade te gaan om te komen tot andere oplossingen, bijvoorbeeld een vorm van integratie en bestraffing. In verband daarmee organiseert de Rwandese regering op 1 november a.s. een conferentie in Kigali over bestraffing en integratie. De regering nodigt landen met ervaring met genocide of grote politieke catastrofes uit om iets te vertellen over de wijze waarop men daar de zaken achteraf heeft aangepakt. Al heeft Nederland daarmee geen ervaring, het is wel uitgenodigd om op de een of andere manier behulpzaam te zijn bij programma's die uit de conferentie zouden kunnen voortvloeien. Uiteraard kampt de regering met een onderstroom van wraakzucht en met jonge extreme militia, die natuurlijk ook onder de Tutsi's voorkomen.

De minister kon daarnaar gevraagd niet zeggen of de risico's voor de vluchtelingen een maand na hun terugkeer kleiner zouden zijn als de stroom terugkerende vluchtelingen veel groter zou zijn. Bij grotere aantallen terugkerende vluchtelingen zal een van de grootste problemen zijn waar zij moeten wonen. Hij zag meer in een geleidelijke terugkeer en was derhalve tegen de grote druk van Zaïre en UNHCR, maar moest toegeven dat enige druk wel gewenst is, omdat terugkerende vluchtelingen hebben gezegd dat zij zich met dat argument konden verzetten tegen de militia in de kampen die hen niet wilden laten vertrekken. Voor Rwanda is de eerste prioriteit dat de grote leiders van de genocide worden berecht. De financiële situatie van de VN heeft grote gevolgen voor het Internationale Tribunaal. Bovendien hebben de VN onvoldoende ervaring met dergelijke operaties, met alle gevolgen van dien. Voor het onderzoek beschikt men slechts over de twintig rechercheurs uit Nederland.

Er is ook een probleem met de triagecommissies die de mensen in de gevangenissen moeten selecteren. De Rwandese regering wil buitenlandse rechters inschakelen, maar het parlement houdt dat tot nu toe tegen. Of daarbij sprake is van manipulatie, is niet te achterhalen. Wel wordt continu druk op Rwanda uitgeoefend om snel te besluiten.

De minister van Buitenlandse Zaken heeft de betrokken ondersecretaris-generaal van de VN op de hoogte gesteld van de bezorgdheid van het kabinet over de rechtsongelijkheid tussen mensen die in Rwanda veroordeeld worden en de doodstraf kunnen krijgen en mensen die door het Internationale Tribunaal worden veroordeeld en nooit de doodstraf kunnen krijgen. Het is de vraag of die rechtsongelijkheid het geloof in de internationale rechtsorde zal bevorderen.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking merkte vervolgens wat Soedan betreft op, dat bij de moordaanslag op de Egyptische president zeer waarschijnlijk sprake was van Soedanese betrokkenheid, maar niet van betrokkenheid van de allerhoogste regeringstop. De top van de veiligheidsdiensten is vanwege het gebeurde ontslagen. Tegelijkertijd zijn tientallen oppositieleiders vrijgelaten en is een voorstel gelanceerd voor een constitutioneel federaal systeem; een voorstel dat sterk inhaakt op het voorstel van de gezamenlijke oppositiepartijen. Er lijkt een zekere bereidheid bij het regime om terug te keren in normaal internationaal overleg. Dat heeft ertoe geleid dat de VS een ambassadeur in Khartoem hebben benoemd en dat Soedan een andere kandidaat dan oorspronkelijk de bedoeling was, heeft benoemd in Washington. Er zijn tevens in Afrika pogingen gedaan om te komen tot betere verhoudingen tussen Soedan en de buurlanden. Het oorspronkelijke succes wat de relatie met Oeganda betreft, is weer stuk gelopen als gevolg van de continuering van de burgeroorlog in Zuid-Soedan en de daarmee verband houdende steun van de Soedanese regering aan de bevrijdingsbeweging in Noord-Oeganda. De verhouding met de stabiele factor in de regio, Ethiopië, bevindt zich uiteraard als gevolg van de aanslag in Addis Abeba op een dieptepunt. Er is nauwelijks meer een relatie tussen Soedan en Eritrea.

Op 5 oktober wordt er in New York een vergadering gehouden van FOI en IGADD, mede in verband met de poging IGADD uit te bouwen van een internationale organisatie die zich bezighoudt met «drought and development», tot een organisatie die zich ook bezighoudt met economische ontwikkelingen in het algemeen en misschien zelfs met politieke activiteiten zoals preventie. Op een vergadering van de internationale gemeenschap die in augustus jl. in Den Haag is gehouden, zijn voorstellen gedaan over de wijze waarop de internationale gemeenschap hierbij betrokken zou kunnen zijn. Een en ander verloopt heel traag.

Internationaal wordt ernaar gestreefd om alles, ook de discussie in het kader van het IMF over de enorme schulden van Soedan, af te stemmen op de politieke pogingen om te komen tot betere verhoudingen in dat land. Inderdaad rept het IMF nooit over mensenrechten. De Nederlandse bewindvoerder kan dat ook niet doen, gegeven zijn instructie van het ministerie van Financiën en de Nederlandsche Bank. Wel wordt gesteld dat er in het desbetreffende land een economisch beleid moet worden gevoerd dat demilitarisatie met zich brengt, omdat er bij hoge militaire uitgaven geen aanpassingssteun wordt gegeven. De discussies in het IMF worden overigens thans duidelijk afgestemd op die in het internationale kader rond IGADD. Dat is een verworvenheid. Er wordt in de IMF-board niet meer louter op monetaire gronden over Soedan gesproken. Iedere keer wordt in het kader van het IMF druk uitgeoefend op Soedan en iedere keer krijgt het land weer enkele maanden uitstel van uitsluiting. Aldus wordt druk uitgeoefend op Soedan om de burgeroorlog te stoppen, stappen te doen ter verbetering van de mensenrechtensituatie en dergelijke. De genoemde punten stemmen het kabinet optimistischer dan een aantal maanden geleden.

Veel hangt af van het verloop van de machtsstrijd in Khartoem tussen veiligheidsdiensten en politici en de fundamentalistische islamitische beweging en andere politieke bewegingen. Het gaat niet alleen om de machtsverhouding tussen Noord- en Zuid-Soedan. Soedan heeft overigens niet veel geld nodig van de internationale gemeenschap, omdat het er economisch gezien niet zo slecht gaat. De regering voert een hard aanpassingsbeleid (van het IMF-type) en er zijn bovendien de laatste twee jaar grote oogsten geweest.

Bij interruptie werd opgemerkt dat opnieuw aan de orde moet worden gesteld de eerder door de Kamer uitgesproken wens dat internationale financiële instellingen een mensenrechtenclausule hanteren, net als de EBRD. De minister zei dit punt liever in een algemeen kader aan de orde te willen zien, bijvoorbeeld in het overleg van 1 november a.s. over de notitie betreffende de multilaterale schulden.

Hij stelde vast dat er alle somberheid ten spijt, ook wat lichtpuntjes zijn, maar dat dit niet wegneemt dat het zeer wel mogelijk is dat de strijd tussen Noord- en Zuid-Soedan in november weer losbarst. Momenteel vallen er overigens meer slachtoffers in het zuiden als gevolg van de opgelaaide strijd tussen de drie facties aldaar; een strijd die in toenemende mate etnische vormen aanneemt.

Op verzoek van de Kamer is in Somalië een derde hulpregio gekozen, maar daar kan alleen hulp worden geboden via internationale organisaties, omdat er geen NGO's werkzaam zijn. Vanwege de toestand in Somalië kan overigens weinig worden gedaan aan hulpverlening.

Armoedebestrijding en economische ontwikkeling kunnen inderdaad tot op zekere hoogte preventief werken. Een flinke aanpak van het schuldenvraagstuk en het bieden van een behoorlijke exportmogelijkheid door het stabiliseren van de grondstoffenprijzen zijn noodzakelijk als basis voor een stabiele situatie, maar zijn niet voldoende. Het economische instrumentarium werkt niet in gevallen waarin de zaak al volledig uit de hand is gelopen. Bovendien kan de aard van het economische ontwikkelingsproces leiden tot meer geweld. Wel is het belangrijk om op het moment dat er sprake is van een zekere mate van politieke stabilisatie, grote economische steun te geven om terugval te voorkomen.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Bukman

De griffier van de commissie,

Janssen

BIJLAGE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 25 oktober 1995

Hierbij heb ik de eer U te doen toekomen de antwoorden op de vragen inzake Guinée, gesteld door het lid Roethof ter gelegenheid van het algemeen overleg «Brandhaarden in Afrika» dat op 4 oktober 1995 in de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken werd gehouden.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

J. P. Pronk

1

Ziet de minister mogelijkheden om de vluchtelingen in Guinée, die veelal al jaren weg zijn uit eigen land, te ondersteunen met een programma gericht op zelfvoorziening zodat zij minder afhankelijk worden van de beperkte voedselhulpprogramma's?

Mede gezien de geleidelijk verbeterende situatie in Liberia acht ik het van belang Liberiaanse vluchtelingen in Guinée te ondersteunen d.m.v. programma's die zoveel mogelijk de vrijwillige terugkeer van deze vluchtelingen naar hun vaderland faciliteren.

Naast andere organisaties wordt het Wereld Voedsel Programma door Nederland ten laste van begrotingscategorie 1e1 gesteund voor de hulpverlening aan Liberiaanse vluchtelingen. Het WFP streeft ernaar de algemene voedseldistributie ten behoeve van Liberiaanse vluchtelingen, die tot grote afhankelijkheid van voedselhulp leidt, af te bouwen. De organisatie werkt aan een systeem waarmee vanaf begin 1996 slechts de meest kwetsbare groepen van voedsel worden voorzien. Gelijktijdig worden de minder kwetsbare vluchtelingen gestimuleerd op kleine schaal voedsel te verbouwen. Zaad en gereedschap worden door WFP ter beschikking gesteld. De afhankelijkheid van voedselhulp wordt op die wijze verminderd.

2

Is de Nederlandse regering bereid steun toe te zeggen aan Guinée om de ontbossing en milieudegradatie tegen te gaan?

Guinée behoort niet tot de landen die kwalificeren voor bilaterale samenwerking. Niettemin wordt het regionale belang van Guinée als brongebied van de Nigerrivier onderkend. Derhalve bestaat de mogelijkheid om in regionaal kader, zoals het mondiale Verdrag inzake Woestijnbestrijding, activiteiten te ondersteunen op het terrein van het tegengaan van ontbossing en milieudegradatie. Vanwege het belang voor de benedenstroomse, mede door Nederland gefinancierde landbouwactiviteiten in Mali, wordt thans een studie gefinancierd naar de milieu-aspecten van de totale waterloop van de Nigerrivier, inclusief het brongebied in Guinée.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Linden (CDA), Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), H. Vos (PvdA), Van Traa (PvdA), ondervoorzitter, Verspaget (PvdA), De Hoop Scheffer (CDA), Ybema (D66), Apostolou (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Bukman (CDA), voorzitter, Boogaard (groep-Nijpels), Woltjer (PvdA), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), Verhagen (CDA), Roethof (D66), Rouvoet (RPF), Van den Doel (VVD).

Plv. leden: Leers (CDA), Bremmer (CDA), Korthals (VVD), Van der Stoel (VVD), Voûte-Droste (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Dijksma (PvdA), Lilipaly (PvdA), Gabor (CDA), De Graaf (D66), Van Gijzel (PvdA), Van den Berg (SGP), Houda (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Deetman (CDA), Hendriks, Van Oven (PvdA), Hoogervorst (VVD), Dittrich (D66), Hillen (CDA), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Van Waning (D66), Leerkes (Unie 55+), Bolkestein (VVD).

Naar boven