22 861
Vliegramp Bijlmermeer

nr. 19
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rijswijk, 1 april 1998

Hierbij geef ik, mede namens mijn ambtgenoten van Binnenlandse Zaken en Verkeer en Waterstaat, gevolg aan het verzoek van de heer Van Gijzel, gedaan tijdens het ordedebat van 31 maart jl. In deze brief wordt ingegaan op een aantal vragen die tijdens dit debat gesteld zijn inzake nieuwe publiciteit over gezondheidsklachten die in verband worden gebracht met de Bijlmerramp.

Het Zweedse onderzoek

Een belangrijk nieuw gegeven was het beschikbaar komen van een onderzoek naar het voorkomen van uranium in faeces, dat in opdracht van de Stichting Visie door een Zweeds laboratorium Biospectron is uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek, die mij gisteren ter beschikking zijn gesteld, heb ik ter beoordeling voorgelegd aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Het RIVM rapporteerde mij dat er voor de onderzochte elementen een variatie van concentraties is aangetoond in de monsters van de faeces van personen betrokken bij de Bijlmerramp die van dezelfde orde van grootte is als voor de controlegroep van onbekende samenstelling. Voor uranium is de variatie tussen 60% en 140% van het gemiddelde. Volgens het RIVM is de oorzaak van de gevonden variatie het fluctuerende gehalte van uranium en andere elementen in het voedsel. Die fluctuaties zijn vrijwel geheel terug te vinden in de faeces. De verschillende hoeveelheden in de faeces zeggen derhalve niets over de eventueel langdurig in het lichaam opgenomen hoeveelheid uranium. Met de door het Zweedse laboratorium gebruikte onderzoeksmethode wordt primair de in het voedsel voorkomende uranium gemeten en niet de in het lichaam langdurig opgenomen hoeveelheid uranium. Naar de mening van het RIVM zijn de metingen geen indicatie voor een eventueel verhoogde blootstelling aan verarmd uranium in de bij de Bijlmerramp betrokken groep personen.

Gezondheidseffecten van uranium

Met betrekking tot wetenschappelijke gegevens over de verbranding van uranium in relatie tot gevolgen voor de volksgezondheid kan ik u als volgt berichten. Volgens het RIVM zal bij een brand met lage temperaturen het uranium vrijwel onaangetast zal blijven. Eerst bij temperaturen van rond de 1000 graden en hoger zal het uranium in grote hoeveelheden als aërosolen vrij kunnen komen. Bij inademing van grote hoeveelheden van deze aërosolen zou de limiet voor toxiciteit van uranium overschreden kunnen worden. Verarmd uranium is na absorptie vooral schadelijk voor de nieren. Klachten na blootstelling aan uranium kunnen veroorzaakt worden door een nierinsufficientie.

Beschermende kleding

Over het dragen van beschermende kleding heeft mijn ambtgenote van Verkeer en Waterstaat u in het verleden reeds geïnformeerd. Ik moge u hiertoe verwijzen naar de antwoorden van mijn ambtgenote van Verkeer en Waterstaat op eerder gestelde Kamervragen met betrekking tot dit onderwerp (Aanhangsel Handelingen nr. 99 en nr. 100, vergaderjaar 1997–1998).

Voorts verwijs ik naar de brief van de minister van Verkeer en Waterstaat aan de voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat van 12 september 1997.

Witte pakken

Tijdens het interpellatiedebat met de minister van Verkeer en Waterstaat op 8 oktober 1997 is dit onderwerp ook aan de orde geweest. Minister Jorritsma heeft daarbij opgemerkt dat het tot dusver «nooit is aangetoond» dat deze berichten juist zijn.

Onlangs is desalniettemin de uitkomst van eerdere onderzoekingen op dit punt in opdracht van de minister van Verkeer en Waterstaat nog eens opnieuw geverifieerd.

Een consultatieronde bij de betrokken autoriteiten van de Gemeente Amsterdam (brandweer en politie), het ministerie van Binnenlandse Zaken, het Bureau Vooronderzoek Ongevallen en Incidenten en de brandweer van Amsterdam Airport Schiphol leverde een bevestiging op van het bestaande beeld dat uit niets blijkt waarop de berichten over een groep «geheimzinnige» personen in witte, ruimtevaartachtige pakken berusten. Een uitzondering hierop was een recente verklaring van een medewerker die daarvan afwijkt. Dit laatste vormde voor de minister van Verkeer en Waterstaat aanleiding om door tussenkomst van de minister van Justitie het Openbaar Ministerie te verzoeken deze verklaring na te trekken en zo mogelijk op juistheid te verifiëren.

Het is van belang dat ook anderen die hierover mogelijk informatie kunnen verschaffen zich tot de politie wenden.

Begeleiding van werknemers

Het begeleiden van werknemers met gezondheidsklachten is een verantwoordelijkheid van de desbetreffende werkgever. In deze verantwoordelijkheid kan ik niet treden.

Commissie Hoekstra

De minister van Verkeer en Waterstaat heeft op 9 december 1997 de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat geïnformeerd over de concept-instellingsbeschikking van de Commissie Luchtvrachtdocumentatie (de zgn. Commissie Hoekstra).

In overleg met de voorzitter van de vaste commissie is de beschikking vervolgens aangepast in die zin dat de eerst vereiste luchtvaartdeskundigheid van tenminste één van de leden is geschrapt met het oog op de vereiste onafhankelijkheid van de onderzoekscommissie.

Nadien is de Commissie Luchtvrachtdocumentatie samengesteld en zijn voorbereidende werkzaamheden voor het werk van de Commissie verricht.

Op 16 februari 1998 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat de Kamer geïnformeerd over de feitelijke aanvang van de werkzaamheden en de samenstelling van de Commissie. De Commissie heeft tot taak te onderzoeken hoe het verzamelen van informatie over de vracht van het in 1992 in de Bijlmer verongelukte El Al-vliegtuig is verlopen, en wat de positie, taak, bevoegdheid en het feitelijk opereren van de betrokken instanties daarbij is geweest. Het betreft hier met name het Bureau Vooronderzoek Ongevallen en Incidenten (Raad voor de Luchtvaart), het Directoraat-Generaal Rijksluchtvaartdienst, de Economische Controle Dienst, de Rijksverkeersinspectie en het Openbaar Ministerie cq. het Korps Landelijke Politiediensten, afdeling Luchtvaartpolitie.

De Commissie zal zo mogelijk voor 15 juli 1998 rapport uitbrengen en daarbij ook aandacht schenken aan mogelijke verbeteringen voor de toekomst.

Als eerste stap in het onderzoek wordt een inventarisatie uitgevoerd om een helder beeld te krijgen van het juridisch kader van vrachtvervoer door de lucht en de (inter)nationale wet- en regelgeving inzake onderzoek naar de aard, samenstelling en gewicht van de luchtvracht bij een vliegtuigongeval c.q. -incident. Voorts zal deze stap moeten leiden tot een volledig inzicht in de keten van luchtvrachtvervoer, betrokken actoren en de daarbij behorende documenten.

Daarnaast zullen interviews worden gehouden met deskundigen van de betrokken instanties. In de volgende fase zal de feitelijke wijze van verzamelen van informatie over de luchtvracht en het optreden van betrokken organisaties na het El Al ongeval over de periode 1992–1997 worden geanalyseerd. Daartoe zullen de desbetreffende stukken worden bestudeerd en tevens zullen vertegenwoordigers van betrokken organisaties worden gehoord.

Deze analysefase leidt uiteindelijk tot het formuleren van conclusies en aanbevelingen die in een eindrapportage aan de minister van Verkeer en Waterstaat wordt uitgebracht. Het rapport zal vervolgens aan de Kamer worden toegezonden.

Overigens heeft de minister van Verkeer en Waterstaat in verband met de vragen die nog leven over de lading van het verongelukte vliegtuig in het debat op 8 oktober 1997 ook toegezegd een poging te doen om nog ontbrekende House Airway Bills op te vragen. Door tussenkomst van de Israëlische Ambassade is aan El Al verzocht alle mogelijke inspanningen te verrichten om naast de beschikbaar gestelde luchtvrachtbrieven ook de zogenoemde House Airway Bills op te vragen. El Al heeft daartoe in november 1997 wereldwijd 23 bedrijven aangeschreven. Eind januari 1998 is El Al gevraagd over de stand van zaken te rapporteren. Nadere informatie is nog niet ontvangen, maar gezien het belang hiervan zal de voortgang nauwlettend worden bewaakt.

Justitieel onderzoek

In het debat van 8 oktober 1997 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat naar aanleiding van verklaringen van Duitse oud-El Al medewerkers over mogelijke dubbele boekhoudingen toegezegd te zullen vragen het justitieel onderzoek te heropenen. Dit verzoek is op 17 oktober 1997 door de minister van Justitie overgebracht aan het Openbaar Ministerie.

Het Openbaar Ministerie onderzoekt de mogelijkheden tot heropening van het onderzoek. Die mogelijkheden lijken beperkt te zijn. Het College van Procureurs-Generaal zal te zijner tijd de minister van Justitie hierover informeren. Alsdan zal de minister van Justitie de Tweede Kamer der Staten-Generaal informeren.

Inventariserend onderzoek

Tijdens het vragenuur van 30 september 1997 inzake de Bijlmerramp heb ik toegezegd een inventariserend onderzoek te doen onder bewoners, hulpverleners en vrijwilligers naar al die psychische en somatische klachten die men in verband brengt met de Bijlmerramp. De Inspectie gezondheidszorg heb ik met de begeleiding van dit onderzoek belast. Bij brief van 23 februari jl. heb ik u geïnformeerd over het feit dat dit onderzoek is voorbereid en zal aanvangen op het moment dat de door de Minister van Verkeer en Waterstaat ingestelde Commissie Hoekstra heeft gerapporteerd. De Commissie Hoekstra zal geen onderzoek doen naar de samenstelling van de lading ten tijde van de ramp, maar zal gegevens daarover wel in haar onderzoek betrekken. Vanwege de samenhang tussen het door mij toegezegde onderzoek en het onderzoek van de Commissie Hoekstra, en de informatie die dit onderzoek nog zal kunnen opleveren ten aanzien van de lading van het betreffende El-Al vliegtuig heb ik besloten hierop te wachten.

Daarnaast heeft de KLM een onderzoek uitgevoerd onder KLM-medewerkers naar gezondheidsklachten die in verband gebracht kunnen worden met het werken in een hangaar van Schiphol. In deze hangaar waren tijdelijk wrakstukken van het EL-Al-vliegtuig van de Bijlmerramp opgeslagen. Er werd een grote diversiteit aan gezondheidsklachten geconstateerd zonder dat deze op één afgebakende oorzaak waren terug te voeren. Ik heb vernomen dat de KLM voornemens is een onderzoek uit te laten voeren naar mogelijke factoren bij de hangaar die een risico zouden kunnen vormen voor de gezondheid.

Naar aanleiding van de recente publiciteit over bovenvermeld onderzoek heb ik aangegeven dat ik bereid ben aanvullend onderzoek financieel te ondersteunen. De onderzoekslijn die met het Biospectron onderzoek is ingezet, blijkt, zoals uiteengezet, geen relevante informatie op te leveren. Ik ben dan ook voornemens om het door mij al toegezegde inventariserend onderzoek door te zetten, waarbij ik de relatie blijf leggen met de eventueel relevante informatie die uit het onderzoek van de Commissie Hoekstra beschikbaar kan komen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eiler

Naar boven