nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 7 juni 1996
Tijdens het overleg met de Kamer op 14 mei 19961
heb ik u gemeld bezig te zijn om een geparafeerd exemplaar te verkrijgen van
de zgn. NOTOC (Notice to Captain) met het overzicht van de gevaarlijke
stoffen aan boord van het op 4 oktober 1992 in de Bijlmermeer verongelukte
El Al-vliegtuig. Daarbij ging het met name om de NOTOC New York–Amsterdam–Tel
Aviv. Zoals ik de Kamer tijdens het overleg heb laten weten is dit specifieke
document al eerder in Israël opgevraagd. Ik heb de Kamer toegezegd materiaal
dat ik uit Israël krijg aan haar in afschrift te doen toekomen.
Met deze brief wil ik u tussentijds informeren over de stand van zaken.
Daags na het debat in de Kamer heb ik de Israëlische autoriteiten langs
diplomatieke weg laten weten dat ook u zo spoedig mogelijk kennis zou willen
nemen van het hierboven bedoeld materiaal. Op 24 mei 1996 is opnieuw aandacht
gevraagd voor het Nederlandse verzoek. De Directeur-Generaal van de Israëlische
burgerluchtvaartdienst heeft daarop uitdrukkelijk laten weten dat El Al hem
inmiddels alle medewerking heeft toegezegd om aan het verzoek te voldoen.
Het spreekt voor zich dat ik de Kamer nader zal informeren zodra ik materiaal
uit Israël heb ontvangen.
Wat betreft de toezegging u nader te informeren over het al dan niet op
Schiphol verplaatsen van de gevaarlijke lading aan boord en de gedragsregels
van El Al ten aanzien van het opmaken van NOTOC's kan ik u het volgende berichten
op basis van informatie, die ik inmiddels heb ontvangen van de Raad voor de
Luchtvaart.
Naar aanleiding van de vraag of er in Amsterdam verplaatsing van de lading
heeft plaatsgevonden, is de «loading instruction» gecontroleerd.
In deze instructie wordt aangegeven waar de vracht bij aankomst staat
en waar de vracht bij vertrek komt te staan. Deze controle leverde op dat
de vracht die in New York is geladen voor Tel Aviv in Amsterdam bij
vertrek op precies dezelfde plaats is gebleven. De vracht voor Amsterdam is
uitgeladen en alleen deze posities zijn gebruikt om nieuwe vracht te laden.
De vragen rond de gedragsregels bij El AL betreffende het opmaken van
NOTOC's zijn ter verificatie doorgestuurd naar El AL. Dit leverde de volgende
antwoorden op: Alle «NOTOCS» zowel doorgaande als nieuwe worden
aan de gezagvoerder overhandigd, waarbij de bestaande wordt herzien als de
pallets op een nieuwe positie komen te staan. Dit was echter in Amsterdam
niet het geval.
Voor het tekenen geldt het volgende: De gezagvoerder tekent er twee waarvan
er één op het station van vertrek blijft en één
in de cockpit op een speciale clipboard blijft. Daarnaast wordt er één
door de vrachtagent getekend en deze gaat in de tas met de papieren aan boord.
De nieuwe gezagvoerder tekent dus de nieuwe «NOTOC» en indien
nodig de gewijzigde oorspronkelijke «NOTOC».
De vraag of het tekenen van de «NOTOC» in I.C.A.O. Annex 18
wordt voorgeschreven, moet ontkennend worden beantwoord. In deze annex wordt
uitgebreid ingegaan op de inhoud van de «NOTOC» maar er wordt
niet gesproken over het feit dat deze getekend moet worden. Wel wordt dit
door I.A.T.A. aangegeven, maar geldt niet als wettelijk voorschrift en is
als zodanig niet verplicht.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink