Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 januari 2018
Met deze brief informeert het Kabinet uw Kamer over de vervolgstappen naar aanleiding
van de motie van de leden Sjoerdsma en Azmani (Kamerstuk 22 831, nr. 132) waarin «de regering wordt verzocht de Eritrese ambassade te sluiten».
Het Kabinet heeft met zorg kennisgenomen van de uitzending van Argos op zaterdag 23 december.
De uitzending bevestigt het bestaande beeld van de wijze waarop de Eritrese gemeenschap
de diasporabelasting moet betalen om toegang te krijgen tot consulaire diensten van
het Eritrese ambassadekantoor in Den Haag. Op 28 december jl. is de Eritrese ambassadeur
in Brussel (mede-geaccrediteerd in Nederland) ontboden. In het onderhoud met de ambassadeur
zijn de grote Nederlandse zorgen over de huidige praktijk rondom de inning van de
diasporabelasting in Nederland opnieuw nadrukkelijk overgebracht.
Op basis van dit onderhoud en eerdere gesprekken met de Eritrese autoriteiten stelt
het kabinet vast dat er aan Eritrese zijde geen begrip bestaat voor de grote Nederlandse
politieke en maatschappelijke weerstand tegen de wijze waarop de diasporabelasting
wordt geïnd en ook dat er aan Eritrese zijde geen bereidheid is om hieraan tegemoet
te komen.
Om die reden, mede in het licht van de aanhoudende aanwijzingen dat intimidatie en
dwang plaatsvinden bij de inning van de diasporabelasting en van de ontstane maatschappelijke
en politieke onrust, ziet het Kabinet zich genoodzaakt een krachtig diplomatiek signaal
af te geven aan de Eritrese autoriteiten. Hiermee wil het kabinet duidelijk maken
dat Nederland niet gediend is van deze onwenselijke praktijken.
Tegelijk erkent het kabinet dat er momenteel geen door een rechter vastgestelde bewijzen
zijn dat het Eritrese ambassadekantoor in Den Haag onrechtmatige of strafbare feiten
heeft begaan. Indien het Openbaar Ministerie signalen van mogelijke strafbare feiten
ontvangt, zal het deze onderzoeken op aanknopingspunten voor nader strafrechtelijk
onderzoek en kan het overgaan tot vervolging.
Alles afwegende heeft het kabinet op grond van bovenstaande de Tijdelijk Zaakgelastigde
van het Eritrese ambassadekantoor in Den Haag tot persona non grata verklaard en zijn vertrek geëist. Op dinsdag 16 januari is de Eritrese ambassadeur
ontboden om de Note Verbale met dit besluit in ontvangst te nemen.
Een verklaring tot persona non grata geldt in het diplomatieke verkeer als een bijzonder zware maatregel. Nederland maakt
hier zelden gebruik van en heeft nooit eerder een ambassade(kantoor) in Nederland
eenzijdig gesloten. Nederland beseft dat het hier een hoogst uitzonderlijke maatregel
betreft, die ook als signaal aan de Eritrese autoriteiten is bedoeld.
Het kabinet heeft niet besloten tot sluiting van het ambassadekantoor in Den Haag.
Bij sluiting van het ambassadekantoor zouden de bilaterale betrekkingen met Eritrea
zodanig geschaad worden dat adequate belangenbehartiging, bijvoorbeeld op het gebied
van migratie, mensenrechten en consulaire zaken en missies, vrijwel onmogelijk wordt.
Ook is meegewogen in de besluitvorming dat de Eritrese gemeenschap in Nederland belang
heeft bij nabije toegang tot consulaire dienstverlening. Zij zal grote praktische
hinder ondervinden van sluiting, indien voor elke consulaire dienst naar Brussel moet
worden gereisd.
Voor een duurzame oplossing van de aanpak van de omstandigheden rondom de inning van
de Eritrese diasporabelasting zullen harde diplomatieke maatregelen alleen niet toereikend
zijn en blijft het onder andere cruciaal dat er aangiften van strafbare feiten worden
gedaan.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. Zijlstra