22 775
Gerechtsdeurwaarderswet

nr. 18
VIJFDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 31 maart 2000

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 12, derde lid, komt te luiden:

3. Aan de voet van het exploot worden de ingevolge het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verschuldigde kosten vermeld.

B

In artikel 25, eerste lid, wordt «de artikelen 14, 15a, eerste lid, tweede lid, derde volzin, en zevende lid en 16,» vervangen door: de artikelen 14, 15a, eerste lid, tweede lid, derde volzin, en zevende lid,.

C

Artikel 49a komt te luiden:

Artikel 49a

De laatste volzin van artikel 26, negende lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt vervangen door: Zij worden berekend met toepassing van het bepaalde bij en krachtens artikel 434a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

D

Aan artikel 50 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

6. Na artikel 434 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 434a

Kosten terzake van ambtshandelingen, verricht door gerechtsdeurwaarders, worden voor de bepaling van de kosten van tenuitvoerlegging in aanmerking genomen overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde tarieven.

E

In artikel 50b, onderdeel 2, subonderdeel cc, wordt «voor» vervangen door: van.

Toelichting

A

Aan de voet van het exploot dienen de kosten te worden vermeld die op grond van de art. 57 lid 5, 57a lid 3 en 434a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld. De verwijzing is aangepast in verband met het in onderdeel D voorgestelde nieuwe artikel 434 Rv.

B

In artikel 25 wordt nog verwezen naar het inmiddels vervallen artikel 16. Deze verwijzing wordt geschrapt.

C

Deze wijziging strekt ertoe de eerder aangebrachte verwijzing naar artikel 57 lid 5 Rv te vervangen door een verwijzing naar art. 434a Rv, zoals dat komt te luiden na verwerking van de in onderdeel D voorgestelde wijziging. Het gaat in artikel 26 lid 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) om de in het kader van de executie van een dwangbevel gemaakte invorderingskosten. Voor de door de gerechtsdeurwaarder in de executiefase gemaakte kosten wordt voorgesteld in art. 434a Rv een aparte bepaling op te nemen, op grond waarvan tarieven voor de in die fase verrichte ambtshandelingen kunnen worden vastgesteld. Het is derhalve correct om in de Wahv naar die bepaling te verwijzen.

D

In de vierde nota van wijziging is in de artikelen 57 lid 5 en 57a lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een basis gelegd voor vaststelling van de op de schuldenaar te verhalen kosten van ambtshandelingen van de gerechtsdeurwaarder. Daarbij is aangeknoopt bij de proceskostenveroordeling. De proceskostenveroordeling heeft in de praktijk alleen betrekking op de kosten die zijn gemaakt in het kader van de procedure bij de rechter. Voor wat betreft door de gerechtsdeurwaarder verrichte ambtshandelingen moet daarbij aan (de kosten van) het uitbrengen van de dagvaarding worden gedacht. De kosten die de gerechtsdeurwaarder in het kader van de executie van een vonnis maakt, worden in het algemeen niet in de proceskostenveroordeling begrepen. Ook de in het kader van de executie van een dwangbevel door de gerechtsdeurwaarder gemaakte kosten worden niet hierdoor bestreken. Dit is een omissie. Teneinde ook de met de tenuitvoerlegging van een executoriale titel (m.n. vonnissen en dwangbevelen) gemoeide kosten terzake van ambtshandelingen van de gerechtsdeurwaarder bij algemene maatregel van bestuur te kunnen normeren, wordt in dit onderdeel voorgesteld om – ter completering van de regeling – een aparte grondslag in het Wetboek van Burgelijke Rechtsvordering te creëren. Deze grondslag wordt opgenomen in een apart artikel (art. 434a) in de eerste titel («algemene regels») van het Tweede Boek («Van de gerechtelijke tenuitvoerlegging van vonnissen, beschikkingen en andere authentieke akten») van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Deze bepaling sluit aan op de diverse bepalingen met betrekking tot de executiekosten waarin is geregeld dat de netto-opbrengst (na aftrek van kosten van de executie) onder de daartoe gerechtigden wordt verdeeld (zie o.a. art. 480, 551, 580 Rv en art. 3:268 lid 4 en 3:254 lid 4 BW).

Tenslotte verdient opmerking dat in fiscale zaken – waarin niet door een gerechtsdeurwaarder maar door een belastingdeurwaarder wordt geëxecuteerd – het regime van de Kostenwet Invordering rijksbelastingen geldt. De aan Rv. toe te voegen bepalingen spreken daarom met opzet over «gerechtsdeurwaarders».

E

Betreft herstel van een onjuistheid.

De Staatssecretaris van Justitie,

M. J. Cohen

Naar boven