22 727
Bodemverontreiniging

nr. 15
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 29 januari 1996

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 heeft op 7 december 1995 overleg gevoerd met minister De Boer van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over:

– haar brief van 18 augustus 1995 inzake de vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het ministerie van VROM (kadastrale registratie van bodemverontreiniging (23 900-XI, nr. 77));

– haar brief van 23 augustus 1995 inzake het landelijk onderzoek naleving werkprogramma milieumaatregelen bij tankstations (VROM-95–467);

– haar brief van 12 september 1995 over het Jaarrapport 1994 van de Stuurgroep Bodemsanering van in gebruik zijnde bedrijfsterreinen BSB/eerste evaluatie (VROM-95–514);

– haar brief van 30 oktober 1995 over onderzoek provinciaal en gemeentelijk beleid bodemsanering (VROM-95–689);

– haar brief van 30 november 1995 houdende een reactie op opmerkingen van de Nederlandse vereniging van bouwondernemers (NVB) over de Wet bodembescherming (VROM-95–872);

– haar brief van 5 december 1995 over reiniging van verontreinigde grond (VROM-95–895).

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Klein Molekamp (VVD) maakte uit de brief van 30 oktober op, dat per 31 december 1994 in feite geen enkele provincie voldeed aan de uit de bestuursovereenkomst voortvloeiende resultaatverplichting. Ten aanzien van de provincies Groningen, Overijssel, Gelderland, Utrecht en Noord-Brabant behouden de regionale inspecties zelfs twijfels over het realiseren van de beoogde tijdsinzet ten behoeve van handhaving. Zijn de provincies te laks in hun beleid, of is het Rijk wellicht te ambitieus geweest? Wat wordt hieraan gedaan? Worden hier sancties aan verbonden?

De reactie die de minister in haar brief van 30 november geeft op opmerkingen van de NVB over de nieuwe Wet bodembescherming (WBB) vond de heer Klein Molekamp niet toereikend. Kloppen de in de NVB-rapportage gegeven voorbeelden van niet wenselijke effecten van de WBB en zo ja wil de minister per geval aangeven wat daaraan kan worden gedaan?

De heer Klein Molekamp vroeg een reactie van de minister op de BSB-rapportage. In haar brief van 12 september gaat zij ervan uit dat de Stuurgroep BSB 1996 de financiële taakstelling van 400 mln. realiseert, maar de BSB-operatie is toch vooral gericht op inventarisatie? Mag wel zo'n directe relatie tussen inventariseren en daadwerkelijk saneren worden gelegd? Belemmeren het ontbreken van een flankerend provinciaal beleid, verschillen tussen de door provincies gehanteerde urgentiesystemen en de hoogte van legestarieven de voortgang van de sanering? In het kader van de SUBAT-operatie wordt geconstateerd dat leges ongeveer 15% van de totale kosten bedragen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Wat zijn de legeskosten per provincie? Naar hij had begrepen zijn Groningen en Drenthe in principe legesvrij. Wil de minister (eventueel met behulp van financiering uit bodemgelden) andere provincies ruimte bieden om zich met hun leges ook in die richting te bewegen? De hoogte van leges kan sterk worden beïnvloed via stroomlijning van procedures. Wil de minister er in dit kader bij haar collega van Binnenlandse Zaken op aandringen om de overeenkomst tussen IPO en SUBAT over een eenduidige systematiek voor indiening van saneringsplan en onderzoeksrapport te bekrachtigen met een ministeriële regeling?

SUBAT constateert dat veel bedrijfssaneringen niet tot stand komen door onzekerheid over een door de minister van Verkeer en Waterstaat (V&W) aangekondigde AMvB die de vergunningplicht in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren min of meer zou afschaffen. Kunnen de bevoegde gezagen op deze AMvB vooruitlopen en zo neen, wil de minister dan bij haar collega van V&W aandringen op spoedige invoering van deze AMvB? In een aantal conflicten tussen SUBAT en provincies wordt gestreefd naar een minnelijke schikking, maar zou het niet verstandig zijn om over een aantal zaken een proefproces te voeren? Dat schept duidelijkheid. Wil de minister bezien hoe knelpunten tussen SUBAT en de provincie Limburg kunnen worden weggenomen? Signaleert VNO-NCW terecht dat verplichte voorzuivering soms aanzienlijk duurder is dan centrale zuivering en zo ja, wat is hieraan te doen? Wil de minister eventueel met haar collega van V&W de circulaire verontreiniging oppervlaktewater herzien?

In de rapportage Streefbeeld bodemsaneringsbeleid geven het ministerie van VROM, het IPO en de VNG aan hoe belangrijk vernieuwing van het bodembeleid is. In dat verband wordt vooral gewezen op de grote regeldichtheid als gevolg van de diverse wettelijke regimes die op de bodem betrekking hebben. Hoe wordt stroomlijning hiervan aangepakt en tot welke wijzigingen leidt dit? Wat vindt de minister van de conclusie dat meer ruimte kan worden gecreëerd voor locatiespecifieke bodemsanering door het maken van een ontwerp in een maatschappelijke context te plaatsen? Hoe wordt dit uitgevoerd? Verdergaande decentralisatie van het overheidsbeleid past in deze visie. Wanneer kunnen de in het AO van 7 februari jl. toegezegde voorstellen op dit gebied tegemoet worden gezien? Wanneer komt de eveneens toegezegde evaluatie van de actie Tankslag?

Uit de brief van 18 augustus jl. maakte de heer Klein Molekamp op dat codering in het Kadaster beperkt is tot de mate waarin sanering nodig is. Kan hieraan een code worden toegevoegd die meer ingaat op de fase waarin het saneringsproces zich bevindt? Worden gegevens per bevoegd gezag inderdaad verschillend aangeboden en is er van uniforme registratie per provincie nog geen sprake?

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) liet opmerkingen over het afvalbeleid achterwege, gezien de uitvoerige discussie hierover in de afgelopen maanden en omdat nader over dit onderwerp kan worden gesproken naar aanleiding van de rapportage over de uitvoering van de motie van VVD, D66 en PvdA over landelijke afvalsturing. Met de inhoud van de brief van 18 augustus kon zij zich verenigen. Het speet haar, uit de brief van 23 augustus te moeten concluderen dat er achterstand is in het treffen van milieumaatregelen bij tankstations omdat met de voorbereidingen te laat is begonnen, nog niet alle saneringsplannen zijn opgesteld en nog niet alle voorzieningen zijn aangebracht. Hebben overheden de voortgang van het proces voldoende bewaakt? Hoe staat het met de in de brief aangekondigde uitwerking van aanbevelingen uit bedoelde rapportage? Is de situatie al verbeterd? Samenwerking tussen bedrijven in een regio kan de onderzoekskosten drukken en maakt een betere bewaking van de voortgang van het proces mogelijk.

De brief van 30 oktober geeft aan dat provincies en gemeenten het rijksbeleid op het gebied van bodemsanering en de landelijke uitwerking daarvan op onderdelen niet hebben overgenomen en zijn nagekomen. Hoe staat het met het overleg met IPO en VNG over de door de Inspectie Milieuhygiëne (IMH) gedane aanbevelingen? Is het wel mogelijk om op basis van deze aanbevelingen en die van de commissie-Welschen de bodemsaneringsoperatie in de komende jaren op efficiënte en effectieve wijze uit te voeren? In dit verband wees zij op de brief van VNO-NCW over de BSB-operatie en op berichten van diverse steden over stagnatie bij de aanpak van Vinex-locaties als gevolg van onduidelijkheid over het beleid.

Mevrouw Augusteijn deelde de uit de brief van 12 september blijkende zorg van de minister over de ontwikkeling van de omvang van de saneringen door het bedrijfsleven. Het is te betreuren dat de groei van het aantal deelnemende bedrijven niet leidt tot substantiële toename van het aantal urgente saneringen. De extra financiële inspanning steunde zij, maar hoe kan die in 1996 worden gerealiseerd? Is dit een verplichting en zo ja, kan die worden nagekomen? Wat de minister in haar brief onder het hoofdje «Aanbevelingen/voorwaarden» schrijft, is positief, maar wat doet zij met de constatering van de Stuurgroep dat de beloofde verruiming van fiscale reserveringsmogelijkheden er nog niet is? Wil zij hierover contact opnemen met haar collega Vermeend? Hoe denkt de minister over de suggesties van VNO-NCW om de BSB-operatie te stimuleren? Opzienbarend vond zij de suggestie om het begrip multifunctionaliteit los te laten, omdat het bij de uitvoering nauwelijks nog een rol speelt. Hoe ziet de minister dit in het licht van haar uitspraken bij de behandeling van het rapport van de commissie-Welschen, waarin zij een koppeling legde tussen het principe van de multifunctionaliteit en de afspraak om op maat te saneren, door te stellen dat het begrip multifunctionaliteit uitgangspunt blijft, maar dat andere criteria daaraan evenwaardig kunnen zijn als het om praktische redenen geheel verantwoord is om zo'n ander criterium te hanteren. Welke invloed heeft de toekomstige bestemming van de bodem in dezen? Afhankelijk van de toekomstige bestemming kunnen verschillende regels worden gehanteerd, maar dan moet wel goed zijn vastgelegd waar de vervuiling zit, hoe omvangrijk die is en hoe die wordt gecontroleerd. Wie bepaalt in zo'n geval wat er wordt gecontroleerd en wie controleert? VNO-NCW bepleit om duidelijk in kaart te brengen waar de eis van multifunctionaliteit volledig kan blijven gelden en waar toepassing ervan in de praktijk problemen geeft. Komt zo'n kaart er?

Uit de reactie van de Nederlandse vereniging van procesmatige grondreinigingsbedrijven (NVPG) maakte mevrouw Augusteijn op dat er nog steeds onduidelijkheid is over het aanleveren van reinigbare grond, ondanks dat het SCG meldt dat een en ander goed is geregeld. Terecht signaleert de NVPG dat niet alle grondstromen via het SCG lopen. Stortplaatsen hebben zo'n grote belangstelling voor dit soort grond dat de tarieven voor storten (in tegenstelling tot de bedoeling van het afvalbeleid) dalen. Hoe ziet de minister dit?

De heer Duivesteijn (PvdA) had na de uitvoerige behandeling van het rapport-Welschen op 7 februari jl. eigenlijk niet zo'n behoefte om diepgaand in te gaan op de aan de orde zijnde stukken, waarin in feite de voortgang van het beleid wordt geschetst. Met de daarin beschreven maatregelen kon hij zich in grote lijnen verenigen. Wel was het hem opgevallen dat de in de brief van 30 oktober jl. beschreven aanbevelingen van de IMH praktisch het totale beleidsterrein omvatten. Vraagt de inspectie hiermee om herformulering van het totale beleid of is men gewoonweg niet in staat om aan te geven welke fricties er tussen beleid en praktijk bestaan en hoe die kunnen worden opgelost?

De heer Esselink (CDA) vond dat met de uit de brief van 18 augustus jl. blijkende registratiemethode van het Kadaster volwaardig tegemoet is gekomen aan hetgeen de volksvertegenwoordiging via amendering in de Wet bodembescherming heeft willen neerleggen. Niet is echter voldaan aan de in dat verband levende verwachting dat provincies en gemeenten erin zouden slagen om binnen 24 uur achtergrondinformatie te verstrekken over de bij het Kadaster aangegeven coderingen. Wil de minister dit onder de aandacht brengen in het DUIV-overleg? Er moet nu gestaag verder worden gewerkt aan een geïntegreerd systeem, dat op verschillende plekken toegankelijk is (o.a. bij het SCG) en waarin op uniforme wijze achterliggende informatie voorhanden is. In die situatie moet de kadastrale aanduiding gehandhaafd blijven, want daar zitten publiekrechtelijke aspecten aan.

De heer Esselink herinnerde aan eerder door hem gestelde vragen over de problemen die bij de sanering van tankstations voortvloeien uit leges en heffingen. Ervan uitgaande dat VNG en IPO hierin uniformiteit zouden brengen is in het wettelijk kader destijds bewust de inhoud van verordeningen en de hoogte van de leges niet gedefinieerd. Helaas zijn de verwachtingen op dit gebied niet uitgekomen. Bij de evaluatie van de wet moet ernstig worden overwogen of gemeenten, waterschappen en provincies niet alsnog in het juiste spoor moeten worden gebracht, want zoals het nu gaat, kan het niet verder. Wil de minister pogen om via het DUIV-overleg tot uniformering te komen, het liefst op een zo laag mogelijk niveau? Zeker in de onderzoeksfase moeten de leges laag zijn. Hoe staat het met de AMvB Lozingen bodemsanering? Die zou een afdoende regeling kunnen geven voor het probleem van de heffingen.

In het kader van de BSB-operatie kunnen bedrijven die «vrijwillig» besluiten om te saneren, op grond van bepaalde voorwaarden in aanmerking komen voor mede-financiering door de overheid. Kan de overheid in dat soort gevallen altijd direct financieren, of wordt zo'n deelname ingevoegd in de lange lijst van prioritaire gevallen? In het laatste geval kan er een ontmoedigend groot verschil ontstaan tussen het investeringsritme van het «vrijwillig» sanerende bedrijf en dat van de overheid. Hoe is in dit probleem voorzien? Ligt de voorbereiding van de diverse AMvB's die op grond van de Wet bodembescherming moeten worden gemaakt nog op schema? In dit verband onderstreepte de heer Esselink zijn afkeer van pseudo-regelgeving via circulaires. Is de handhaving zodanig georganiseerd dat vanaf 1996 goede controle mogelijk is op het verbod om reinigbare grond te storten? In deze nieuwe situatie moet van meet af aan zo scherp worden gehandhaafd dat geen grijs gebied kan ontstaan. In dit verband wees hij op klachten van het SCG over de handhaafbaarheid in de huidige situatie. Welke andere invulling dan het overhevelen van budgetten staat de minister voor ogen bij decentralisatie van bodemsanering? De uitvoering is bij wet namelijk al vergaand gedecentraliseerd. Ook hij vroeg aandacht voor signalen uit de praktijk die aangeven dat het werken met de afwijkingsgronden die zijn omschreven in de locatiespecifieke omstandigheden, tot problemen leidt. Zou het in de periode totdat een en ander in een AMvB is neergelegd, niet wenselijk zijn om nauwer aan te sluiten op de praktijk? Is de minister bereid om haar mening op dit punt neer te leggen in een brief aan de Kamer? Daarbij zou ook het ALONS-rapport betrokken kunnen worden.

Het antwoord van de minister

De minister nam met voldoening kennis van de instemming met de brief van 18 augustus. De kadastrale registratie heeft slechts een signaalfunctie. In overleg met IPO en VNG krijgt de toegankelijkheid en uniformiteit van de achterliggende informatie extra aandacht. Een door de RAVI gegeven handreiking op het gebied van uniformiteit wordt verder uitgewerkt. Verder zullen provincies en gemeenten in het DUIV-overleg van 20 december a.s. worden gevraagd om binnen 24 uur achtergrondinformatie beschikbaar te stellen.

De minister zegde toe, tegen medio januari a.s. schriftelijk terug te komen op de voorbeelden uit de NVB-nota «De nieuwe Wet bodembescherming: van recht naar krom». Inmiddels is een en ander al wel uitgebreid besproken met de NVB.

De minister ging ervan uit dat de doelstellingen van de in BSB-verband gemaakte afspraken worden gehaald. Het bedrijfsleven moet die taakstelling realiseren. In het jaarrapport over 1995 zal over de voortgang worden gerapporteerd. De eerste periode van vijf jaar loopt dan nog anderhalf jaar. Mocht het realiseren van de taakstelling twijfelachtig blijken, dan is overleg met het bedrijfsleven geboden om algemene belemmeringen uit de weg te ruimen en tot intensivering van de operatie te komen. Vooralsnog ging zij er echter van uit dat redelijk volgens planning wordt gewerkt.

Slechts op basis van uitgebreid vooroverleg (o.a. over financiering en planning) besluit de overheid tot mede-financiering van een door een bedrijf geëntameerde sanering. Daarbij is de overheid afhankelijk van de bijdrage die op grond van de WBB beschikbaar is. De ernst van de verontreiniging en de urgentie van de sanering zijn grotendeels bepalend voor het moment waarop een overheidsbijdrage beschikbaar komt. Binnen de categorie «urgente saneringen» kan de overheid zelf prioriteiten stellen voor de besteding van haar middelen, maar gezien de hoeveelheid te verrichten saneringen kan het voorkomen dat zij over te weinig middelen beschikt voor tijdige deelname. Provincies kunnen jaarlijks een deel van het budget voor dit soort urgente gevallen reserveren. In de praktijk wordt veelal gewerkt met voorfinanciering. Of (en zo ja, in welke mate) het ook voorkomt dat provincies niet instemmen met voorfinanciering was haar niet bekend. Desgevraagd zegde zij toe hiervoor aandacht te vragen in het DUIV-overleg.

De minister bevestigde dat herstel van de multifunctionaliteit van de bodem uitgangspunt van sanering blijft. Op basis van locatiespecifieke omstandigheden mag hiervan worden afgeweken. In dit verband wees zij erop dat de IBC-criteria ruimte laten om zaken te regelen. Sanering op basis van deze criteria vond zij gelijkwaardig aan sanering naar multifunctionaliteit. Omdat zij ervan overtuigd was dat partijen op deze basis voldoende ruimte hebben om overeenstemming te bereiken over een sanering, had zij er geen enkele behoefte aan om thans de criteria te wijzigen. Overleg per geval van verontreiniging is in dezen zeer belangrijk. Medio 1996 verwachtte zij de Kamer te kunnen rapporteren over de resultaten van het project Beleidsvernieuwing bodemsanering (Bever). In dat kader wordt niet alleen gekeken naar de saneringsmethoden op zich, maar ook naar de procedures en naar de kostendragers. De rapportage Welschen-II en het ALONS-rapport worden hierbij betrokken.

De Stuurgroep-BSB heeft verzocht te bevorderen dat provincies gebruik maken van hun mogelijkheid om bedrijven zo nodig via een onderzoeksbevel tot medewerking te dwingen. IPO en VNG hebben hiermee ingestemd. Verder wordt gewerkt aan een uniforme urgentiesystematiek. In het komende DUIV-overleg komt het streefbeeld bodemsaneringsbeleid aan de orde. In dit verband gaat het o.a. om belemmeringen als gevolg van de hoge regeldichtheid. Afstemming van regelgeving is een absoluut vereiste voor decentralisatie. De commissie-Welschen houdt zich hier thans mee bezig. In de rapportage over het project Bever zal hierop worden teruggekomen.

Het werkprogramma Milieumaatregelen bij tankstations en de AMvB in dat kader zijn tot stand gekomen in goed overleg met het bedrijfsleven, IPO en VNG. De beslissing om SUBAT de bodemsanering te laten uitvoeren bij stations die de exploitatie staken, is van grote invloed op de uitvoering van het werkprogramma. Het gaat namelijk om 2 000 van de 6 500 stations. Uitgaande van saneringskosten ten bedrage van f.250 000 per tankstation, is met het programma niet minder dan 1,5 mld. gemoeid. Vertraging wordt veroorzaakt door de weerbarstigheid van de materie, onwetendheid en soms ook onwil om aan sanering mee te doen. Ook doen zich bij de uitvoering onvoorziene knelpunten voor. Een vervolg van het IMH-onderzoek moet hier meer inzicht in geven. Exploitanten zal via voorlichting worden gewezen op de knelpunten die bij de uitvoering van het programma zijn gebleken. Andere overheden wordt aandacht gevraagd voor het maken van een werkprogramma en een uitvoeringsagenda die precies aangeeft wat er moet worden gedaan en hoe moet worden gehandhaafd. Om ondergraving van het werkprogramma te voorkomen, moeten echt onwillige exploitanten worden geconfronteerd met een strikt optredende overheid. Enkele gerichte acties worden thans uitgevoerd en ook worden er nieuwe voorbereid. Het IMH-onderzoeksrapport is aan alle gemeenten toegezonden, met daarbij het verzoek om actie te ondernemen. Verschillende regio's hebben al activiteiten ontplooid. Begin 1996 start de IMH een project om de gemeenten verder te stimuleren bij de uitvoering van het doelgroepenbeleid. Een stappenplan voor de uitvoering van bodemsanering (met zo kort mogelijke doorlooptijden) wordt ontwikkeld. Hierdoor wordt beter inzichtelijk gemaakt waarmee men bezig is en wanneer werken moeten starten om tijdig gereed te zijn. Begin 1996 wordt hierover een circulaire uitgebracht. Verder worden bestaande checklisten geïnventariseerd en komen er voor de aannemer en de installateur richtlijnen voor het opstellen van checklisten. Ook wordt gewerkt aan een plan om de voortgang en de implementatie te bewaken. Ten slotte is een bijgewerkte versie van de handleiding Bodemsanering tankstations uitgebracht, die een snellere beoordeling van saneringsplannen moet bevorderen.

De minister onderstreepte dat voor de vaststelling en heffing van leges primair andere overheden verantwoordelijk zijn. Problemen rondom legesheffing komen indringend aan de orde in het DUIV-overleg. In principe mogen gelden voor bodemsanering niet worden gebruikt om legeskosten van provincies te drukken. Voor de bestrijding van administratieve kosten is er de apparaatskostenvergoeding. Aanvulling daarop moet uit leges worden ontvangen. Desgevraagd zegde zij toe, schriftelijk nader in te gaan op de verdeling tussen beide inkomstenbronnen. Zij was niet bereid om daarin ook in te gaan op het algemene probleem van de verschillen in legesheffing. Uit overleg was haar overigens gebleken dat het IPO zich bewust is van de onrust over de hoogte van de diverse leges. Het IPO wil het probleem analyseren en zal daarover voorstellen doen. In overleg tussen partijen moet een oplossing voor de problemen worden gezocht. Als daarover overeenstemming is bereikt, kan het IPO worden gevraagd een uniforme regeling op te nemen in de model-provinciale verordening.

In het kader van de herziening van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren wordt gewerkt aan een paraplu-vergunning, die het mogelijk moet maken om voor diverse saneringsprojecten te volstaan met één vergunning en één keer legesheffing. Een AMvB die de vergunningplicht moet terugdringen zal naar verwachting begin 1996 aan de Raad van State worden gezonden. Op deze AMvB mag eventueel vooruit worden gelopen. De minister gaf toe dat er een duidelijk verschil is tussen de kosten voor separate voorzuivering van afvalwater en die voor zuivering in een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). Nagegaan wordt of niet voorgezuiverde lozing op een RWZI nadelen oplevert voor het algemene zuiveringsproces. Voorzuivering is in sommige gevallen echt nodig, maar soms ook is het zonder bezwaar mogelijk om gewoon op de RWZI te lozen. Dan is het niet nodig om extra kosten te maken. Het uiteindelijke zuiveringsresultaat mag niet slechter zijn dan dat bij voorzuivering. De minister zegde toe, schriftelijk te antwoorden op de vraag om bedrijven de mogelijkheid te geven om (eventueel tegen extra kosten voor het behalen van eenzelfde eindresultaat) niet voorgezuiverd op een RWZI te lozen.

Decentralisatie achtte de minister pas mogelijk als behoorlijke vorderingen zijn gemaakt met bodemsanering. Daarom hechtte zij eraan zo snel mogelijk een zo groot mogelijk aantal bodems te saneren. Ook wenste zij aan het eind van deze kabinetsperiode volstrekte duidelijkheid te scheppen over de wijze waarop procedureel wordt omgegaan met bodemsanering. Pas dan kunnen de eerste voorstellen voor decentralisatie worden gedaan. Overigens wees zij erop dat een aantal uitvoeringsaspecten van het beleid reeds zijn gedecentraliseerd. Ook is in het kader van de Vinex al het een en ander gebeurd. Partijen denken nogal verschillend over de wenselijkheid van decentralisatie. Met name gemeenten zitten er niet echt op te wachten. Problemen met Vinex-locaties betreffen veelal niet alleen de sanering van de bodem. In de Vinex-convenanten is afgesproken dat het overleg moet worden heropend als zich bij sanering buitengewoon grote problemen mochten voordoen. Op dit ogenblik is dat nog niet aan de orde.

De regeling voor fiscale reservering is inmiddels van kracht. De desbetreffende resolutie is op 22 mei jl. door de staatssecretaris van Financiën gepubliceerd. De minister zegde schriftelijk informatie toe over de stand van zaken bij de voorbereiding van AMvB's ter vervanging van pseudo-regels. De voorbereiding ligt voor een groot deel op schema. Een aantal AMvB's is ook betrokken bij het project-bever.

De aanbevelingen van de IMH in de brief van 30 oktober jl. betreffen inderdaad de totale beleidsketen. Daarmee heeft de IMH echter geen waarde-oordeel over dat beleid willen uitspreken. Wel heeft men aandacht willen vragen voor enkele aspecten van het beleid. In het DUIV-overleg zal hieraan aandacht worden besteed. Vooral is het van belang om nauwkeurig vast te stellen wie voor welk deel van de beleidsketen verantwoordelijk is.

Het evaluatierapport van de eerste fase van de operatie Tankslag is afgerond en wordt gepubliceerd. De tweede fase wordt thans geëvalueerd. Te zijner tijd wordt de Kamer hierover geïnformeerd. In het voorjaar van 1996 hoopte de minister de Kamer te informeren over financieringsmogelijkheden voor eigenaren van oude tanks. Daarbij zal ook worden ingegaan op saneringen die onvoldoende blijken te zijn, hoewel zij min of meer volgens overheidsregels zijn verricht. Inmiddels is de helft van het totaal aantal tanks (200 000) gesaneerd.

Knelpunten tussen SUBAT en de provincie Limburg worden bestudeerd door een speciale begeleidingscommissie. Mocht die er niet uit komen, dan zal dit nader aan de orde worden gesteld in het komende DUIV-overleg.

Aan de handhaving van het per 1 januari a.s. ingaande stortverbod voor reinigbare grond wordt nauwgezet aandacht geschonken. De Kamer krijgt nadere informatie over de wijze waarop goed greep kan worden gekregen op grondstromen. Ten slotte zegde de minister toe, schriftelijk in te gaan op niet beantwoorde vragen.

De voorzitter van de commissie,

Versnel-Schmitz

De griffier van de commissie,

Hillen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Lansink (CDA), Van Erp (VVD), Te Veldhuis (VVD), Van den Berg (SGP), Verspaget (PvdA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Esselink (CDA), ondervoorzitter, M. M. van der Burg (PvdA), Versnel-Schmitz (D66), voorzitter, Van Gijzel (PvdA), Verbugt (VVD), Aiking-van Wageningen (groep-Nijpels), Poppe (SP), Gabor (CDA), Augusteijn-Esser (D66), Duivesteijn (PvdA), Giskes (D66), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), M. B. Vos (GroenLinks), Dijksma (PvdA), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), Assen (CDA) en Jeekel (D66).

Plv. leden: Biesheuvel (CDA), Blauw (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Van Middelkoop (GPV), Houda (PvdA), Bukman (CDA), Van de Camp (CDA), Oudkerk (PvdA), Jorritsma-van Oosten (D66), Valk (PvdA), Van Blerck-Woerdman (VVD), Hendriks, Bijleveld-Schouten (CDA), Reitsma (CDA), Huys (PvdA), De Graaf (D66), Leerkes (Unie 55+), Swildens-Rozendaal (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Witteveen-Hevinga (PvdA), Keur (VVD), H. G. J. Kamp (VVD), Ten Hoopen (CDA) en Van 't Riet (D66).

Naar boven