Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 22700 nr. 22 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 22700 nr. 22 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 4 maart 1996
In het kader van de behandeling van de notitie Leefvormen in het familierecht (kamerstukken II 1995/96, 22 700, nr. 5) is een motie aanvaard, waarin enerzijds is gevraagd inzicht trachten te verkrijgen c.q. te blijven houden in het standpunt van (de betreffende organisatie in) adoptielanden ten aanzien van de adoptie door één ouder en door homoseksuele relaties. Anderzijds is gevraagd om na te gaan of en zo ja, welke voor- en nadelen er kleven aan adoptie van buitenlandse kinderen door één persoon en door twee personen van hetzelfde geslacht (kamerstukken II 1995/96, 22 700, nr. 19).
Het onderzoek naar deze vragen heb ik in een drietal onderdelen laten uiteenvallen.
In de eerste plaats is getracht inzicht te krijgen in de regels en de toepassing daarvan in de praktijk in landen die kinderen afstaan en in de ons omringende landen die kinderen opnemen ter adoptie, alsmede de Verenigde Staten. Dit is gedaan door middel van onderzoek van de in deze landen bestaande wetgeving inzake interlandelijke adoptie, alsmede door verspreiding van een korte vragenlijst op twee internationale conferenties over interlandelijke adoptie. De landen genoemd in het bijgevoegde verslag1 van dit deel van het onderzoek zijn zoveel mogelijk de landen die deze vragenlijst niet al te summier hebben beantwoord. In de tweede plaats is, gelet op de vraagstelling, in het genoemde verslag ingegaan op de verhouding tot het Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie, waarvoor de goedkeurings- en uitvoeringswetgeving bij uw Kamer aanhangig is (kamerstukken II 1995/96, 24 810 nrs. 1–3, 24 811, nrs. 1–3 en 24 812, nrs. 1–3).
Ten slotte is getracht inzicht te krijgen in de sociale en psychische aspecten van adoptie van een buitenlands pleegkind door één persoon en door twee personen van hetzelfde geslacht tezamen. Dit deel van het onderzoek is verricht door Prof. dr. F. C. Verhulst en Dr. H. J. M. Versluis-den Bieman, afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie Sophia Kinderziekenhuis/Erasmusuniversiteit Rotterdam.
Dit betreft geen empirisch onderzoek, maar een onderzoek dat gebruik maakt van eerder door de afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie van de Erasmus Universiteit Rotterdam/Sophia Kinderziekenhuis Rotterdam verricht onderzoek onder buitenlandse adoptiekinderen en onder kinderen uit de algemene Nederlandse bevolking. Verder is gebruik gemaakt van elders gepubliceerde onderzoeken. Ook het verslag van dit onderzoek is bijgevoegd.1
Uit het eerst genoemde verslag van het onderzoek naar regelgeving en de toepassing ervan in zowel landen die kinderen in het kader van interlandelijke adoptie afstaan (landen van herkomst) als landen die deze kinderen opnemen (ontvangende landen) kan het volgende worden afgeleid. De wetgeving van de meeste van de onderzochte landen van herkomst en van alle onderzochte ontvangende landen staat adoptie door één persoon toe. Adoptie door twee personen van hetzelfde geslacht tezamen is nergens in wetgeving toegestaan en komt in de praktijk, behoudens in de Verenigde Staten, niet voor. In de Verenigde Staten van Amerika kunnen in 2 van de 50 staten op basis van jurisprudentie twee personen van hetzelfde geslacht een kind tezamen adopteren. In drie andere staten heeft de hoogste rechter beslist dat de partner van hetzelfde geslacht als de ouder het kind van deze ouder kan adopteren zonder dat in dat geval de familierechtelijke betrekking met de ouder wordt verbroken. Dergelijke beslissingen van de hoogste rechter vormen jurisprudentierecht.
De praktijk laat een sterke voorkeur zien voor interlandelijke adoptie door een echtpaar. Interlandelijke adoptie door één persoon komt slechts weinig voor.
Het Haagse verdrag inzake interlandelijke adoptie bevat een bepaling over het persoonlijke werkingsbereik. In het verdrag is gekozen voor een beperking van dit bereik tot «echtgenoten» of «één persoon». Tijdens de onderhandelingen over het verdrag zijn uitgebreide discussies gevoerd over het werkingsbereik. Gelet op deze discussie kan aan het uiteindelijk gekozen werkingsbereik een belangrijk argument ontleend worden voor het antwoord op de vraag welke adoptievormen internationaal algemeen worden aanvaard.
Prof. Verhulst en dr. Versluis-den Bieman merken in hun conclusies op dat er slechts beperkte kennis voorhanden is over de risico's uit sociaal en psychisch oogpunt verbonden aan de adoptie van buitenlandse kinderen door twee personen van hetzelfde geslacht tezamen of door alleenstaande personen. Voor zover er in dit opzicht iets gezegd kan worden, lijken de omstandigheden waarin het kind opgroeit en de kwaliteiten en eigenschappen van de ouder(s) belangrijkere indicatoren voor het inschatten van de bedoelde risico's dan het gezinstype op zichzelf. Deze risico's lijken in de genoemde situaties afwezig tot gering, maar zijn bij gebrek aan gegevens niet uit te sluiten. Bij de thans beschikbare gegevens moet de kanttekening gemaakt worden dat de onderzoeksresultaten die er zijn, gebaseerd zijn op kleine groepen onderzochte personen die een selectie zijn uit de totale populatie. Het is niet duidelijk in hoeverre de gegevens generaliseerbaar zijn. Daarbij moet opgemerkt worden dat vrijwel alleen gegevens beschikbaar zijn over de ontwikkeling van kinderen in lesbische gezinnen en van kinderen bij alleenstaande vrouwen. Gegevens over de ontwikkeling van kinderen opgroeiend bij twee homoseksuele mannen of een alleenstaande man zijn schaars.
Gelet op de internationale verhoudingen, zoals die ook naar voren komen in het Haags verdrag inzake interlandelijke adoptie, en gelet op het feit dat in het wetsvoorstel tot herziening van het afstammingsrecht en de regeling van adoptie (kamerstukken II 1995/96, 24 649, nrs. 1 e.v.) voor de adoptie van kinderen in Nederland de adoptie door één persoon is voorgesteld, ben ik van oordeel dat ook de interlandelijke adoptie door één persoon tot de mogelijkheden moet behoren. Ik verwacht overigens niet dat dergelijke adopties veelvuldig zullen voorkomen. Uitsluiten wil ik ze echter niet. Door middel van een nota van wijziging bij het wetsvoorstel inzake de uitvoering van het op 29 mei 1993 te 's-Gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie en, in verband daarmee, wijziging van de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen en enige andere wetten (kamerstukken II 1995/96, 24 811, nrs. 1–3) zal hieraan uitvoering worden gegeven. Hierbij verdient opmerking dat de persoon die een kind alleen adopteert in de praktijk kan samenleven met iemand van hetzelfde geslacht. In het algemeen zal dit blijken uit het sociale onderzoek ten aanzien van de aspirant-adoptiefouder dat in geval van interlandelijke adoptie steeds wordt gedaan. Deze onderzoeksgegevens gaan naar het land van herkomst. Dit feit zou voor een land van herkomst reden kunnen zijn te weigeren dat een kind ten behoeve van plaatsing bij die persoon afgestaan wordt.
De internationale verhoudingen in ogenschouw nemend, alsmede de discussies die op dit moment in Nederland zelf gevoerd worden over de wijze waarop feitelijk (sociaal) ouderschap bescherming krijgt, ben ik van oordeel dat het op dit moment niet aangewezen is interlandelijke adoptie door twee personen van hetzelfde geslacht te bevorderen.
De ontwikkelingen ten aanzien van de standpunten die landen van herkomst en ontvangende landen op het terrein van de interlandelijke adoptie innemen, zal ik goed blijven volgen. In geval van gewijzigde opvattingen, zal ik daarvan uw Kamer op de hoogte stellen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22700-22.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.