22 660
Conferentie van commissies voor Europese aangelegenheden uit de parlementen van de lidstaten van de EU en van een delegatie uit het Europees Parlement

nr. 86
nr. 18
VERSLAG

Vastgesteld 30 oktober 2001

Op 4 en 5 oktober 2001 heeft in Brussel de halfjaarlijkse conferentie van commissies voor Europese aangelegenheden uit de nationale parlementen van de lidstaten van de Europese Unie en van een delegatie uit het Europees Parlement, naar de afkorting van de Franse naam veelal als Cosac aangeduid, plaatsgevonden. Aan deze conferentie hebben als waarnemers ook delegaties uit de nationale parlementen van de dertien kandidaat-lidstaten van de Unie deelgenomen. De Nederlandse delegatie bestond uit de leden De Blécourt-Maas, Eversdijk (Eerste Kamer), Te Veldhuis (voorzitter van de delegatie) en Weekers (Tweede Kamer). De delegatie werd terzijde gestaan door de stafmedewerker Europese Zaken van de Tweede Kamer, Mittendorff, en de adjunct-griffier voor de interparlementaire betrekkingen, Van Waasbergen.

Bij het begin van de conferentie zijn enkele ogenblikken stilte in acht genomen ter nagedachtenis van de slachtoffers van de gebeurtenissen in de Verenigde Staten op 11 september.

De agenda van de conferentie vermeldde de volgende punten:

– Het Belgische voorzitterschap en het debat over de toekomst van de Europese Unie;

– Werkgelegenheid, het Europese sociale model, en de onderhandelingen in het kader van de WTO;

– Voedselveiligheid en duurzame ontwikkeling;

– Een gemeenschappelijk asiel- en immigratiebeleid.

Voorts is een bijdrage aan de Europese Raad aangenomen.

Het Belgische voorzitterschap en het debat over de toekomst van de Europese Unie; inleiding door Eerste Minister Verhofstadt

De heer Verhofstadt merkte allereerst op dat het feit dat vele kandidaat-lidstaten zich in vrede en vrijheid bij de EU willen voegen, getuigt van een groot vertrouwen in de toekomst van de Unie. Sinds 11 september is echter duidelijk dat we in een bedreigde omgeving leven en dat we vrede en vrijheid nooit als verworven zekerheden mogen beschouwen. Die bedreiging moet de Europeanen de rangen doen sluiten en de inzet vergroten voor een ethische globalisering, een wereldpolitiek op basis van vrijheid, democratie en mensenrechten. Het Belgische voorzitterschap heeft een zevental prioriteiten:

– de invoering van de Euro;

– de bevordering van duurzame economische groei en een gemeenschappelijk economisch beleid;

– de verdere ontwikkeling van het Europees sociale model;

– het totstandbengen van een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, gedragen door een gemeenschappelijk asiel- en migratiebeleid;

– de verbetering van de levenskwaliteit vanuit het concept van duurzame ontwikkeling;

– de uitbreiding van de EU en versterking van haar externe dimensie, gericht op een gemeenschappelijk buitenlands en defensiebeleid;

– het debat over de toekomst van de EU, dat met de Verklaring van Laken een impuls moet krijgen.

Op enkele punten ging spreker nader in. Inzake de uitbreiding stelde hij vast dat de onderhandelingen met sommige kandidaat-lidstaten al over tweederde van alle hoofdstukken konden worden afgerond. De inschatting dat de onderhandelingen met deze kandidaten eind 2002 geheel kunnen zijn voltooid, is nog steeds realistisch. In dat geval zouden zij als volwaardige lidstaten kunnen deelnemen aan de Europese verkiezingen van 2004. Op de weg naar een gemeenschappelijk asiel- en immigratiebeleid wordt vooruitgang geboekt. Er wordt aan vijf concrete stappen gewerkt:

– een richtlijn, die minimumnormen zal vermelden inzake de procedures voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus en voor de opvang van vluchtelingen;

– de oprichting van Eurojust, een korps van officieren van justitie, en versterking van Europol;

– het versterken van de buitengrenzen van de Unie en een effectievere bestrijding van mensensmokkel;

– de wederzijdse erkenning van vonnissen en arresten;

– de invoering van een Europees aanhoudingsbevel en een Europees mandaat voor uitlevering.

De grootste vooruitgang werd bereikt bij de versterking van de externe dimensie van de Unie. Steeds vaker treden de voorzitter van de Raad, de voorzitter van de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger van het Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid op als een troika, die het gezicht van de Unie bepaalt. In de vier dossiers die het Belgische voorzitterschap centraal heeft gesteld, de Balkan, Rusland, Afrika en het Midden-Oosten, is dat goed merkbaar. In Macedonië doet de Unie wat ze moet doen. In het Midden-Oosten bleek minister Michel de belangrijkste intermediair tussen de verschillende partijen.

Op de gebeurtenissen op 11 september heeft de Unie beleidsmatig snel gereageerd. Op een bijzondere Europese Raad is een actieplan tegen het terrorisme goedgekeurd, dat onder meer betrekking heeft op:

– de versterking van de politionele en justitiële samenwerking;

– de ontwikkeling van internationale rechtsinstrumenten;

– de strijd tegen de financiering van het terrorisme;

– de versterking van de veiligheid in de luchtvaart;

– de coördinatie van de globale actie van de EU.

In het kader van het actieplan tegen het terrorisme wordt nauw samengewerkt met de Amerikanen.

Wat de toekomst van de Unie en de Verklaring van Laken betreft, is een Europese denktank, bestaande uit de voormalige premiers Amato en Dehaene, de voormalige commissievoorzitter Delors, de voormalige Poolse minister van buitenlandse zaken Geremek, en het voormalige hoofd van de policy unit van premier Blair, Miliband, actief. Recent bleek grote overeenstemming te bestaan over de vorming van een Conventie, samen te stellen uit leden van het EP en de nationale parlementen en vertegenwoordigers van de regeringen en de Commissie, die voor 2004 een nieuwe IGC moet voorbereiden. Het debat over de toekomst van de Unie moet de Unie dichter bij de burgers brengen en ze doorzichtiger en minder bureaucratisch maken. Het moet ook een debat zijn over de waarden en doelstellingen van de Unie. En het moet gaan over de Europese instellingen, bevoegdheden, beleidsinstrumenten en budgettaire middelen, en over een duidelijker taakverdeling tussen Unie en lidstaten.

In de op de uiteenzetting van de premier volgende discussie heeft de heer Te Veldhuis enkele opmerkingen gemaakt over het debat over de toekomst van de Unie. Hij zei de indruk te hebben dat het Nederlandse parlement in meerderheid niet zit te wachten op een Europese Senaat. Commissaris Barnier heeft er bij een recent bezoek aan Den Haag voor gepleit de burgers meer bij de EU te betrekken. De vraag is echter hoe dat te doen. Voorop staat dat de bevolking vooral door het parlement vertegenwoordigd wordt. Indien we andere groepen bij het debat over de toekomst van de Unie willen betrekken, dienen ze goed gelegitimeerd te zijn, en niet iedere NGO is dat. Ook had Barnier zich afgevraagd of een splitsing kan worden aangebracht tussen de wetgevende en uitvoerende functies van de vakministerraden. Wanneer ze over wetgeving spreken, zouden ze met parlementariërs kunnen worden aangevuld en in het openbaar kunnen vergaderen. Deze gedachten zouden net als alles dat het democratische gat kan dichten, serieus moeten worden bekeken.

Spreker zei vervolgens er met verbazing van kennis te hebben genomen dat de Europese Commissie bepaalde activiteiten in Amsterdam-zuidoost subsidieert. Het gaat hier om zaken waarmee het Nederlandse parlement zich niet bemoeit omdat het een zaak van lagere overheden is. De Commissie bemoeit zich er wel mee, en via de Commissie ook het Europees parlement. In deze richting dient Europa zich niet te ontwikkelen, aldus de heer Te Veldhuis.

De heer Verhofstadt zei in zijn antwoord onder meer over de toekomst en de rol van de Conventie van mening te zijn te zijn dat de kandidaat-lidstaten daaraan op een volwaardige wijze moeten kunnen deelnemen; hij voegde eraan toe dat dit standpunt nog niet door al zijn collega's werd gedeeld. Hij zag ruimte voor een forum van NGO's naast de Conventie, waarbij de Conventie, immers samengesteld uit gekozen politici, het laatste woord zou moeten hebben. Daarnaast wordt gewerkt aan een procedure die de nationale parlementen in staat moet stellen aan de alarmbel te trekken. Wat de afbakening van bevoegdheden betreft ging hij uitgebreid in op het door de heer Te Veldhuis aangehaalde voorbeeld. De Europese instellingen zijn dank zij hun enorme financiële middelen tot interventies op het vlak van de lagere overheden in staat. Een probleem als dit moet, wanneer er een afbakening van bevoegdheden is overeengekomen, op te lossen zijn. Overigens zal het komen tot zo'n afbakening geen gemakkelijke exercitie zijn. Spreker dacht aan een functionele afbakening, afgeleid van de in het verdrag geformuleerde doelstellingen. En het gaat om meer dan de bevoegdheden alleen; ook de instrumenten zouden moeten worden afgebakend. Men dient zich te realiseren dat een ontwikkeling van meer dan 50 jaar tot de huidige situatie heeft geleid; er zal het een en ander opnieuw in het verdrag moeten worden vastgelegd. Het spreekt vanzelf dat uitvoeringsproblemen moeten worden overgelaten aan het bestuursniveau dat daar het beste mee kan omgaan, aldus de heer Verhofstadt.

Werkgelegenheid, het Europese sociale model, en de onderhandelingen in het kader van de WTO; inleiding door de Vice-Eerste Minister en Minister van Werkgelegenheid, Onkelinx

Minister Onkelinx noemde drie doelstellingen van het Belgische voorzitterschap op het gebied van de werkgelegenheid: de kwaliteit van de arbeid, het betrekken van werknemers bij veranderingen, en gelijkheid tussen man en vrouw. De Europese Raad van Lissabon in maart 2000 heeft de kwaliteit van de arbeid gekoppeld aan het vereiste van volledige werkgelegenheid. Tussen deze twee doelstellingen bestaat geen tegenstelling; het Europese sociale model rust op een voetstuk van volledige werkgelegenheid van kwaliteit. De kwaliteit van de arbeid is de onmisbare schakel tussen concurrentievermogen en werkgelegenheid. Sinds 'Lissabon' is er veel over de kwaliteit van de arbeid gesproken. De minister pleitte voor een regelmatige evaluatie van de vooruitgang inzake de kwaliteit van de arbeid, zowel op Europees niveau als op dat van de lidstaten. Maar daartoe is het nodig het begrip kwaliteit van de arbeid beter in de bestaande strategieën en procedures te integreren.

Over het betrekken van werknemers bij veranderingen herinnerde de minister eraan dat het aantal herstructureringen van bedrijven is toegenomen. De werknemers zijn ontredderd: met wie kunnen ze onderhandelen over de sociale aspecten, volgens welke procedures, waar hebben beide zijden zich aan te houden? Minister Onkelinx werkte langs twee lijnen, de ontwikkeling van een Europees wettelijk kader en Europese sociale bemiddeling. Alles wordt gedaan om in Laken in december a.s. een richtlijn over informatie en consultatie vast te stellen. Ook wordt de laatste hand gelegd aan teksten over een Europese NV en de bescherming van werknemers in geval van insolvabiliteit van de werkgever. Inzake gelijkheid van mannen en vrouwen wordt aan vier thema's gewerkt:

– een richtlijn over gelijke behandeling bij de toegang tot arbeid en beroepsopleidingen, promotie, en de arbeidsomstandigheden;

– gelijke betaling van mannen en vrouwen;

– gender mainstreaming;

– gezondheidsaspecten op het werk.

Op de komende top van Laken zal geprobeerd worden de kloof tussen Europa en de burger te verminderen. Het sociale Europa was hierbij, meende minister Onkelinx, een belangrijke rol toegedacht, omdat iedere verbetering inzake de arbeidsomstandigheden, de sociale zekerheid en de bestrijding van armoede, alleen nog op Europees niveau kon plaatsvinden.

Tenslotte ging de minister in op de sociale aspecten van de handel en op de rol van de World Trade Organisation (WTO). Ze werkt aan vier onderwerpen:

– de maatregelen die de WTO kan nemen;

– oprichting van een gemeenschappelijk forum van WTO, International Labour Organsation, Wereldbank, UNCTAD, en andere VN-organen, dat gemeenschappelijke strategieën kan uitzetten.

– vergroting van de transparantie van de WTO.

– het preciseren van de doelstellingen van de WTO bij de onderhandelingen over de liberalisatie van het dienstenverkeer.

In de op de inleiding volgende discussie heeft de heerWeekers opgemerkt dat er sinds de Europese Raad in Lissabon veel en gemakkelijk in termen als Europees sociaal beleid, Europees werkgelegenheidsbeleid, Europees sociaal model en dergelijke wordt gesproken. Dat zijn grote woorden, waarmee de indruk wordt gewekt dat de Unie een belangrijke rol kan spelen bij het werkgelegenheidsbeleid. Spreker heeft bezwaar tegen het gebruik ervan. Het sociale beleid is in zijn kern nationaal beleid; beleid dat dicht bij de burger moet worden geformuleerd en uitgevoerd. In dat verband zou het subsidiariteitsbeginsel gehanteerd moeten worden. Wel is er in het algemeen meer afstemming tussen sociale stelsels nodig.

De EU heeft daarentegen wel een taak bij het uitwisselen van «good practices», het tegengaan van sociale dumping, en het vergroten van de mobiliteit in de Unie. Die mobiliteit is thans gering. Grote verschillen in beloning leiden nauwelijks tot meer mobiliteit. En slechts een deel van de geringe toename aan mobiliteit is arbeidsmobiliteit, terwijl die juist een impuls voor Europa zou kunnen zijn. De inzet van de EU zou zich moeten richten op factoren die de mobiliteit in de weg staan, zoals het verblijfsrecht voor werkzoekenden, de toegang tot beroepen, en de erkenning van diploma's die niet overal geldig zijn. Het zou gemakkelijker moeten worden gemaakt beroepsopleidingen aan de andere zijde van de landsgrens te volgen. Helaas ziet het er naar uit dat de uitbreiding van de Unie weer nieuwe obstakels voor de mobiliteit gaat opleveren. Dat zou een slechte zaak zijn, want vrij verkeer van werknemers is een van de pijlers van Europa.

Voedselveiligheid en duurzame ontwikkeling; inleidingen door de Minister voor Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Aelvoet, en de Staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling, Deleuze

Minister Aelvoet merkte onder meer op dat de burger de afgelopen jaren enige malen is opgeschrikt door incidenten inzake de voedselveiligheid. Die burger stelt zich steeds vaker de vraag wat hij nog kan eten en wat niet. Die voor de hand liggende vraag getuigt van diepe zorgen en van grote onrust, waarmee de autoriteiten ernstig rekening moeten houden. De voedselproductie is, net als de meeste andere economische en sociale activiteiten, structureel veranderd. Nog maar enkele tientallen jaren geleden vond de voedselproductie plaats op het niveau van de gezinshuishoudens en de lokale economie; nu vooral op dat van de industrie. Toch is het beeld van de voedselproductie nog zeer heterogeen en het reikt van lokale producenten, die traditionele methoden hanteren, via semi-industriële bedrijvigheid tot grote multinationals met vertakkingen over de hele wereld. Spreekster zei dat haar voorkeur uitging naar bedrijvigheid op kleine schaal. De genoemde ontwikkeling in de afgelopen decennia vindt in mindere of meerdere mate overal in de EU plaats. Met de heterogeniteit moet bij de opzet en organisatie van controlemechanismen endiensten rekening worden gehouden. Ook de consument heeft inzake voedselveiligheid een niet te verwaarlozen verantwoordelijkheid. Met zijn koopgedrag kan hij de producenten dwingen aandacht te besteden aan zaken als hygiëne en wijzen van opslag, productie en verpakking. Op het terrein van voedselveiligheid is een vergaande harmonisatie nodig. Doel daarvan is de burger een zelfde niveau van bescherming te bieden, waar hij zich ook bevindt. In samenwerking met de Commissie en het EP wil het Belgische voorzitterschap op korte termijn de onderhandelingen over een Europese Voedselautoriteit afronden. Vragen als naar de plaats van vestiging en de samenstelling van het bestuur van deze autoriteit, zijn minder belangrijk dan het doel waarom het gaat.

Met betrekking tot duurzame ontwikkeling merkte staatssecretaris Deleuze op dat het Belgisch voorzitterschap de uitwerking van de conclusies van de Europese Raad van Göteborg als prioriteit heeft aangemerkt, te weten het uitwerken van indicatoren voor duurzame ontwikkeling, teneinde deze te integreren in de sociale en economische indicatoren. De uiteindelijke voorstellen zullen gepresenteerd worden tijdens de Top van Laken en er wordt gestreefd naar een eerste evaluatie tijdens het komende Spaanse voorzitterschap. Voorts streeft spreker ernaar een globale overeenstemming tussen Noord en Zuid te bereiken, rekening houdend met de criteria van duurzame ontwikkeling. De conferentie in Bonn inzake klimaatsverandering kon succesvol worden afgesloten. De EU heeft een duidelijk standpunt ingenomen nadat president Bush het Kyoto-protocol niet wilde ondertekenen. De heer Deleuze sprak de hoop uit dat het in de toekomst tot één onderhandelingsproces zou komen, waaraan zowel industrie- als ontwikkelingslanden zouden kunnen deelnemen.

In de op de inleidingen volgende discussie heeft mevrouw De Blécourt-Maas waardering uitgesproken voor de Belgische betrokkenheid bij beide onderwerpen. Terwijl inzake voedselveiligheid de overheid het publieke belang waarborgt, dient er een verantwoordelijkheidstoedeling te zijn tussen de publieke en de private sector die uniform is in Europa en helder is voor de burger. De vraag is hoe het zit met de democratische legitimiteit, wie controleert en wie handhaaft. Bij alle vraagstukken die nog niet eenduidig zijn geregeld, dient het voorzorgbeginsel te worden toegepast, of wel «bij twijfel niet doen». Er is nog veel onderzoek nodig. Bij het onderzoek van stoffen heeft de Europese Commissie een taak. Spreekster vroeg aandacht voor het probleem van effecten van stoffen op het totaal. Het totaaleffect is niet simpelweg de optelsom van de effecten van elk van de stoffen apart. Bij de opdracht aan een voedselagentschap moet daarmee rekening worden gehouden.

Inzake duurzame ontwikkeling zei spreekster dat samenwerking de effectiviteit van beleid en van te nemen maatregelen vergroot. Rapportage met vergelijkbare kwantitatieve indicatoren bevordert de uitwisseling van kennis. Conferenties als die in Bonn leiden tot steeds betere samenwerking. De Verenigde Staten, die een kwart van de mondiale uitstoot van CO2 produceert, en Japan zouden daarbij betrokken moeten worden. Te meer, daar deze landen een voorsprong hebben op het gebied van de technologie van duurzaam waterstofgebruik met een nuluitstoot van CO2. Duurzaamheid is een gemeenschappelijk thema, en samenwerken is het sleutelbegrip voor het voortbestaan in de meest brede zin van het woord.

Een gemeenschappelijk asiel- en immigratiebeleid; inleiding door de Minister van Binnenlandse Zaken, Duquesne

De heer Duquesne begon zijn bijdrage met de stelling dat het hoofdprobleem van het immigratievraagstuk wordt veroorzaakt door welvaartverschillen tussen lidstaten van de Europese Unie en de landen van herkomst, alsmede door het vluchtelingenprobleem als gevolg van de (bestuurlijke en politieke) situatie in de landen van herkomst. Spreker achtte het van belang dat het openheidsbeginsel wordt geëerbiedigd en dat er dus geen Fort Europa moet worden gebouwd als het gaat om het ontwikkelen van een communautair asielrecht.

Vervolgens ging spreker meer specifiek in op het door de Europese Unie te ontwikkelen asielbeleid. Hij meldde dat een communautaire aanpak noodzakelijk is en dat in de toekomst te ontwikkelen normen niet te soepel moeten zijn, aangezien dan een aanzuigende werking zou ontstaan.

Naast onderstreping van het werkprogramma van het Belgisch voorzitterschap, zoals verwoord in de zogenoemde prioriteitennota van het voorzitterschap, merkte spreker het volgende op. Een spoedige herziening van de Overeenkomst van Dublin is noodzakelijk, aangezien het duidelijk is dat de Overeenkomst niet functioneert. Bij die herziening dient het solidariteitsbeginsel het uitgangspunt te vormen, in die zin dat niet alleen de buitengrenslanden van de Europese Unie de lasten zullen gaan dragen. Voorts merkte hij op dat de procedures met betrekking tot de behandeling van asielaanvragen efficiënt moeten zijn en een snelle besluitvorming mogelijk dienen te maken. Het huidige voorstel van de Commissie inzake minimumnormen in de asielprocedure slaat de goede weg in, maar laat nog een aantal politieke vragen open: mag bijvoorbeeld een beroep op een besluit van het bestuursorgaan schorsende werking hebben; zou de mogelijkheid van een eis tot schadevergoeding in het richtlijnvoorstel moeten worden opgenomen?

Voor wat betreft de komende evaluatie van de conclusies van de Europese Raad van Tampere tijdens de Europese Raad van Laken merkte spreker op dat de bestrijding van mensenhandel prioriteit moet hebben. Op dit terrein zijn meer repressieve maatregelen nodig, doch dit moet tevens gepaard gaan met intensieve operationele samenwerking tussen de verschillende politiediensten. Spreker wees erop dat onlangs een zogenaamde «high impact» actie aan de toekomstige buitengrenzen van de Europese Unie is gestart, waaraan ook Europol deelneemt.

De heer Duquesne deelde vervolgens mee dat op 16 en 17 oktober in Brussel een Europese conferentie over migratie zal plaatsvinden. Aan de conferentie wordt deelgenomen door veel partijen, zoals de lidstaten, kandidaat-lidstaten en instellingen van de Europese Unie, Noorwegen, IJsland, Zwitserland, de Verenigde Staten, Canada, Australië, de landen van herkomst (Marokko, Rusland, China, Oekraïne, India, de ACP-landen, de organisatie van Afrikaanse Eenheid); en voorts door talrijke internationale organisaties, de Internationale Organisatie voor de Migraties, het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen, het internationaal arbeidsbureau, de OESO, de Verenigde Naties, en verschillende NGO's.

Het doel van de Conferentie is om, in het licht van de conclusies van de Europese Raad van Tampere, te komen tot antwoorden op vragen als: Hoe kunnen de migratiestromen beteugeld worden? Hoe kan een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen asiel en immigratie? Welke impact heeft de versoepeling van de toegangsvoorwaarden van de migranten op de illegale immigratie? Is een nieuwe economische immigratie verantwoord voor de lidstaten van de EU? Welke zijn de mogelijke samenwerkingsdomeinen met de landen van herkomst? Welke instrumenten moeten worden ingezet voor een echt integratiebeleid?

De conclusies van de Conferentie zullen worden betrokken bij de ontwikkeling van een gemeenschappelijk asielbeleid binnen de Europese Unie.

In de op de inleiding volgende discussie heeft de heer Weekersopgemerkt dat, in het kader van de ontwikkeling van een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, ook in zijn visie de bestrijding van mensenhandel een prioriteit is. Er is weliswaar enige vooruitgang bereikt door de instelling van het Europees Vluchtelingenfonds, maar het onderliggende probleem van de zogenaamde «burden sharing» tussen de lidstaten is nog niet opgelost. De heer Weekers stelde dat het voorts van belang is een duidelijk onderscheid te maken tussen (im)migratie en asiel, aangezien steeds meer asielverzoeken worden ingediend op grond van economische motieven.

Voor wat betreft de ontwikkeling van een communautair asielbeleid merkte spreker op dat de ontwikkeling van minimumnormen voor de asielprocedures in de lidstaten, zoals voorgesteld in de betreffende ontwerprichtlijn waarover thans onderhandeld wordt, slechts een begin is in de richting van een daadwerkelijk Europees asielbeleid. Om tot dat laatste te kunnen komen moeten de lidstaten bereid zijn hun soevereiniteit op te geven.

De heer Weekers droeg vervolgens twee concrete voorstellen aan. Ten eerste zou het Vluchtelingenverdrag gewijzigd dienen te worden, zodanig dat asielverzoeken in de regio zelf, ofwel in de betreffende landen van herkomst, kunnen worden getoetst. De UNHCR kan worden belast met de toetsing.

Ten tweede zouden asielverzoeken alleen kunnen worden behandeld in het land van binnenkomst, dat in het algemeen een lidstaat met een buitengrens van de Europese Unie zal zijn. Na een positief besluit zouden de betreffende personen evenredig kunnen worden verdeeld onder de overige lidstaten van de Europese Unie.

Bijdrage van de COSAC

De COSAC stemde in met de volgende bijdrage aan de Europese Raad.

COSAC strongly condemns the terrorist aggression that struck the United States on 11 September 2001 and unreservedly supports the measures taken by the Extraordinary European Council of Brussels of 21 September 2001 in order to fight against terrorism.

The Belgian Presidency and the Debate on the European Union's Future

1. COSAC underlines the important role that the parliaments of the Member States and of the candidate countries, as well as the European Parliament, should play in the debate on the European Union's future. The importance of active parliamentary participation in this debate should not be underestimated.

2. The European Council of Laken should structure the debate that should end up by 2004 at the latest with a new Intergovernmental Conference by setting a method, a timetable and an agenda. COSAC calls upon Member States not to restrict the agenda to the four points mentioned in the Declaration of Nice but to broaden it to a debate on a global political project for Europe.

3. COSAC recalls its support for the convocation of a body built on the model of the Convention of the Charter of fundamental rights in which the national parliaments of the Member States, the European Parliament and the parliaments of the candidate countries should be suitably represented – while envisaging the possibility of having substitutes – and run by a Presidium elected from within itself. The Convention's role should not be limited to a discussion forum. In effect, the Convention should be tasked to present to the 2004 IGC a coherent draft proposal contributing solutions to the problems with which it is confronted.

4. COSAC supports the creation of a European forum and national forums enabling citizens and civil society, by maximising their participation, to contribute to the Convention's work.

Enlargement

5. COSAC again expresses its strong support for the process of enlarging the European Union and calls upon the parliaments and governments of the Member States to take the appropriate measures to enable the ratification process of the Treaty of Nice to be completed as soon as possible.

6. COSAC also calls upon the European Commission and the Council to make every effort necessary for honouring the commitment made by the European Council of Gothenburg seeking to conclude, by the end of the year 2002, negotiations with the candidate countries that are ready to join. In addition, COSAC urges the parliaments and governments of the candidate countries to make the necessary arrangements as soon as possible to ensure the implementation of the «acquis communautaire».

Employment, the European Social Model and Negotiations in the WTO Context

7. COSAC insists that particular attention should be paid to developing the European social model, with respect for the principles of subsidiarity and proportionality. In this context, emphasis should be on quality of employment, competitiveness, adaptability and life-long learning, equality of opportunity, greater worker involvement in promoting economic change, modernising welfare protection, fighting against social exclusion and poverty, and sustaining and financing pensions. The objective of full employment and the efforts deployed in terms of the quality of labour should go hand in hand. The importance of having both qualitative and quantitative employment indicators is undeniable.

8. With the prospect of a new WTO negotiating round, COSAC insists on the development of a balanced, global agenda, in the context of which the interests of the developing countries – and in particular the least developed countries – as well as the social and environmental dimensions are taken into account.

Food Safety and Sustainable Development

9. COSAC stresses the need for proceeding as quickly as possible to the establishment of a European Food Agency with its own powers but with sufficient democratic control. The setting up of this agency should accompany a strengthened safety regime throughout the food chain.

10. COSAC insists on the implementation of a new European strategy in respect of sustainable development in order to make the policies of the European Union consistent with the three constituent aspects of sustainable development (economic growth, social cohesion and environmental protection).

Asylum and Immigration

11. COSAC invites the European Union's institutions to present, at the time of the European Council of Laken, a joint action plan seeking to control clandestine immigration and to fight against the trade in human beings. It also emphasises the need to harmonise asylum and visa procedures in order to achieve a common European asylum system.

De voorzitters van de delegatie,

Eversdijk

Te Veldhuis

De griffier van de delegatie,

Van Waasbergen

Naar boven