22 660
Conferentie van commissies voor Europese aangelegenheden uit de parlementen van de lidstaten van de EU en van een commissie uit het Europees Parlement

nr. 233
nr. 12
VERSLAG

Vastgesteld 29 maart 1999

Op 23 en 24 november 1998 heeft in Wenen de halfjaarlijkse conferentie van commissies voor Europese aangelegenheden uit de nationale parlementen en van een commissie uit het Europees Parlement, naar de afkorting van de Franse naam veelal als Cosac aangeduid, plaatsgevonden. Aan deze conferentie hebben als waarnemers ook delegaties uit de nationale parlementen van de elf kandidaat-lidstaten deelgenomen. De Nederlandse delegatie was samengesteld uit de leden Van Eekelen, Veling (Eerste Kamer), Van den Akker, Patijn, Scheltema-de Nie en Timmermans (Tweede Kamer).

In de conferentie is gesproken over de uitbreiding van de EU, werkgelegenheid, de stand van de ratificatie van het Verdrag van Amsterdam, de institutionele hervorming van de Unie en de werkwijze van Cosac. Tenslotte is een verklaring over de zaak-Öcalan aangenomen.

De delegatie brengt als volgt verslag uit.

1. Uitbreiding van de Europese Unie

De Oostenrijkse minister van buitenlandse zaken, Schüssel, merkte op dat uitbreiding van de Unie sinds de historische gebeurtenissen in 1989 op de agenda staat. In de pers worden allerlei jaartallen genoemde waarop toetreding zou kunnen plaatsvinden. Al deze jaartallen zijn puur hypothetisch, zo zei hij, en slechts geuit met het oogmerk de kandidaat-lidstaten aan te moedigen het acquis zo snel mogelijk in hun nationale wetgeving te verwerken. Hij stelde vast dat de Commissie over twaalf kandidaat-lidstaten verslag had uitgebracht, en dat een verslag over de hernieuwde aanvraag van Malta in het komende voorjaar zou volgen. Van de Europese Raad van Wenen konden geen concrete besluiten op dit terrein worden verwacht.

In de op deze inleiding volgende discussie heeft de heer Timmermans herinnerd aan de preambule van het Verdrag van Rome, waarin is vastgelegd dat alle democratische landen van Europa lid kunnen worden van de Unie. De realisering van de uitbreiding is geen gemakkelijke zaak maar vergt daarentegen grote inspanningen. De interne spelregels van de Unie zullen zowel moeten worden gevolgd als aangepast. Institutionele hervormingen of het gebrek daaraan mogen geen reden van uitstel van uitbreiding zijn.

Minister Schüssel antwoordde dat institutionele hervormingen ook zonder uitbreiding van de Unie nodig zijn. Geregeld moet worden wat in de aanloop tot het Verdrag van Amsterdam niet is geregeld, namelijk de samenstelling van de Commissie, de wijze van stemmen in de Raad, en het nemen van meer besluiten bij eenvoudige meerderheid.

2. Werkgelegenheid

De Oostenrijkse bondskanselier Klima heeft onder meer uiteengezet dat het de bedoeling was dat de Europese Raad van Wenen accenten in het werkgelegenheidsbeleid zou zetten en het belang van een stabiele economische ontwikkeling en van werkloosheidsbestrijding zou benadrukken. Op al deze punten is gemeenschappelijk handelen vruchtbaarder dan individueel handelen van elke lidstaat voor zich. De Vijftien waren op moment van spreken doende afspraken te maken over een gemeenschappelijke vertegenwoordiging van en extern anspreekpunt voor de Euro.

In de op deze inleiding volgende discussie heeft de heer Van den Akker opgemerkt dat het Verdrag van Amsterdam het werkgelegenheidsbeleid tot een van de prioriteiten van de Unie heeft gemaakt. En niet zonder reden, want de EU telt 18 miljoen werklozen tegen bij voorbeeld 7 miljoen in de Verenigde Staten. Toch zijn en blijven de lidstaten verantwoordelijk voor het werkgelegenheidsbeleid. Nederland heeft niet stilgezeten, een aantal maatregelen heeft er tot lastenverlichting voor het bedrijfsleven geleid. En de inkomens van de werknemers zijn er de afgelopen 15 jaar nauwelijks gestegen. In landen waar die wel zijn gestegen, is de werkloosheid veel groter dan in Nederland. Het is duidelijk dat de lidstaten op dit punt van elkaar kunnen leren. Het zou beter zijn wanneer minder over een Europees werkgelegenheidsbeleid zou worden gesproken en wanneer elke lidstaat zijn verantwoordelijkheid zou nemen. Het beste werkgelegenheidsbeleid is een goed sociaal beleid, besloot spreker.

Bondskanselier Klima deelde de mening dat de lidstaten veel van elkaar kunnen leren en dat vervolgens in praktijk brengen. Maar het was nodig om een Europese meerwaarde te bereiken: om de werkloosheid te bestrijden, de bestaande werkgelegenheid te beschermen en nieuwe werkgelegenheid te creëren.

3. Ratificatie van het Verdrag van Amsterdam

Vanuit de Oostenrijkse delegatie heeft de heer Spindelegger opgemerkt dat negen lidstaten, Denemarken, Duitsland, Finland, Groot-Brittannië, Ierland, Italië, Luxemburg, Oostenrijk en Zweden, het Verdrag van Amsterdam inmiddels hebben geratificeerd; zes lidstaten, België, Frankrijk, Griekenland, Nederland, Portugal en Spanje, nog niet. In België is instemming van de regio's vereist, en die is nog niet verkregen. In Frankrijk is, voordat tot ratificatie kan worden overgegaan, wijziging van de grondwet nodig. In Griekenland en Portugal is goedkeuring van het parlement inmiddels verkregen, maar waren de instrumenten van ratificatie nog niet gedeponeerd. In Spanje zou de procedure mogelijk eind december zijn afgerond.

Wat Nederland betreft heeft de heer Van Eekelen er op gewezen dat, anders dan in de meeste landen met een tweekamerstelsel, de behandeling in de Eerste Kamer pas kan beginnen wanneer die in de Tweede Kamer is afgerond. Dat had de Tweede Kamer op 10 november gedaan; de Eerste Kamer zou het Verdrag op 21 december bespreken. De lange duur van de procedure in Nederland was voorts te wijten aan de verkiezingen in mei jl., en aan het feit dat aan een plenaire behandeling een uitvoerige schriftelijke voorbereiding vooraf pleegt te gaan. De Tweede Kamer had bij de behandeling van het Verdrag enkele moties aangenomen waaronder het verzoek om te bevorderen dat wetgevende vergaderingen van de Raad openbaar gemaakt worden en het verzoek om de proliferatie van informele raden tegen te gaan. Ook is een motie ingediend over de wenselijkheid van spoedige besluitvorming in de Raad over de toedeling van onderdelen van het Schengen-acquis aan de verschillende peilers.

Spreker was van mening dat institutionele aanpassingen van de EU belangrijker zijn dan het regelen van de zogenaamde driehoek van Amsterdam: de samenstelling van de Commissie, de wijze van stemmen in de Raad, en uitbreiding van de besluitvorming bij meerderheid. De oplossing van alleen die drie punten betekende nog niet dat de Unie gereed was voor uitbreiding.

Een fundamentele wijziging van de werkwijze van de Unie was nodig.

4. Institutionele hervormingen en de werkwijze van Cosac

Dit onderwerp werd ingeleid door mevrouw Fontaine, vice-voorzitter van het Europees Parlement. Zij zei dat de samenwerking tussen EP en nationale parlementen de afgelopen jaren op verschillende terreinen is geïntensiveerd, steeds met het oogmerk de transparantie te vergroten. Een voorbeeld waren de ronde-tafels, die wellicht meer op speciale onderwerpen gericht zouden moeten zijn en beter gecoördineerd, gestructureerd en gepland. Een ander voorbeeld waren de conferenties van voorzitters van de commissies voor Buitenlandse Zaken uit de Tweede Kamers, waarbij de voorzitters uit de kandidaat-lidstaten op de tweede dag waren uitgenodigd. De economische en monetaire commissie uit het EP besprak de coördinatie van het monetaire en economische beleid twee maal per jaar met vertegenwoordigers van de nationale parlementen.

In de op deze inleiding volgende discussie noemde de heer Patijn de samenwerking van nationale parlementen en Europees Parlement een weerbarstige materie omdat de bevoegdheden uiteen lopen. De leden van nationale parlementen beschikken, wanneer zij internationaal optreden, immers niet over een mandaat. Informele contacten van hen met leden van het EP zijn echter nuttig omdat het EP zich dichter bij de Europese besluitvorming bevindt. Hij was er dan ook voorstander van om de informele contacten tussen commissies uit het EP en de nationale parlementen op een meer permanente basis te regelen. Daarbij zou de discussie zich moeten concentreren op het verminderen van het democratische deficit, op vergroting van de transparantie bij de Brusselse instellingen en op de subsidiariteit. De Cosac zou daaraan kunnen bijdragen door zich in de toekomst vooral op deze drie thema's te richten.

4a Institutionele hervormingen met betrekking tot transparantie

De Commissaris voor institutionele aangelegenheden, de heer Oreja, wees op het protocol bij het Verdrag van Amsterdam waarin het recht van de nationale parlementen op informatie over communautaire initiatieven genoemd wordt.

Het was overigens nog niet duidelijk hoe dit protocol moest worden geïnterpreteerd. Het Verdrag vermeldde ook taken van de nationale parlementen op het gebied van de derde pijler.

Het was aan de parlementen te handelen naar letter en geest van deze bepalingen. De regeringen dienen eraan mee te werken om dit te bereiken.

Er waren tussen de Commissie, het EP en de nationale parlementen nog wel enkele problemen op te lossen, zoals een meer effectieve omzetting van richtlijnen in nationale regelgeving en een meer direkt gesprek tussen Commissie en de nationale parlementen. Het gebrek aan openheid bleef een algemeen probleem. Spreker dacht de oplossing te kunnen vinden door burgers meer toegang tot documenten te bieden, bijvoorbeeld via internet, en de bevoegdheden van het EP en de nationale parlementen uit te breiden.

4b Werkwijze Cosac

De Oostenrijkse delegatieleider Schieder heeft een uiteenzetting gehouden over de rol van Cosac na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam. Uitgangspunt was dat er geen conflict tussen nationale parlementen en EP mocht ontstaan; meer rechten voor het EP moeten ook de nationale parlementen tot voordeel strekken, en omgekeerd. Hij duidde de volgende vragen aan, waarbij volgende Cosac-conferenties voor antwoorden zouden moeten zorgen:

– Hoe gaan we om met de punten 4, 5 en 6 uit het protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de EU.

– Hoe moet de verhouding met Raad en Commissie worden ingevuld,

– en de verhouding tot het EP.

– Zijn naast de Cosac en de conferenties van voorzitters van de commissies voor buitenlandse zaken andere conferenties nodig.

Inzake de statuten hadden de Ieren een wijzigingsvoorstel ingezonden. Spreker stelde voor daar in deze conferentie niet over te beslissen.

Voorts liggen er vragen ter tafel betreffende het quorum, besluiten met eenstemmigheid, en constructieve onthouding alsook de vraag of het EP bij alle onderwerpen betrokken moet zijn.

Ten derde stelde hij enkele punten betreffende de werkwijze aan de orde.

– Waarom zijn conferenties van Cosac niet openbaar, terwijl zittingen van parlementen dat wel zijn. We verlangen openbaarheid van de Raad van Ministers maar niet van onszelf.

– Recent hadden enige informele conferenties plaatsgevonden die zich qua inhoud zeer voor de Cosac hadden geleend, maar buiten dat kader plaatsvonden. Moet dat zo verder?

– Wat wil men met het Internet-site?

– Moeten voor de conferenties documenten worden gemaakt?

– Documenten worden tot nu toe alleen in het Engels en Frans opgesteld. Waarom niet ook in het Duits, in de EU de moedertaal van een groter aantal mensen dan Engels of Frans?

Spreker herhaalde niet te beogen dat in deze conferentie antwoord op de vragen zou worden gegeven. Het ging erom dat een ieder over de materie nadenkt, zodat er in een volgende conferentie zinvol over kan worden gesproken.

In de op deze uiteenzetting volgende discussie heeft de heer Patijn, een van de opstellers van het Verdrag van Amsterdam, opgemerkt dat het niet de bedoeling van die opstellers is geweest met het protocol betreffende de Cosac een nieuw instituut of een nieuw adviesrecht te creëren. Het ging erom de rol van de nationale parlementen in het besluitvormingsproces te omschrijven. Het protocol verandert weinig aan de rol van Cosac. Cosac is een geschikt forum voor gedachtenwisselingen over bepaalde Europese onderwerpen, maar een bespreking van werkprogramma's of agenda's van voorzitterschappen, zoals eerder was voorgesteld door de Italiaanse delegatie, leent zich hier niet voor. Voorts verdient het aanbeveling de te bespreken onderwerpen degelijk voor te bereiden. In samenwerking met het EP zou Cosac een waakhond van de democratische kwaliteit van de besluitvorming kunnen zijn. De aanwezigheid van kandidaat-lidstaten in de conferentie is inspirerend; zij zouden voortaan volwaardig aan de conferenties moeten kunnen deelnemen.

5. Verklaring Öcalan

Tenslotte heeft de conferentie zich verenigd met een verklaring, waarin solidariteit wordt uitgesproken met het streven van Italië de zaak-Öcalan op te lossen overeenkomstig haar internationale verplichtingen en haar nationale wetgeving.

De voorzitters van de delegatie

Van Eekelen

Patijn

De griffiers van de delegatie

Van Waasbergen

Van Overbeeke

Naar boven