22 660
Conferentie van commissies voor Europese aangelegenheden uit de parlementen van de lidstaten van de EU en van een commissie uit het Europees Parlement

nr. 186
nr. 10
VERSLAG

Vastgesteld 18 december 1997

Op 13 en 14 november 1997 heeft in Luxemburg de halfjaarlijkse conferentie van commissies voor Europese aangelegenheden uit de nationale parlementen en van een commissie uit het Europees Parlement, naar de afkorting van de Franse naam veelal als Cosac aangeduid, plaatsgevonden. Aan deze conferentie hebben delegaties uit de nationale parlementen van de EU-lidstaten en het Europees Parlement deelgenomen; tien kandidaat-lidstaten, te weten Bulgarije, Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije, waren vertegenwoordigd door elk een lid zonder spreekrecht. De Nederlandse delegatie was samengesteld uit de leden Verbeek (Eerste Kamer), Van der Linden, Van Oven en Ter Veer (Tweede Kamer). In de conferentie is gesproken over Agenda 2000, de procedure van ratificatie van het Verdrag van Amsterdam, en transparantie en de rol van Cosac zelf.

Voorts heeft een demonstratie van een Internet-site voor Cosac plaatsgevonden.

Na het sluiten van de Cosac heeft nog een bijeenkomst met dezelfde deelnemers als hierboven genoemd plaatsgevonden waarin de vertegenwoordigers van de kandidaat-lidstaten konden reageren op de Agenda 2000.

De delegatie brengt als volgt verslag uit.

Agenda 2000

Wegens verhindering van de Luxemburgse minister van buitenlandse zaken Poos heeft de secretaris-generaal van zijn ministerie, de heer Mischo, dit onderwerp ingeleid. Deze herinnerde eraan dat de door de Europese Commissie opgestelde Agenda 2000 hoofdzakelijk betrekking heeft op drie onderwerpen: de hervorming van het landbouwbeleid, de financiële perspectieven van de Unie en de toetreding van nieuwe lidstaten.

Over de strategie van de Unie inzake de toetreding van nieuwe lidstaten en de datum waarop de onderhandelingen beginnen zal de Europese Raad in Luxemburg in december a.s. moeten beslissen. Op dit moment zijn twee strategieën in discussie: het beginnen van de onderhandelingen met alle toetredingskandidaten tegelijk, en het voorstel van de Commissie die onderhandelingen met zes kandidaten te beginnen. Of een kandidaat-lidstaat ook daadwerkelijk zal toetreden, hangt af van het voldoen aan economische criteria en van het aanpassen van de eigen wetgeving aan de Europese regelgeving. Op dit moment voldoet nog geen enkele kandidaat aan de voorwaarden voor toetreding. Eerst zal de datum moeten worden vastgesteld waarop de onderhandelingen met de kandidaat-lidstaten zullen beginnen.

Het is de bedoeling steunverlening door middel van deelname aan communautaire programma's aan de toetreding van de kandidaat-lidstaten vooraf te doen gaan. Met elke kandidaat zal een partnerschap, gericht op samenwerking op het terrein van democratisering, macro-economie, nucleaire veiligheid en het overnemen van Europese regelgeving, worden aangegaan, waarbij de voortgang jaarlijks worden getoetst. De Commissie zal jaarlijks over die partnerschappen verslag uitbrengen aan de Raad van Ministers.

Tenslotte is het voorstel gedaan te komen tot een Europese Conferentie, waaraan alle lidstaten van de Unie en alle kandidaat-lidstaten deelnemen. Over de deelname van Turkije aan deze Conferentie bestaat geen overeenstemming.

In de gedachtenwisseling volgend op de inleiding van de heer Mischo is door verschillende delegaties opgemerkt dat de intergouvernementele conferentie (IGC) niet heeft opgeleverd wat er van mocht worden verwacht. Weliswaar is de Economische en Monetaire Unie (EMU) op het spoor gezet, maar van de institutionele hervormingen die de Unie op de toetreding van nieuwe lidstaten moest voorbereiden, is niets terecht gekomen. Alles bijeen genomen is dat te weinig om succesvol voort te kunnen gaan. Nieuw overleg over institutionele hervormingen, in de vorm van een IGC of anderszins, was een voorwaarde om tot uitbreiding van de Unie te kunnen overgaan.

Naar de mening van anderen mag toetreding van nieuwe lidstaten tot de Unie niet afhankelijk worden gemaakt van institutionele hervormingen.

Het ontbreken van die hervormingen mag geen blokkade voor uitbreiding vormen.

Over het voorstel uitbreidingsonderhandelingen niet met alle maar slechts met zes kandidaten te beginnen, liepen de meningen uiteen. Met name de noordelijke landen meenden dat van het gelijktijdig beginnen met alle kandidaten een positief signaal uitgaat naar de kandidaat-landen.

Het voorstel de onderhandelingen te beginnen met zes kandidaten heeft al geleid tot gevoelens van achterstelling bij de landen die niet tot de «kopgroep» behoren. Het Commissie-voorstel de onderhandelingen te beginnen met zes kandidaten had vooral de steun van vertegenwoordigers van de zuidelijke landen. Het betekent voor hen niet dat de «achterblijvers» verder zullen worden vergeten. Geen land wordt van lidmaatschap van de Unie uitgesloten.

Opgemerkt is dat de sociale en economische problemen bij uitbreiding van de Unie enorm en de kosten van toetreding hoog zijn. Toch zeiden sommigen dat het mogelijk moet zijn een en ander binnen de huidige financiële kaders te regelen. Dat zal dan wel moeten leiden tot een verschuiving binnen de uitgaven van de Unie, namelijk een geringer beslag op de middelen voor de landbouw en de structuurfondsen.

Ook kunnen die fondsen meer op de kandidaat-lidstaten worden gericht.

Het verschil van mening over de netto-bijdragen aan de Unie dreigt de besluitvorming te verlammen, zo is opgemerkt. Uitgegaan dient te worden van sociale en economische cohesie in de Unie, en dat moet los worden gezien van de gemeenschappelijke markt en de EMU.

Vanuit de Nederlandse delegatie heeft de heer Van der Lindenopgemerkt dat de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Unie een zaak van strategische en morele overwegingen is.

Agenda 2000 lijkt een acceptabel pakket te zijn, mits het niet zal leiden tot gevoelens van uitsluiting bij kandidaat-lidstaten waarmee nog niet zal worden onderhandeld. Hij was het eens met het voorstel over die landen jaarlijks over de voortgang te rapporteren.

Spreker benadrukte dat de institutionele aanpassingen, waarvan hij de noodzaak niet in twijfel trok, niet tot uitstel van de uitbreiding mogen leiden. De voor de kandidaat-lidstaten in Agenda 2000 uitgetrokken middelen zijn mager, en vergeleken met de middelen voor de structuurfondsen zelfs onevenwichtig.

Inzake Cyprus en Turkije ziet de Unie zich met problemen geconfronteerd. Met de toelating van Cyprus zal de Unie een probleem importeren; het kan niet zo zijn dat alleen het Griekse deel van Cyprus tot de Unie toetreedt.

Over de toelating van Turkije tot de Europese Conferentie zei spreker dat dit land niet aan de inzake het respecteren van mensenrechten redelijkerwijs te stellen eisen voldoet; anderzijds heeft het na de val van de Muur vanwege zijn geopolitieke positie alleen maar aan belang gewonnen.

Over de financiële voorstellen zei spreker dat een nominaal plafond voor de structuurfondsen gewenst is. Ook wat de eigen middelen betreft zijn plafonds per lidstaat gewenst. De uitzonderingen voor sommige lidstaten, zoals destijds door mevrouw Thatcher voor het Verenigd Koninkrijk bereikt, zouden moeten worden beëindigd.

Ratificatie Verdrag van Amsterdam

Een lid van het Europees parlement heeft de nationale parlementen opgeroepen het Verdrag van Amsterdam ondanks de tekortkomingen daarvan te ratificeren.

Vanuit de Nederlandse delegatie heeft de heer Ter Veeropgemerkt dat het verdrag nog niet door de regering ter ratificatie aan de Staten-Generaal is voorgelegd. Desalniettemin zei hij te verwachten dat de Tweede Kamer het Verdrag vóór de verkiezingen in mei a.s. zal kunnen behandelen en de Eerste Kamer in het najaar, zodat ratificatie vóór eind 1998 rond zou zijn.

De Deense en Ierse delegaties hebben bericht dat het verdrag in hun landen aan een referendum zal worden onderworpen. In Denemarken zal dat referendum pas kunnen plaatsvinden nadat de Deense Hoge Raad een uitspraak heeft gedaan over het Verdrag van Maastricht.

De Franse delegatie heeft gewezen op mogelijke strijdigheid van het Verdrag van Amsterdam met de Franse grondwet. Indien dat het geval is, zal ratificatie moeten worden voorafgegaan door een grondwetswijziging.

Inleiding minister-president Juncker

De heer Juncker merkte op dat de Unie thans 18 miljoen werklozen telt en dat dat aantal nog steeds groeit. De financiering van de sociale verzekering vormt in alle lidstaten in toenemende mate een probleem, het systeem moet op de helling en structurele hervormingen zijn nodig. Voor nieuw beleid is 150 miljoen Ecu beschikbaar en spreker dacht daarbij aan maatregelen op een breder terrein dan tot nu gebruikelijk, bij voorbeeld ook bij het midden- en kleinbedrijf. Er is een nieuwe geest en meer dynamiek nodig in Europa. Van diegenen die kunnen werken, zijn er in de Unie slechts 64% actief tegen meer dan 70% in de Verenigde Staten en Japan. De trend naar meer en langdurige werkloosheid moet worden afgebroken. Gezocht moet worden naar een nieuw evenwicht tussen zekerheid en flexibiliteit. De Europese Raad over werkgelegenheid zal zich verder uitspreken over een voorstel jaarlijks de nationale plannen ter bevordering van de werkgelegenheid te bezien en daarover aanbevelingen te doen.

De heer Juncker, die in verband met de voorbereiding van de Raad over werkgelegenheid slechts een half uur in de conferentie aanwezig kon zijn, heeft vervolgens enkele vragen uit de vergadering beantwoord.

Notitie inzake transparantie en de rol van Cosac

Van Nederlandse zijde is aan de conferentie een notitie voorgelegd over transparantie en de rol van Cosac in het licht van het Verdrag van Amsterdam. De heer Ter Veer heeft ter toelichting van de notitie opgemerkt dat de resolutie die Cosac aan het slot van de conferentie in Dublin heeft aangenomen, een lange discussie over de eigen werkwijze afsloot. In Den Haag heeft Cosac een verklaring aangenomen waarin meer aandacht voor de nationale parlementen wordt gevraagd. Hoofdstuk 19 van het ontwerp-verdrag van Amsterdam kan als het resultaat van een en ander worden beschouwd.

De delegaties van Denemarken, Zweden, Finland, Oostenrijk en het VK plaatsten vraagtekens bij hoofdstuk 19 en de rol van de nationale parlementen. Die rol is alleen via de grondwetten van de lidstaten te versterken, niet via de EU. De nationale parlementariërs die elkaar in Cosac ontmoeten, zijn verantwoordelijk jegens hun eigen parlementen, en hun natuurlijke gesprekspartners zijn de regeringen. Hetgeen in hoofdstuk 19 over Cosac is vastgelegd mag er niet op neerkomen dat via de achterdeur een tweede kamer op Europees niveau tot stand komt. Indien Cosac beslissingen zal gaan nemen, en de adviesfunctie die het in hoofdstuk 19 krijgt toebedeeld lijkt dat te veronderstellen, zullen er ook praktische problemen moeten worden opgelost. Sommige delegaties zullen anders dan nu moeten worden samengesteld en de krachtsverhouding in het desbetreffende nationale parlement strikt moeten weerspiegelen.

In het geval van Duitsland zal dat laatste weer een probleem kunnen zijn omdat de politieke meerderheden in Bondsdag en Bondsraad niet steeds hetzelfde zijn.

Van Franse zijde is benadrukt dat vanwege de adviesfunctie die Cosac in hoofdstuk 19 krijgt toebedeeld, het meningen moet kunnen vormen en derhalve zo nodig moet kunnen stemmen.

Daarover zouden afspraken moeten worden gemaakt. De Luxemburgse delegatie deed daarover de suggestie met een dubbele meerderheid, van stemmen en van landen, te besluiten.

De Portugese delegatie suggereerde op dit punt de werkwijze van de Ministerraad over te nemen, stemmen met gekwalificeerde meerderheden waar zulks mogelijk is en met eenparigheid van stemmen in andere gevallen. Overigens zouden de nationale parlementen niet gebonden kunnen worden door een besluit van Cosac.

Een vertegenwoordiger van het Britse Hogerhuis meende dat Cosac zich moet richten op het bespreken van onderwerpen inzake de 2e en 3e pijlers, beleidsterreinen waarover het Europees Parlement geen bevoegdheden heeft.

Met het voorstel de troïka-landen met het secretariaat van Cosac te belasten, waren velen het eens. Denemarken en Finland, waarvan de parlementen over een vertegenwoordiger in Brussel beschikken, gaven er de voorkeur aan het secretariaat van Cosac onder te brengen bij dergelijke vertegenwoordigers in Brussel gezamenlijk. Het EP bood aan het secretariaat logistieke ondersteuning te verlenen.

De Luxemburgse voorzitter van de conferentie concludeerde dat de troika de voortzetting van de discussie over dit onderwerp in de volgende conferentie zal voorbereiden.

De voorzitters van de delegatie,

Verbeek

Ter Veer

De griffiers van de delegatie,

Van Waasbergen

Hommes

Naar boven