nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 5 april 1995
Onder verwijzing naar de mondelinge interventie van het lid Houda op 4
april 1995 (zie bijlage), heb ik de eer u als volgt te antwoorden op diens
vraag naar de discussie binnen de NAVO ten aanzien van de Turkse militaire
operatie in Noord-Irak.
Op 21 en 28 maart 1995 heeft de Turkse vertegenwoordiger bij de NAVO,
mede op Nederlandse instigatie, verklaringen afgelegd over de actie van de
Turkse strijdkrachten in Noord-Irak. Hierin werd onder meer gesteld dat, ofschoon
Turkse acties tegen de PKK op Turks grondgebied de afgelopen twee jaar effectief
waren geweest, de PKK in toenemende mate kampen in Noord-Irak als uitvalsbasis
gebruikte voor terroristische activiteiten.
Teneinde een nieuwe geweldsexplosie na het Koerdisch nieuwjaar te voorkomen,
hadden de Turkse autoriteiten zich genoodzaakt gezien onderhavige militaire
actie uit te voeren. Daarbij werd door de Turkse vertegenwoordiger benadrukt
dat de operatie van beperkte duur zou zijn en dat de veiligheid van de burgerbevolking
in Noord-Irak gewaarborgd zou worden. Tevens bevestigde Turkije de soevereiniteit
van Irak en waren alle buurlanden van de doelstelling van de actie op de hoogte
gesteld.
Binnen de NAVO is, evenals in de EU, de OVSE en in bilaterale contacten
met Turkije, door bondgenoten verontrusting uitgesproken over de militaire
actie in Noord-Irak. Daarbij is, naast begrip voor de noodzaak van bestrijding
van terrorisme, ernstige zorg geuit over de duur en omvang van de actie en
is aangedrongen op verdere bespreking in de NAVO.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. van Mierlo
BIJLAGE
Aan de Minister van Buitenlandse Zaken
's-Gravenhage, 4 april 1995
Hierbij zend ik u het stenografisch verslag van het ordedebat van heden
toe.
Met deze brief breng ik het verzoek van de heer Houda over en vraag u
mij te willen berichten of u aan dit verlangen kunt voldoen.
W. J. Deetman
De voorzitter: Het woord is aan de heer Houda.
De heer Houda (PvdA): Mijnheer de voorzitter. De situatie rond
de Koerden in Noord-Irak heeft de laatste weken de aandacht getrokken van
de internationale gemeenschap. De fractie van de PvdA maakt zich zorgen over
de situatie aldaar. De inval van Turkijke in Noord-Irak heeft in Duitsland
geleid tot stopzetting van alle wapenleveranties aan Turkije. Ook de mogelijkheid
van het bevriezen van de douane-unie met Turkije is ter discussie gesteld.
De fractie van GroenLinks heeft schriftelijk vragen gesteld, onder meer
over eventueel gebruik van Nederlandse wapens door Turkije tegen de Koerden
in Noord-Irak. Ik verzoek de fractie van GroenLinks er begrip voor te hebben
dat mijn fractie niet wil wachten op een schriftelijk antwoord. Gezien de
urgentie van deze zaak verzoeken wij de Ministers van Buitenlandse Zaken en
van Defensie om nog deze week een brief aan de Kamer te zenden over de stellingname
van de regering over de wapenexport naar Turkije en over de discussie binnen
de NAVO met betrekking tot de ontstane situatie in Noord-Irak. Deze brief
moet ons inziens de Kamer zo snel bereiken dat er, indien de inhoud daartoe
aanleiding geeft, nog deze week een spoeddebat kan worden gehouden.
Mevrouw Sipkes (GroenLinks): Voorzitter! De berichten over
de situatie in Noord-Irak en over de houding van de Turkse autoriteiten waren
inderdaad een bron van zorg voor de GroenLinks-fractie. Daarom hebben wij
vorige week meteen schriftelijke vragen gesteld en er bij de minister op aangedrongen
deze zo spoedig mogelijk te beantwoorden. Vanmorgen hebben wij nog contact
gehad met de minister. Hij heeft ons verzekerd dat wij morgen vóór
12 uur een zeer uitvoerig antwoord zullen ontvangen. Mijn fractie had er nadrukkelijk
op aangedrongen dat de Kamer vóór dat tijdstip over het antwoord
zou kunnen beschikken, omdat wij op basis van dat antwoord, dat uitvoeriger
zal zijn dan gebruikelijk bij schriftelijke vragen, morgen bij de regeling
op nog een debat over dit onderwerp zouden kunnen aanvragen.
Ik weet niet of de vragen van de heer Houda hieraan nog iets toevoegen.
Mijns inziens is dat niet het geval, maar dat moeten wij afwachten. Ik stel
voor, hierop morgen bij de regeling terug te komen.
De heer Houda (PvdA): Mijnheer de voorzitter! Mijn vraagstelling
voegt zeker een dimensie toe: ik wil graag weten hoe de discussie binnen de
NAVO over deze zaak zich ontwikkelt.
De voorzitter: Ik stel voor, het stenogram van dit deel van
de vergadering door te geleiden naar het kabinet, met de toevoeging dat ook
de brief waar de heer Houda om vraagt, morgen vóór 12 uur in
de Kamer wordt verwacht. De Kamer kan dan de balans opmaken en vaststellen
of er een debat nodig is dat, in verband met het paasreces, in de loop van
donderdag kan plaatsvinden.
Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.