22 452
Internationalisering van het onderwijs

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 17 maart 1998

In mijn brief van 19 december jl. heb ik u het ontwerp-Actieplan «Onbegrensd talent» aangeboden. Conform de in deze brief gedane toezegging doe ik u hierbij het definitieve exemplaar van dit stuk toekomen1. In deze brief treft u een nadere toelichting aan over de uitkomsten van het overleg met het onderwijsveld over het ontwerp-Actieplan 1998.

Het ontwerp-Actieplan is gelijktijdig met de aanbieding aan de Tweede Kamer aangeboden aan vertegenwoordigers van het onderwijsveld. Vervolgens is in de eerste weken van 1998 overleg gevoerd met het POVO-overleg, met de BVE-raad en het COLO. De VSNU en de HBO-raad hebben schriftelijk gereageerd. Bijgaand treft u in de bijlagen de verslagen van de verschillende overleggen en de schriftelijke reacties van de VSNU en de HBO-raad, inclusief de antwoordbrieven van OCenW.

Algemene toelichting

Op hoofdlijnen is er instemming met het Actieplan «Onbegrensd talent». In het overleg met de verschillende onderwijsvelden is gebleken dat veel belang wordt gehecht aan een structurele evaluatie, monitoring en voortgangsbewaking van internationalisering. De wijze waarop ik dit de komende periode vorm wil geven wordt in het vierde luik van het actieplan toegelicht.

Op grond van het overleg met het onderwijsveld zijn een beperkt aantal tekstuele aanpassingen opgenomen in het definitieve actieplan «Onbegrensd talent». Onderstaand treft u een beknopte toelichting op het met het onderwijsveld gevoerde overleg.

Primair en voortgezet onderwijs

Met vertegenwoordigers van het primair en voortgezet onderwijs is door de Staatssecretaris overleg gevoerd op 2 februari jl. Ik verwijs daarvoor naar het verslag van het POVO overleg dat dd. 2 februari jl. plaatsvond met Staatssecretaris Netelenbos (zie bijlage 1)1. Dit overleg heeft niet geleid tot wijzigingen van het actieplan.

In het Actieplan wordt aangekondigd dat voor de tweede generatie nationale programma's voor internationalisering in het primair en voortgezet onderwijs een regeling wordt ontworpen. Deze regeling zal uiterlijk begin april 1998 in het Gele Katern van de Uitleg worden gepubliceerd. Daarbij vindt een concrete uitwerking plaats van de wijze waarop de nationale programma's de komende jaren worden ingevuld.

Beroepsonderwijs- en volwasseneneducatie

Over het ontwerp-Actieplan is overleg gevoerd met de BVE-raad en het COLO. Op grond van dit overleg is met name bij de actiepunten die voortvloeien uit hoofdstuk 2 Leren in Nederland uit de nota «Onbegrensd talent» de BVE-sector beter geïntegreerd in de definitieve versie van het Actieplan. Bijgaand treft u het verslag van het overleg dat over het ontwerp-Actieplan is gevoerd met vertegenwoordigers van de EB-kamer (BVE-raad en COLO) op 22 januari jl. (bijlage 2)1.

In het kader van de huidige ontwikkelingen in de BVE-sector heb ik besloten om voor flankerend beleid gericht op de bevordering van internationalisering in deze sector – binnen de OCenW begroting – een budget van 1 miljoen beschikbaar te stellen voor 1998.

Eventuele vervolgfinanciering zal nog nader worden bezien. Dit flankerend beleid richt zich in eerste instantie op het bevorderen van professionalisering van internationalisering bij de BVE-instellingen en het aangaan van structurele samenwerkings-verbanden tussen BVE-instellingen in Nederland en daarbuiten – binnen de in de nota «Onbegrensd talent» gestelde geografische prioriteiten.

Ten aanzien van de tweede generatie nationale programma's voor internationalisering in de BVE-sector wil ik u verwijzen naar de beleidsregels die uiterlijk begin april zullen worden gepubliceerd in het Gele Katern van de Uitleg. Bij deze programma's wordt gewerkt met een zogenaamd «trekkingsrecht». Alle instellingen en landelijke organen hebben in beginsel recht op een evenredig deel van het budget mits zij een plan indienen dat voldoet aan gestelde criteria. Ik ben voornemens het CINOP te vragen de ingediende voorstellen namens mij te beoordelen en mij hierover te adviseren. Op grond hiervan wordt al dan niet overgegaan tot uitkering van het aandeel uit het budget waarop de instellingen recht hebben.

Hoger onderwijs

De HBO-raad en de VSNU hebben een schriftelijke reactie gegeven op het actieplan (bijlage 3 en 4). Voor de reactie van OCenW verwijs ik u kortheidshalve naar bijgevoegde antwoordbrieven aan de VSNU en de HBO-raad (bijlage 5 en 6)1.

Follow-up actieplan «Onbegrensd talent» 1998

Zoals ook al in het vierde luik van het actieplan is aangekondigd zal het actieplan jaarlijks worden geactualiseerd en zal jaarlijks worden gerapporteerd over de voortgang van de activiteiten die in het kader van het actieplan worden ondernomen. Het actieplan is als zodanig ook een instrument voor de voortgangsbewaking van activiteiten die in het kader van internationalisering ondernomen worden. Uiteraard zal ik u, wanneer daartoe aanleiding is, tussentijds ook informeren over de voortgang op dit terrein.

Overige gedane toezeggingen

In het overleg met uw vaste Kamer commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen op 4 september 1997 over de nota «Onbegrensd talent» is toegezegd dat u de tussenrapportage zou ontvangen van het monitoringsonderzoek «Begegnungssprache» welke op twee basisscholen sindst het schooljaar 1995/1996 in Enschede wordt gegeven. Bijgaand treft u de tussenrapportage,1 de eindrapportage van dit onderzoek zal begin 1999 gereed zijn.

In mijn brief van 25 november 1997, kenmerk IB-1997-26 200, heb ik aangegeven u nog te informeren over het zogenaamde Channel-programma en antwoord te geven op de vraag of dit aanknopingspunten biedt voor Nederland. Tot op heden heb ik deze informatie nog niet kunnen achterhalen.

Bij brief van 25 november jl, kenmerk IB-1997-26 200, heb ik u toegezegd bij het Actieplan «Onbegrensd talent» terug te komen op het Europees Scholennetwerk. Onderstaand treft u een overzicht aan van de organisatiestructuur en de huidige stand van zaken.

De organisatiestructuur voor dit project zal bestaan uit een al in werking getreden «steering group» waarin alle deelnemende landen participeren die ongeveer drie keer per jaar bijeenkomt; een «marketing board» en een «editorial board», een groep van experts die zich bezig houden met de inhoudelijke opbouw van de «website». De organisatie zal verder bestaan uit: een projectbureau ten behoeve van de aktiviteiten in het kader van de «multimedia call»; en een «executive group» die tweemaandelijks aanwijzigingen zal geven voor de uitvoering van het project. Via het procesmanagement ICT die voor Nederland belast is met de coördinatie van dit project participeert Nederland in eerdergenoemde groepen en in een technisch overleg.

De planning van het EUN-project loopt steeds iets vooruit op de uitwerking van de acties van «Investeren in Voorsprong». Deze acties moeten juist activiteiten en partners opleveren van waaruit deelname aan het EUN project georganiseerd kan worden. Zo zullen bijvoorbeeld uit de aangewezen voorhoedescholen testscholen voor het Europees Scholen Netwerk geworven worden. Derhalve zal ervoor worden zorggedragen dat de nationale activiteiten die plaatsvinden en de activiteiten die plaatsvinden in het kader van het EUN project steeds met elkaar sporen.

Tevens wil ik u informeren over het deelproject «Virtual Teacher College», waarin Nederland een trekkersrol heeft. Dit project is erop gericht om «best practices» van Europese lerarenopleidingen online beschikbaar te stellen. Momenteel worden de plannen voor het «Virtual Teacher College» uitgewerkt. Naar verwachting zullen dit voorjaar een beperkt aantal lerarenopleidingen worden benaderd om in dit deelproject te participeren.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven