22 408
Wijziging van de artikelen 5 en 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en in verband daarmede van enige andere artikelen van dit Wetboek

nr. 15
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 1 mei 1996

Het nader gewijzigd voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

I. Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

A. Onderdeel A, artikel 5, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tweede lid worden de volgende twee zinnen toegevoegd:

De eerste twee volzinnen zijn van overeenkomstige toepassing bij erkenning van een ongeboren kind. Alvorens brieven van wettiging te verlenen in het geval, bedoeld in artikel 215, tweede lid, stelt Onze Minister van Justitie de moeder in de gelegenheid naamskeuze te doen. Van deze naamskeuze wordt melding gemaakt in het besluit houdende verlening van brieven van wettiging.

2. In het vijfde lid wordt «binnen drie maanden» vervangen door: uiterlijk drie maanden. Aan het lid worden twee volzinnen toegevoegd, die luiden:

Wordt een verklaring houdende naamskeuze voor of ter gelegenheid van de aangifte van de geboorte afgelegd, dan heeft het kind de gekozen naam vanaf de geboorte. Indien een zodanige verklaring na de aangifte van de geboorte wordt afgelegd, heeft het kind de gekozen naam vanaf het tijdstip van de verklaring.

3. Aan het zevende lid wordt de volgende zin toegevoegd:

Indien voor de geboorte of ter gelegenheid van de aangifte door de ouders naamskeuze is gedaan ten aanzien van een kind dat levenloos ter wereld komt of is gekomen, wordt deze keuze opgenomen in de akte, bedoeld in artikel 19i, eerste lid, en geldt zij alleen ten aanzien van dit kind.

4. In het achtste lid wordt in de tweede volzin na «de ouders» ingevoegd: wegens geestelijke stoornis.

B. Onderdeel G, artikel 20f, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste zin van het eerste lid wordt na «ambtenaar» ingevoegd: van de burgerlijke stand.

2. De laatste zin van het eerste lid komt als volgt te luiden: Deze akte wordt bewaard totdat achttien maanden zijn verstreken na de ontvangst van dat afschrift, dan wel, indien geen zodanig afschrift wordt ontvangen, totdat achttien maanden zijn verstreken na het opmaken van de akte.

3. De laatste zin van het tweede lid komt te luiden: Deze akte wordt bewaard totdat achttien maanden zijn verstreken na de ontvangst van laatstgenoemd afschrift dan wel, indien geen zodanig afschrift wordt ontvangen, totaal achttien maanden zijn verstreken na het opmaken van de akte.

II. Na artikel II wordt een nieuw opschrift en vervolgens een nieuw artikel III ingevoegd, die luiden:

Overgangsbepalingen

Artikel III

1. Indien een kind, dat als ongeboren kind voor de inwerkingtreding van deze wet is erkend, na de inwerkingtreding van deze wet wordt geboren, stelt, in afwijking van artikel 5, tweede lid, de ambtenaar van de burgerlijke stand de ouders in staat naamskeuze te doen ter gelegenheid van de aangifte van de geboorte. Artikel 5 is overigens van toepassing.

2. Indien voor de inwerkingtreding van deze wet een adoptie is uitgesproken die na de inwerkingtreding van deze wet in kracht van gewijsde gaat, stelt, in afwijking van artikel 5, derde lid, de ambtenaar van de burgerlijke stand de adoptiefouders of het kind in staat naamskeuze te doen ter gelegenheid van de toevoeging van de latere vermelding van de adoptie aan de akte van geboorte. Artikel 5 is overigens van toepassing.

III. Het eerste lid van artikel VI wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel c wordt «afleggen van een verklaring» vervangen door: het afleggen van de verklaring.

b. In onderdeel e wordt «eerste» vervangen door: oudste.

Toelichting

De voorgestelde wijzigingen zijn van technische aard. De vraag of de op 16 april 1996 aanvaarde motie inzake het naamrecht (Kamerstukken II, 1995/96, 22 700, nr. 13) zal leiden tot een nota van wijziging, zal, zoals toegezegd, met het kabinet besproken worden. Dat is nog niet gebeurd. Om te voorkomen dat deze nota van wijziging de Tweede Kamer der Staten-Generaal mogelijk kort voor de geplande mondelinge behandeling van het onderhavige wetsvoorstel zou bereiken, wordt zij thans ingediend.

De technische wijzigingen vloeien onder andere voort uit overleg dat is gevoerd met een delegatie van het bestuur van de Nederlandse Verenigiging voor Burgerzaken. Onderdeel I betreft wijzigingen van het voorgestelde artikel 5 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. In de eerste plaats is er rekenschap van gegeven dat in de praktijk regelmatig erkenningen van een ongeboren vrucht plaatsvinden. In dat geval wordt de naamskeuze ook op het tijdstip van de erkenning gedaan en in de akte van erkenning opgenomen (de eerste zin die aan artikel 5, tweede lid, is toegevoegd). In de tweede plaats moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid van naamskeuze bij de verlening van brieven van wettiging (tweede zin die toegevoegd wordt aan artikel 5, tweede lid).

De toevoeging aan het vijfde lid van artikel 5 van twee volzinnen maakt duidelijk dat een naamskeuze die voor of ter gelegenheid van aangifte van geboorte wordt gedaan, ertoe leidt dat de gekozen naam van het kind in de akte van geboorte wordt opgenomen. Indien na de geboorte-aangifte naamskeuze wordt gedaan, heeft het kind al een voorlopige naam gekregen (die ook als zodanig in de geboorte-akte is vermeld) en geldt de gekozen naam vanaf het moment van de keuze. Er wordt in dat geval op de akte van geboorte een latere vermelding aangebracht.

De derde wijziging betreft het geval dat de ouders voor de geboorte van hun eerste kind naamskeuze hebben gedaan of deze keuze bij de aangifte doen, maar het kind levenloos ter wereld komt onderscheidenlijk is gekomen. In dat geval wordt er geen akte van geboorte opgemaakt, maar een akte die in het register van overlijden wordt opgenomen (artikel 19i, eerste lid) en geldt de naamskeuze alleen ten aanzien van dit kind. Voor kinderen die levend geboren worden, maar kort na de geboorte of binnen de termijn van drie maanden waarin alsnog naamskeuze kan worden gedaan, overlijden, gelden de bepalingen van artikel 5 onverkort. Dat betekent bij voorbeeld dat, indien ten aanzien van een kind geen naamskeuze is gedaan, alsnog uiterlijk drie maanden na de geboorte naamskeuze kan worden gedaan, ook al is het kind niet meer in leven. Dit kan van belang zijn, omdat deze keuze beslissend is voor de naam van de volgende kinderen van dezelfde ouders.

De vierde wijziging beperkt de gevallen waarin een ouder alleen naamskeuze doet, omdat de andere ouder onder curatele staat, tot ondercuratelestelling wegens geestelijke stoornis.

Onderdeel b betreft wijzigingen van het slot van beide leden van artikel 20f. Deze hebben betrekking op de bewaring van akten van naamskeuze, van erkenning en van ontkenning met gelijktijdige erkenning van ongeboren kinderen. De voorgestelde voorziening voorkomt dat dergelijke akten tot in het oneindige moeten worden bewaard, indien het kind niet levend wordt geboren en de geboorte niet wordt geregistreerd.

Het nieuwe artikel III betreft overgangsbepalingen. Beide bepalingen zien op de situatie dat voor de inwerkingtreding van de wet beslissingen ten aanzien van de familierechtelijke betrekking zijn genomen (erkenning van de ongeboren vrucht en adoptie) die na de inwerkingtreding van de wet effect krijgen. In dat geval kan ter gelegenheid van de vastlegging van een en ander in de registers van de burgerlijke stand naamskeuze worden gedaan.

De wijzigingen van artikel VI zijn van louter technische aard.

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz

Naar boven