nr. 44
GEWIJZIGDE AMENDEMENTEN VAN DE LEDEN OUDKERK EN VAN BOXTEL
TER VERVANGING VAN DIE GEDRUKT ONDER NR. 36
De ondergetekenden stellen de volgende amendementen voor:
I
Na artikel 7 wordt een nieuw artikel 7a ingevoegd, luidende:
Artikel 7a
1. Degene die bij leven een orgaan verwijdert is aansprakelijk voor door
het verwijderen veroorzaakte schade, behoudens voor de schade waarvan op grond
van de aard van de verwijdering zeker of nagenoeg zeker was dat deze zich
zou voordoen.
2. Voor zover de verrichting ter uitvoering van de verwijdering plaatsvindt
in het kader van de werkzaamheid van een ziekenhuis, rust de in het eerste
lid bedoelde aansprakelijkheid, ook indien de verwijdering niet door het ziekenhuis
wordt verricht, mede op dat ziekenhuis.
II
Artikel 8 wordt vervangen door:
Artikel 8
Het verwijderen van een orgaan bij leven is slechts toegestaan:
a. indien daarvoor toestemming is verleend ingevolge artikel 3, 4 of 5
en
b. indien door de instelling, waar de verwijdering wordt verricht, een
verzekering is afgesloten die de in artikel 7a bedoelde aansprakelijkheid
dekt. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ter zake van de verzekering
en de omvang van het te verzekeren bedrag nadere regels worden gesteld.
III
Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
A. In het eerste lid wordt «8» vervangen door: 8, onderdeel
a,.
B. In het vierde lid wordt «wordt gestraft degene die handelt in
strijd met het bepaalde in artikel 17» vervangen door: wordt gestraft
degene die handelt in strijd met de verplichting zorg te dragen voor nakoming
van artikel 8, onderdeel b, eerste volzin, dan wel in strijd met het bepaalde
in artikel 17.
IV
Aan artikel 31 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:
3. In artikel 197, eerste en tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk
Wetboek wordt na de woorden «Boek 8» telkens toegevoegd: , en
artikel 7a van de Wet op de orgaandonatie.
Toelichting
In het eerste lid van artikel 7a is een risico-aansprakelijkheid neergelegd
voor schade die ontstaat als gevolg van de verwijdering van een orgaan bij
een levende donor. Deze aansprakelijkheid houdt in dat schade als gevolg van
de verwijdering van het orgaan moet worden vergoed, ongeacht of deze schade
aan schuld was te wijten. De aansprakelijkheid, die mede moet worden gezien
tegen de achtergrond van de verzekeringsplicht die is vervat in het in dit
amendement voorgestelde artikel 8, onderdeel b, rust op degene die het orgaan
verwijdert (eerste lid) en kan mede op een ziekenhuis rusten (tweede lid).
Geen aansprakelijkheid bestaat voor die schade waarvan op grond van de aard
van de verwijdering zeker of nagenoeg zeker was dat deze zich zou voordoen.
Vanzelfsprekend kan ook voor deze schade worden afgesproken dat de donor terzake
een bepaalde vergoeding ontvangt.
Voor het overige gelden de algemene regels ter zake van schadevergoeding
die zijn opgenomen in afdeling 10 (Wettelijke verplichtingen tot schadevergoeding)
van titel 1 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Het feit evenwel dat niet
voor vergoeding in aanmerking komt de schade waarvan op grond van de aard
van de verwijdering zeker of nagenoeg zeker was dat deze zich zou voordoen,
impliceert een andere invulling van artikel 6:98 (causaal verband). Van belang
voor de vaststelling van het causaal verband is immers onder meer de vraag
of de schade het redelijkerwijze te verwachten gevolg was van de handeling,
terwijl het voorgestelde artikel 7a juist een aansprakelijkheid wil vestigen
voor schade die niet te verwachten was. De vraag welke schade voor vergoeding
in aanmerking komt dient dus op geheel eigen wijze te worden bepaald. Dit
brengt bijvoorbeeld mee dat voor vergoeding in aanmerking komt schade die
het gevolg is van het feit dat een verzekeringsmaatschappij degene die een
orgaan heeft afgestaan niet voorzienbaar niet wil verzekeren (bij voorbeeld
ten aanzien van de ziektekosten), of verzekerd houden, dan wel tegen ongunstiger
voorwaarden dan gebruikelijk.
Bij de formulering van artikel 7a is aansluiting gezocht bij artikel 5
van het voorstel voor een wet inzake medische experimenten (kamerstukken II,
1991/92, 22 588).
In de lijn met de gedachte die aan de tijdelijke regeling verhaalsrechten
ten grondslag ligt is het niet de bedoeling dat sociale en particuliere verzekeraars
bij hun verhaalsacties profiteren van de door artikel 7a in het leven geroepen
risico-aansprakelijkheid. Vandaar dat artikel 7a in artikel 6:197 BW is opgenomen
(zie onderdeel IV van het amendement).
Oudkerk
Van Boxtel