nr. 22
VIJFDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 6 februari 1995
In het nader gewijzigde voorstel van wet worden de volgende wijzigingen
aangebracht:
A
Artikel 13 komt te luiden:
Artikel 13
1. Voordat een orgaan wordt verwijderd, wordt de dood vastgesteld door
een arts die niet bij de verwijdering of implantatie van het orgaan betrokken
mag zijn. Indien het voornemen bestaat tot het verwijderen van een orgaan
uit een beademd stoffelijk overschot, wordt de dood vastgesteld aan de hand
van de volgens de laatste stand van de wetenschap geldende methoden en criteria
voor het vaststellen van de hersendood door een ter zake kundige arts. De
wijze waarop de hersendood is vastgesteld, wordt vastgelegd in een verklaring
waarvan het model is opgenomen in het in artikel 13a bedoelde protocol.
2. Onder hersendood wordt verstaan het volledig en onherstelbaar verlies
van de functies van de hersenen, inclusief de hersenstam en het verlengde
merg. Vaststelling van de hersendood vindt slechts plaats in geval van een
dodelijk hersenletsel waarvan de oorzaak bekend is en dat niet behandelbaar
is. Zij geschiedt eerst nadat aannemelijk is geworden dat andere oorzaken
van bewusteloosheid en reactieloosheid niet aanwezig zijn.
B
In artikel 14 vervallen de woorden «de uitvoering van».
Toelichting
Naar aanleiding van een adviesaanvraag d.d. 16 februari 1994 van de toenmalige
staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur heeft de Gezondheidsraad
een aanvang gemaakt met zijn werkzaamheden betreffende de volgens de laatste
stand van de wetenschap geldende methoden en criteria voor het
vaststellen van de hersendood en een op basis daarvan vast te stellen landelijk
protocol ter zake van de daarbij te volgen procedures en uit te voeren onderzoeken.
Vooruitlopend op de afronding van zijn werkzaamheden heeft de Gezondheidsraad
thans een interim-advies uitgebracht waarin enkele wijzigingen van de tekst
van artikel 13 worden voorgesteld. Dit advies is door de Raad ook aan de Tweede
Kamer gezonden. Het belangrijkste punt is gelegen in het feit dat het volgens
de Raad om praktische redenen bezwaarlijk is te eisen dat in alle gevallen
de hersendood door twee neurologen wordt vastgesteld, terwijl het louter opstellen
van een procedurele verklaring door een andere arts niet zinvol is. Waar het
volgens de Raad om gaat is dat de hersendood volgens de in het protocol beschreven
procedure wordt vastgesteld door een arts die ter zake kundig is en dat deze
de uitgevoerde onderzoeken nauwkeurig documenteert.
Daarnaast stelt de Raad voor enige meer redactionele verbeteringen in
de tekst aan te brengen gericht op verduidelijking van de onafhankelijke positie
van de arts die de dood vaststelt en van het feit dat pas tot hersendood vaststelling
mag worden overgegaan nadat aannemelijk is geworden dat andere oorzaken van
bewusteloosheid en reactieloosheid zijn uitgesloten.
In onderdeel A van de vijfde nota van wijziging hebben wij de voorstellen
van de Raad overgenomen met dien verstande dat het voorschrift dat de arts
die de dood vaststelt niet bij de verwijdering of implantatie betrokken mag
zijn, beter kan worden gecombineerd met de eerste volzin van artikel 13. Beide
voorschriften hebben betrekking op het vaststellen van de dood bij orgaandonatie
in het algemeen. Voor het overige stelt artikel 13 aanvullende eisen voor
de gevallen waarin de dood met behulp van de hersendood-criteria moet worden
vastgesteld.
Onderdeel B vloeit voort uit het voorstel van de Gezondheidsraad om in
artikel 13 niet meer te spreken van «de uitvoering van» de verwijdering.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager