nr. 10
BRIEF VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING
EN MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 13 december 1995
In een procedurevergadering van de vaste commissie voor Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is een notitie van het lid Crone aan
de orde geweest omtrent de voorbereiding van politieke besluitvorming over
het zogenaamde broeikasbeleid, ook aangeduid als het CO2-beleid
of het beleid met betrekking tot de klimaatverandering.
De notitie geeft niet alleen aan dat besluitvorming over het broeikasbeleid
een ingewikkelde afweging van wetenschappelijke inzichten en maatschappelijke
belangen vraagt maar poogt tevens aan te geven hoe de kennisverwerving door
parlementariërs georganiseerd kan worden bijvoorbeeld door het organiseren
van een debat met een openbaar karakter.
Met name over dit laatste aspect heeft een kleine delegatie uit de vaste
commissie gesproken met de commissie voor de Werkwijze, een en ander aan de
hand van een notitie van de Griffier van de Kamer en van een nadere notitie
van de heer Crone. Zoals beide notities reeds aangaven werd tijdens het gesprek
geconcludeerd dat een tijdelijke onderzoekscommissie met een op vooral strategische
verkenning gerichte duidelijke onderzoeksopdracht, het meest geëigende
middel is om de kennisverwerving mede door middel van een openbaar debat te
organiseren. Daarbij moet niet worden uitgesloten dat deze commissie een beroep
moet doen op externe onderzoekscapaciteit en op andere voorzieningen die een
goed verloop van het commissiewerk mogelijk zullen maken.
De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
stelt, met referte aan het bovenstaande, het volgende voor:
* een tijdelijke commissie van onderzoek in te stellen op de voet van
artikel 18 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer;
* deze commissie te belasten met de volgende opdracht:
– het verkennen van en doen van onderzoeken naar de mogelijkheden
het probleem van de klimaatverandering/broeikaseffecten te definiëren
en het daarbij inventariseren welke oorzaken en gevolgen (en het
Nederlandse aandeel hierin) van de problematiek worden genoemd);
– het verkennen van en doen van onderzoeken naar de mogelijkheden
beleidsdoelstellingen op nationaal en internationaal niveau te formuleren
gericht op de aanpak van de klimaatverandering- en broeikasproblematiek en
het inventariseren van mogelijke instrumenten gericht op het beheersbaar maken
van deze problematiek;
* de termijn, genoemd in het tweede lid van artikel 18 van het Reglement
van Orde, te bepalen op 6 maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de tijdelijke
commissie na te zijn geconstitueerd, haar werkzaamheden zal aanvangen;
* het aantal leden van de tijdelijke commissie te bepalen op zes of zeven
en plaatsvervangende leden aan te wijzen.
Naar het oordeel van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer zal de werkwijze van de tijdelijke commissie in eerste
instantie gericht kunnen zijn op het in kaart brengen van de relevante aspecten
van de broeikasproblematiek zoals die in wetenschappelijke kringen aan de
orde zijn, waarna de commissie over deze aspecten een aantal openbare interviews
en ronde-tafelgesprekken zal dienen te organiseren. De rapportages van de
tijdelijke commissie behoeven niet nadrukkelijk op eindconclusies gericht
te zijn maar kunnen ook een ordening van de belangrijkste invalshoeken en
resultaten van inventarisaties, verkenningen en onderzoeken bevatten.
De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer,
M. M. Versnel-Schmitz
De griffier van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer,
L. M. Hillen