22 187
Ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid

nr. 106
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 8 juni 2000

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 17 en 18 februari 2000 openbare hoorzittingen gehouden over de reïntegratiepraktijk van gedeeltelijk arbeidsgehandicapten. Het verslag van die hoorzittingen is verschenen onder nummer 101. Op het verzoek van de commissie om op de bevindingen tijdens de hoorzittingen te reageren, heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij brief van 2 mei 2000 geantwoord dat zijn reactie deels is verwerkt in de voortgangsnota arbeidsongeschiktheidsregelingen (verschenen onder nummer 104) en deels zal worden verwerkt in de evaluatie van de Wet (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA). De commissie heeft echter aanleiding gezien de staatssecretaris een aantal specifieke vragen voor te leggen. Deze vragen en de daarop ontvangen antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Terpstra

De griffier van de commissie,

Van Dijk

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

1

Binnen welke termijn acht u de uitvoeringsinstellingen gehouden te beslissen op een aanvraag voor voorzieningen op grond van de wet REA?

De meeste beschikkingen op aanvragen voor voorzieningen op grond van de Wet REA moeten binnen acht weken – derhalve binnen een termijn gelijk aan de zogenaamde «redelijke termijn» van de Algemene wet bestuursrecht – worden genomen. Het gaat hierbij om beschikkingen op aanvragen om:

– subsidies in de kosten voor voorzieningen ter behoud van het eigen werk (art. 15 Wet REA)

– het herplaatsingsbudget (art. 16 Wet REA)

– het plaatsingsbudget (art. 17 Wet REA)

– het pakket op maat (art. 18 Wet REA)

– vervoersvoorzieningen, persoonlijke ondersteuning en communicatievoorzieningen voor arbeidsgehandicapte werknemers die werk in een dienstbetrekking verrichten of gaan verrichten (art. 31 Wet REA)

– een loonsuppletie (art. 32 Wet REA)

– het persoonsgebonden reïntegratiebudget en het budget op maat (art. 33 Wet REA en de daarop gebaseerde Experimentele regeling subsidieverstrekking arbeidsgehandicapten).

Enkele beschikkingen op aanvraag moeten echter binnen een veel kortere termijn genomen worden:

– een beschikking over toekenning van een reïntegratie-uitkering bij proefplaatsing moet binnen twee weken gegeven worden (artt. 23 t/m 27 Wet REA)

– een beschikking over toekenning van een reïntegratie-uitkering bij scholing moet binnen vier weken gegeven worden (artt. 23 t/m 27 Wet REA).

Een viertal soorten beschikkingen, ten slotte, moet binnen dertien weken na de aanvraag worden gegeven:

– beschikkingen over toekenning van voorzieningen aan arbeidsgehandicapte niet-werknemers (art. 22 Wet REA)

– beschikkingen over toelagen aan arbeidsgehandicapte WAZ-verzekerden (art. 28 Wet REA)

– beschikkingen over inkomenssuppletie aan arbeidsgehandicapte zelfstandigen (art. 29 Wet REA)

– beschikkingen over toekenning van starterskredieten aan arbeidsgehandicapten die als zelfstandigen willen gaan werken (art. 30 Wet REA).

Overigens gaat het bij al deze termijnen uitdrukkelijk om maximumtermijnen. Uiteraard dienen de uitvoeringinstellingen ernaar te streven zo spoedig mogelijk – dus zo ruim mogelijk binnen deze maximumtermijnen – een aanvraag af te doen. Voor een aanvrager is de werkelijke afhandelingsduur immers van meer belang dan de wettelijke beslistermijnen.

Daarom vinden op verschillende niveaus acties plaats om de werkelijke afhandelingsduur te verkorten:

– De in de voortgangsnota WAO opgenomen maatregelen gericht op vermindering van de capaciteitsproblemen bij verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Immers, hun werkzaamheden zijn niet alleen van belang voor de vaststelling van de (mate van) arbeidsongeschiktheid, maar – al dan niet via het verrichten van een aparte arbeidsgehandicaptetoets – ook voor de vraag of iemand arbeidsgehandicapt is in de zin van de Wet REA.

– Regelen van een vergoeding voor informatie die behandelend artsen desgevraagd aan verzekeringsartsen verstrekken, opdat deze informatie sneller dan nu aan laatstgenoemde artsen wordt verstrekt Een regeling van het College tarieven gezondheidszorg hierover zal met ingang van 1 juni 2000 in werking treden.

Daarnaast beraadt ook het Lisv, als eerstverantwoordelijke voor de uitvoering, zich momenteel op extra maatregelen om de feitelijke afhandelingsduur en de periode gelegen tussen een toekennende beschikking en een daadwerkelijke uitbetaling, terug te brengen. Met het Lisv vindt over deze maatregelen en over andere mogelijkheden overleg plaats.

Ten slotte wordt bezien of verzekeraars die REA-voorzieningen voorschieten bij toekenning van die voorzieningen in aanmerking kunnen komen voor een rentevoorziening.

2

Wanneer zullen nieuwe, wettelijke beslistermijnen worden ingevoerd?

Nieuwe wettelijke beslistermijnen zullen met ingang van 1 januari 2001 worden ingevoerd. Het hiertoe benodigde wetsvoorstel «Wet beslistermijnen sociale verzekeringen» zal nog deze zomer bij Uw Kamer worden ingediend.

3

Welke maatregelen overweegt u in de tussentijd om te zorgen dat REA-voorzieningen sneller worden toegekend?

Kortheidshalve verwijs ik naar de maatregelen die in vraag 1 zijn opgesomd.

4

Welke sancties zullen worden gekoppeld aan het niet tijdig nemen van een beslissing? Bent u bereid aangevraagde voorzieningen automatisch toe te kennen indien de uitvoeringsinstelling de beslistermijn overschrijdt?

Ik ben niet voornemens te regelen dat een aangevraagde voorziening automatisch wordt toegekend indien de uitvoeringsinstelling de beslistermijn overschrijdt. De inspanningen moeten er in eerste instantie op zijn gericht het uitvoeringsproces zo te laten verlopen, dat de wettelijke beslistermijnen wèl – zo ruim mogelijk – worden gehaald. Ook het Lisv is deze mening toegedaan. Zoals uit het antwoord op de vragen 1 en 5 blijkt, zal een aantal maatregelen worden getroffen om de afhandelingsduur zoveel mogelijk te bekorten. De gevolgen hiervan voor de werkelijke gehaalde termijnen zullen worden gemonitord. Financiële sancties jegens de uvi's, indien deze niet tijdig beslissen, acht ik overigens niet zinvol.

5

Bent u met hen van mening dat de instelling in haar beslissing tevens zal moeten vermelden binnen welke periode de gevraagde voorzieningen zullen worden verstrekt?

Er verstrijkt enige tijd tussen het moment waarop de aanvraag wordt toegekend en het moment waarop het toegekende instrument ook daadwerkelijk wordt verstrekt. Een en ander hangt sterk af van de aard van de verstrekking en of het om een werkgeversdan wel een werknemersvoorziening gaat. Is het een werkgeversvoorziening, dan gaat het in veel gevallen om het verstrekken van een subsidie. Het overmaken van de subsidie kan relatief snel gebeuren. Gaat het om een werknemersvoorziening, dan hangt het af van de aard van de voorziening. Soms zijn er levertijden of kan alleen op vaste momenten aan een scholing worden begonnen. Gezien de diversiteit van deze voorzieningen en het feit dat derden bij de verstrekking daarvan zijn betrokken, is het niet haalbaar in de beschikking vast te leggen op welk moment de desbetreffende voorziening zal worden verstrekt.

Het Lisv streeft er overigens wel naar om de doorlooptijden van de aanvraag en afhandeling van voorzieningen te bekorten. Door het Lisv wordt thans een procedure overwogen waarin maximaal toegestane doorlooptijden voor de afhandeling van aanvragen, de toekenning en de verstrekking van de voorzieningen zijn vermeld. Een belangrijk criterium bij de afhandeling is de urgentheid van de te treffen voorziening, bijvoorbeeld als plaatsing van een arbeidsgehandicapte afhankelijk is van de voorziening.

6

Voorziet een regeling tevens in de mogelijkheid tot het aanvragen van een voorlopige voorziening als een definitieve toekenning niet kan worden afgewacht?

Het is niet mogelijk een tijdelijke voorziening aan te vragen als de beslistermijn nog niet verlopen is. Het streven moet erop gericht zijn aanvragen z.s.m. af te handelen en daarbij rekening te houden met de urgentie van het geval.

Indien niet binnen de wettelijke beslistermijn wordt besloten over een aangevraagde REA-voorziening, kan de aanvrager daartegen bij de uitvoeringsinstelling in bezwaar komen. Zodra dit is gebeurd, kan bij de president van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, een voorlopige voorziening worden aangevraagd. Een en ander is geregeld in titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht.

7

Op welke wijze zal gegarandeerd worden dat de procedure en de beslissing uiteindelijk zullen voldoen aan alle beginselen voor algemeen behoorlijk bestuur?

De wijze waarop gegarandeerd wordt dat de procedure en de beslissing bij het behandelen van aanvragen van REA-voorzieningen voldoen aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (waaronder het gelijkheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel) wijkt niet af van de wijze waarop dit voor beschikkingen van de uitvoeringinstellingen in het algemeen is geregeld. Dat wil onder meer zeggen: uitvoeringsinstellingen dienen zich bij het voorbereiden van hun beschikkingen te voorzien van de relevante informatie, dienen gelijke gevallen gelijk te behandelen (met het oog hierop heeft het Lisv zowel voor de uitvoering van de Wet REA als voor de uitvoering van de overige socialeverzekeringswetten vele (beleids)regels gesteld), dienen bij aanvragers geen verwachtingen te wekken die later niet gestand kunnen worden gedaan, dienen belangen van betrokkenen zorgvuldig af te wegen en dienen beschikkingen te motiveren. De rechter heeft het uiteindelijke eindoordeel over de vraag, of een uitvoeringsinstelling in een concreet geval niet overeenkomstige een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur heeft gehandeld. Daarnaast zullen klachten van aanvragers bij de uitvoeringsinstellingen, het Lisv of de ombudsman, alsmede signalen van het Ctsv, aanleiding kunnen zijn om de uitvoeringspraktijk in dezen bij te stellen.

8

Uit de hoorzitting kwam duidelijk naar voren dat de informatieverstrekking naar alle betrokkenen sterk te wensen overlaat. Wat bent u van plan op korte termijn te doen om dat te verbeteren?

Van juni tot oktober 1998 is een massamediale campagne gevoerd rond de wet REA. Uit het evaluatieonderzoek is gebleken dat de campagne een hoog bereik heeft gehad en dat velen uit de doelgroep van de wet op de hoogte zijn. Een verdieping van kennis over reïntegratie moet mijns inziens vooral via intermediaire kanalen plaatsvinden, omdat massamedia, zich bij een ingewikkelde wet als de REA, niet goed lenen om diepgaandere kennis over te brengen. Daarbij komt dat de REA-maatregelen waarvoor iemand in aanmerking komt sterk individueel bepaald worden. Arbeidsgehandicapten zijn daarom afhankelijk van de kennis van medewerkers bij de uitvoeringsinstanties.

Recentelijk zijn zowel de werkgevers- als de werknemersbrochure REA herzien.

Eén van de activiteiten die op korte termijn worden uitgevoerd is een mailing naar een groot aantal intermediare organisaties zoals de patiënten- en gehandicaptenorganisaties, Arbo-diensten, uvi's sociale diensten en arbeidsbureau's.

Dit geldt ook voor de brochure (Dis)ability management: tegelijkertijd werken aan preventie en reïntegratie (onlangs uitgedeeld bij de prijsuitreiking van de Kroon op het werk : voor de werkgever die het beste reïntegratiebeleid voerde). Als extra communicatie-inzet zal de videoband; Fluitend naar je werk, (geproduceerd t.b.v de vorige prijsuitreiking van Kroon op het Werk), worden meegezonden. Ook zal gelijktijdig in de H-A-H bladen een artikel verschijnen over reïntegratie bestemd voor arbeidsgehandicapten.

Daarnaast wordt door SZW een tweedelige documentaire «Altijd blaren op je tong» mede gefinancierd. Hierin worden gedurende langere tijd de ontwikkelingen gevolgd van jongvolwassenen met een chronische ziekte. Een belangrijk deel zal gaan over de problematiek van chronisch zieken bij het vinden en behouden van werk. Hierbij wordt onder meer aandacht besteed aan het verkeerde beeld dat werkgevers vaak hebben van mensen met een chronische ziekte en aan de mogelijkheden die de wet REA biedt.

Dit geldt ook voor de serie Switch die onlangs werd uitgezonden en onder meer gaat over het motiveren van arbeidsgehandicapten om werk te zoeken.

Met betrekking tot voorlichting op langere termijn kan ik u melden dat op dit moment overleg gaande is tussen SZW en de commissie Arbeidsgehandicapten en Werk om de mogelijkheden te bezien van een gezamenlijk afgestemde en geïntegreerde aanpak van voorlichtingsaktiviteiten op het terrein van reïntegratie.

9

Vooral voor kleine werkgevers vormt de veelvoud van regels waar zij mee geconfronteerd worden op het moment dat zij overwegen een WAO-gerechtigde in dienst te nemen een grote belemmering. Ligt het binnen uw voornemens op korte termijn te investeren in het verbeteren van de begeleiding? Zo nee, waarom niet? Zo ja, aan welke instrumenten denkt u dan?

Arbeidsvoorziening Arbeidsintegratie heeft een informatiepunt REA voor werkgevers en werkzoekenden ingericht. Dit is een landelijk informatiepunt waar vragen over REA worden beantwoord en op verzoek informatiemateriaal wordt toegestuurd. Aan deze lijn is bekendheid gegeven via brochures, internet dag- en vakbladen. Vanaf juni/juli '99 is de informatielijn tevens ingezet als distributiepunt voor de verspreiding van de LISV REA-subsidiewijzer, die met name door werkgevers wordt aangevraagd. Bij de REA-evaluatie zal worden bezien of en zo ja, hoe de informatievoorziening aan de werkgevers kan worden geïntensiveerd.

10

Denkt u heldere criteria op te kunnen stellen aan de hand waarvan de kwaliteit van de uitvoeringsinstellingen getoetst kan worden?

De criteria waaraan de uitvoeringsinstellingen moeten voldoen, zijn neergelegd bij en krachtens de sociale verzekeringswetten en een aantal andere, meer algemene wetten zoals de Algemene wet bestuursrecht, alsmede in beleidsregels van het Lisv. Het gaat hier allereerst om voorwaarden waaronder premies worden geheven, de verzekeringsplicht wordt bepaald en uitkeringen respectievelijk reïntegratie-instrumenten worden verstrekt, maar ook om regels over bijvoorbeeld de tijdigheid, de privacy, en het opstellen van jaarrekeningen en -verslagen.

Jaarlijks voor 1 juli dienen de uitvoeringsinstellingen een verklaring over de rechtmatigheid van uitgaven en ontvangsten over het afgelopen boekjaar aan te bieden aan het Ctsv. Het Ctsv biedt vervolgens jaarlijks voor 1 november een daarop gebaseerde rechtmatigheidsverklaring over de werkzaamheden van alle uvi's aan onze minister aan. De aspecten waaraan in het kader van de rechtmatigheidsverklaringen en de bijbehorende accountantsverklaringen aandacht moet worden besteed, zijn neergelegd in de Regeling rechtmatigheidsverklaring sociale verzekeringen 1997. Het gaat daarbij niet alleen over de vraag in welke mate de uitvoeringsinstellingen volgens de wettelijke regels hebben gehandeld, maar bijvoorbeeld ook over de uitvoeringskosten, de wijze waarop en de mate waarin uitvoeringsinstellingen misbruik hebben bestreden, alsmede de opzet en werking van de administratieve organisatie en interne controle bij de uitvoeringsinstellingen.

Naast de Regeling rechtmatigheidsverklaring sociale verzekeringen 1997 gelden instrumenten van het Lisv. Zo heeft het Lisv het uitvoeringsproces opgedeeld in een groot aantal referentiediensten, waarover met de afzonderlijke uitvoeringinstellingen wordt gecontracteerd. Het Lisv heeft iedere dienst nader gespecificeerd, waarbij telkens aandacht wordt gevraagd voor de kwaliteit. Daarnaast wordt in de referentiediensten bepaald wanneer een referentiedienst als geleverde dienst geteld mag worden en wordt telkens aangegeven welke verantwoordingsinformatie over de betreffende dienst de uitvoeringsinstelling moet leveren. Informatie over de juisten tijdigheid maakt hier vrijwel steeds deel van uit. Geconstateerd kan derhalve worden, dat in de regelgeving en in de richtlijnen van het Lisv diverse criteria zijn opgenomen waarmee de kwaliteit van de uitvoering kan worden getoetst.

Als gevolg van SUWI zal de reïntegratie van arbeidsongeschikten geheel door marktpartijen worden verzorgd. Door concurrentie en prestatiecontracten zal de kwaliteit van reïntegratie worden verhoogd.

11

Meer dan eens komt het voor dat de aanvullende WAO-uitkering voor cliënten met een deeltijdbaan te laat wordt uitbetaald. Voor arbeidsongeschikten werkt dit remmend op hun inspanningen om weer aan het arbeidsproces deel te kunnen nemen, anderen die op dit moment een betaalde baan met een WAO-uitkering combineren komen zo in financiële problemen. Beschikt u over een oplossing voor dit praktische probleem?

WAO-uitkeringen worden op vaste momenten uitbetaald. Vertragingen kunnen met name optreden bij nieuwe uitkeringen en bij wijzigingen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als arbeidsongeschikten een baan aanvaarden en dit leidt tot aanpassing van hun arbeidsongeschiktheidspercentage of van hun uitkering. De administratieve afhandeling kan dan achter lopen, met name in gevallen dat eerst het precieze inkomen bij de uitvoeringsinstelling bekend moet zijn voor de uitkering kan worden uitgekeerd. In dat geval kan met een voorschot gewerkt worden. In een meer stabiele situatie zullen vertragingen in de uitbetaling slechts sporadisch voorkomen.

Vragen van de leden van de VVD-fractie

12

Tijdens de hoorzittingen zijn veel opmerkingen gemaakt over de complexe regelgeving en de omslachtige bureaucratische processen. Ook zouden er teveel partijen bij de reïntegratie betrokken zijn. Kunt u aangeven op welke wijze de voortgangsnota arbeidsongeschiktheidsregelingen dit probleem in de ogen van de cliënt kan oplossen?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 3.

13

Het aanvragen van REA-instrumenten is een tijdrovend proces. Vaak duurt het twee jaar eer een subsidie wordt verkregen. Kunt u aangeven hoe dit proces volgens de voortgangsnota arbeidsongeschiktheidsregelingen kan worden verkort?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 1.

14

Vrijwel alle werkgevers, en ook verzekeringsartsen, hebben tijdens de hoorzitting over de reïntegratiepraktijk kritiek geuit op de kwaliteit van de dienstverlening door de arbodiensten. Wat vindt u van deze kritiek? Hoe wordt in de voortgangsnota arbeidsongeschiktheidsregelingen aan deze kritiek tegemoet gekomen?

Waar dienstverlening door arbodiensten tekortschiet, is een belangrijke oorzaak daarvan dat nog te veel werkgevers weinig van de arbodienst verwachten en daarom via het contract dat zij afsluiten met een arbodienst geen ruimte bieden voor het leveren van kwaliteit. Daarin valt overigens wel een verbetering waar te nemen. Waarneembaar is dat verzekeraars hogere eisen gaan stellen aan de contracten voor arbeidsdienstverlening. Ik verwacht voorts dat meer werkgevers hogere eisen aan hun arbodienst zullen gaan stellen wanneer de premiedifferentiatie ingevolge Pemba zich sterker zal doen gevoelen. Ook de in het Suwi-project voorgenomen uitbreiding van de werkgeversverantwoordelijkheid voor reïntegratie zal dit effect hebben. In de voortgangsnota, 3.2.2, heb ik enkele maatregelen aangekondigd die beogen dit proces van verbetering van de contracten te ondersteunen. De strekking van die maatregelen is dat meer expliciet dan in de bestaande regelgeving vastgelegd wordt dat de werkgever de arbodienst in staat moet stellen om zijn werk te doen, met name het initiatief te nemen tot actieve interventie bij problematisch verzuim. De rol van de arbodienst, die van (verplichte) adviseur, verandert daardoor niet: werkgever en werknemer blijven zelf verantwoordelijk. De contractsvrijheid is niet in het geding.

Dit neemt niet weg dat ook de kwaliteitsontwikkeling van de arbodiensten zelf aandacht behoeft. Ook op dit vlak worden de ontwikkelingen op een breed vlak door het kabinetsbeleid ondersteund. Van belang zijn onder meer de stimulansen die uit zullen gaan van het nieuwe poortwachtersmodel (met name het reïntegratieverslag), de initiatieven tot een betere samenwerking met de curatieve sector, het Expertisecentrum Reïntegratie en de voortgaande richtlijnontwikkeling voor de bedrijfsartsen.

15

Hoe kan ervoor gezorgd worden dat werkgevers minder beperkte contracten afnemen bij arbodiensten zonder dat dit in strijd is met de contractsvrijheid?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 14.

16

Tijdens de hoorzittingen is onder andere gesteld dat niet alleen de uvi's en de regelgeving een rol spelen bij de reïntegratie, maar ook knelpunten in de gezondheidszorg en dan met name in de thuiszorg. Op welke wijze is met dit belangrijke punt rekening gehouden in de voortgangsnota arbeidsongeschiktheidsregelingen?

In algemene zin kan binnen de gezondheidszorg de kennis over en aandacht voor de relatie tussen gezondheid en werk worden versterkt.

Hiervoor zijn een aantal actiepunten geformuleerd in het Plan van Aanpak Wachttijden in de Zorg d.d. 12 maart 1998. Belangrijk doel is het realiseren van een goede zorgketen voor mensen met arbeidsrelevante aandoeningen, waarbij snelle, doelmatige en adequate zorg wordt gewaarborgd. Versterking van de reguliere zorg in relatie tot arbeidsrelevante aandoeningen is geboden. Hiertoe is zowel deskundigheidsbevordering nodig als het stimuleren van een betere samenwerking tussen met name bedrijfsartsen, verzekeringsgeneeskundigen, huisartsen, medische specialisten en professionals uit de ambulante geestelijke gezondheidszorg.

Op dit gebied zijn een aantal projecten van start gegaan, veelal gezamenlijk gefinancierd door SZW en VWS. Voor een volledig overzicht van de stand van zaken verwijs ik u naar de tweede voortgangsrapportage van het Platform Aanpak Wachttijden die 8 mei jl. door Minster Borst aan de Voorzitter van de Tweede Kamer is aangeboden (kenmerk CSZ/ZT-2068683).

Deze voortgangsrapportage geeft tevens een overzicht van alle inspanningen die worden verricht om reductie van wachttijden en wachtlijsten in de gezondheidszorg, die eveneens ongewenste gevolgen kunnen hebben voor ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid, te bewerkstelligen.

Ten aanzien van de thuiszorg breng ik voorts onder uw aandacht dat recent met deze sector een convenant is afgesloten gericht op het terugdringen van fysieke belasting en werkdruk. De gemaakte afspraken zijn gericht op het bevorderen van preventie en het bewerkstelligen van vroegtijdige preventie in het eerste ziektejaar. Tenslotte kan worden gewezen op het arbeidsmarktconvenant voor de zorgsector waarin ook voor de thuiszorg allerlei inspanningen worden gedaan om de personeelssterkte op een aanvaardbaar niveau te brengen.

17

Hoe kan in het kader van de tijdigheid de samenwerking tussen arbodiensten en verzekeraars worden verbeterd opdat snellere reïntegratie mogelijk wordt?

De samenwerking tussen arbodiensten en verzekeraars is vooral een zaak van deze private partijen zelf. Het Verbond van Verzekeraars en de Branche Organisatie Arbodiensten hebben daartoe ook afspraken gemaakt. Ik wil echter ook van mijn kant doen wat mogelijk is om een goede samenwerking bevorderen. Van belang daarbij kan bijvoorbeeld zijn de uitwerking van het reïntegratieverslag in mijn voorstellen voor een nieuw poortwachtersmodel. Daartoe heb ik ook het Verbond van Verzekeraars bij die uitwerking betrokken. Voorts is het vergemakkelijken van de electronische informatieuitwisseling aan de orde; zie daarvoor het antwoord op vraag 20.

18

Worden de glasheldere regels uit de (te codificeren) standaard «geen duurzame benutbare mogelijkheden» in de praktijk al vaker correct toegepast? Op welke wijze zult u dit blijven volgen?

Het is niet bekend of de standaard Geen Duurzame Benutbare Mogelijkheden beter wordt toegepast dan vroeger. Volgens het Lisv kunnen de huidige cijfers met betrekking tot het aantal gevallen waarin iemand op medische gronden volledig arbeidsongeschikt wordt geacht, gehalveerd worden. Er zijn en worden verschillende maatregelen genomen om dit bereiken.

Het is de bedoeling dat bij toepassing van deze standaard altijd een second opinion plaats vindt door een stafarts. Daarnaast zal meer informatie van de uitvoeringsinstellingen over dit punt verzameld worden. Het Ctsv zal ook een onderzoek doen naar de toepassing van deze standaard.

19

Kan de laatste stand van zaken worden aangegeven in welke mate op dit moment de zgn. «premiedempingspolissen» die de gevolgen van de WAO-premiedefifferentiatie afdempen zijn en worden afgesloten?

Gegevens over het aantal afgesloten premiedempingspolissen zijn niet voorhanden. Het Verbond van Verzekeraars heeft eerder desgevraagd te kennen gegeven dat het niet mogelijk is inzicht te verschaffen in de mate, waarin deze verzekeringen zijn afgesloten. Het Verbond heeft wel aangegeven dat vanaf het jaar 2000 in de enquêtes, die door het Centrum voor Verzekeringsstatistiek worden uitgevoerd, zal worden gevraagd om gegevens aan te leveren over het premie-inkomen voor de premiedempingspolissen in het kader van Pemba.

Het Verbond gaf tevens aan dat de in het SZW-werkgeverspanel rapportage 1997–1998 genoemde gegevens overeenkomen met de voorlopige inzichten van het Verbond. In genoemde rapportage kwam naar voren dat 13% van de ondernemingen die geen eigenrisicodrager zijn een premiedempingspolis heeft afgesloten. De conclusie van de rapportage was voorts dat het aantal daadwerkelijk afgesloten polissen medio 1998 lager lag dan op basis van de uitspraken in 1997 kon worden verwacht.

Het is niet mogelijk voor het Verbond om aan te geven hoeveel polissen naar verwachting in de toekomst zullen worden afgesloten. Ook hier is de indruk van het Verbond dat de cijfers in het SZW-werkgeverspanel overeenkomen met de eigen inzichten. In die rapportage kwam naar voren dat 17% van de ondernemingen meldde het voornemen te hebben een polis af te sluiten.

20

Zal het CVCS-systeem voor iedereen die zich met reïntegratie bezighoudt toegankelijk worden, van werkgever/arbodienst tot de publieke uvi en de verzekeraar/reïntegratie-bedrijf? Is het gebruik van het sofi-nummer hiertoe mogelijk danwel noodzakelijk?

Voorop wordt gesteld, dat CVCS op dit moment nog in ontwikkeling is en in een aantal pilots tussen de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, de uitvoeringsinstellingen en de betrokken gemeenten wordt beproefd. CVCS draait derhalve nog niet in heel Nederland, en ook zijn nog geen ervaringen opgedaan met aansluitingen van anderen dan eerdergenoemde drie soorten partijen. Wel is het zo, dat aansluiting van arbo-diensten en reïntegratiebedrijven wordt beoogd. Daarbij zal goed rekening moeten worden gehouden met de kaderstellende privacy-regelgeving. Al naar gelang de soorten gegevens waarvan arbo-diensten en reïntegratiebedrijven via CVCS gebruik zouden willen maken en de doelen waarvoor zij die gegevens zouden willen verwerken, zal nagegaan moeten worden of dit juridisch toelaatbaar is en zo ja, onder welke voorwaarden. Voor zich spreekt, dat gegevens omtrent de gezondheid van betrokkenen hierbij extra kritisch in beschouwing zullen worden genomen.

Binnen CVCS wordt het sofi-nummer op dit moment als zoeksleutel gebruikt. Het is echter niet onmogelijk om door vertaling van nummers binnen sectoren die niet het sofi-nummer gebruiken toch (deel) gebruik te maken van CVCS. Ook kan aanpassing van de regels rond het gebruik van het sofi-nummer plaatsvinden. De mogelijkheden worden de komende tijd onderzocht.

Vragen van de leden van de fractie van D66

21

Kunt u meer informatie geven over de concrete maatregelen die u heeft ondernomen om de bureaucratie in het reïntegratieproces terug te dringen?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 1.

22

Wat is de verwachte tijdwinst bij de aanvragen voor voorzieningen die die maatregelen moeten gaan opleveren?

In mijn antwoord op vraag 1 verwees ik naar maatregelen die zullen worden genomen om de toekenning van reïntegratie-instrumenten te versnellen en te vereenvoudigen. Gezien het stadium waarin deze initiatieven zich bevinden, kan ik nog geen uitspraak doen over de tijdwinst die het resultaat van deze maatregelen zal zijn. Wel is het uiteraard mijn opvatting dat alle aanvragen binnen de wettelijke beslistermijnen moeten worden afgedaan.

23

Wat is uw reactie op de opvatting van verzekeringsartsen dat reïntegratie plaats zou moeten vinden voor de claimbeoordeling?

Reïntegratie in het eerste ziektejaar is essentieel bij het terugbrengen van het WAO-volume. Hoe korter iemand ziek is, des te meer kansen er zijn om iemand weer aan het werk te krijgen, of het nu zijn eigen werk is of in aangepast werk bij dezelfde of een andere werkgever.

Indien iemand in het eerste jaar niet herstelt, zal bij de WAO-keuring naar de mogelijkheden van betrokkene worden gekeken, en zal reïntegratie nadien in beginsel aan de orde komen.

24

Wat bent u van plan te gaan doen aan de verbetering van de voorlichting aan cliënten? Wordt er hierbij een specifieke benadering voor vrouwen gedacht in verband met de vaak dubbele taakbelasting?

Uit onderzoek is gebleken dat de dubbele belasting die vrouwen veelal hebben, geen statistisch significante verklarende factor is voor de hogere WAO-instroom van vrouwen. Er wordt niet gedacht aan een specifieke benadering van vrouwen. Ieder reïntegratietraject is maatwerk, en moet aansluiten bij de wensen en mogelijkheden van de te integreren persoon.

25

Wat bent u van plan te gaan doen aan de te beperkte contracten die werkgevers met arbodiensten hebben afgesloten? Op welke wijze zullen werkgevers gedwongen dan wel aangespoord worden meer passende contracten af te sluiten?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 14.

26

Welke knelpunten inzake de werking van de wet REA kunt u al oplossen vóór de integrale rapportage klaar is?

Op de eerste plaats merk ik naar aanleiding van deze vraag op dat het uiteraard niet zo is dat ik in afwachting van de uitkomst van de REA- evaluatie geen initiatieven zal ontplooien om aan het licht tredende knelpunten weg te nemen. Zo noemde ik al mijn antwoord op vraag 1. enkele maatregelen uit de voorgangsnota WAO die gericht zijn op de bekorting van de afhandelingsduur van aanvragen om REA-voorzieningen en die op korte termijn worden ingevoerd. Ook wees ik op voorstellen die momenteel door het Lisv worden ontwikkeld.

Daarnaast moet worden opgemerkt dat andere maatregelen wetswijziging vergen. Ik wijs in dit verband op mijn voornemen om door middel van een voucher-systeem de reïntegratie van volledig arbeidsongeschikten te bevorderen. Dergelijke maatregelen zullen, gezien de duur van het wetgevingsproces, niet voor het einde van dit jaar – het moment waarop de evaluatie van de Wet REA is afgerond – hun beslag kunnen krijgen.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Biesheuvel (CDA), Schimmel (D66), Van Zijl (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), ondervoorzitter, Kamp (VVD), Essers (VVD), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), Visser-van Doorn (CDA), De Wit (SP), Verburg (CDA), Smits (PvdA), Spoelman (PvdA), Van der Staaij (SGP), Örgü (VVD), Harrewijn (GroenLinks), Van Gent (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), Balkenende (CDA), Wilders (VVD), Santi (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD).

Plv. leden: E. Meijer (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Giskes (D66), Van der Hoek (PvdA), Dankers (CDA), Hamer (PvdA), Kortram (PvdA), Blok (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Van Middelkoop (GPV), Van Vliet (D66), Stroeken (CDA), Marijnissen (SP), Eisses-Timmerman (CDA), Schoenmakers (PvdA), Middel (PvdA), Van Walsem (D66), Weekers (VVD), Vendrik (GroenLinks), Rosenmöller (GroenLinks), Wagenaar (PvdA), Mosterd (CDA), De Vries (VVD), Oudkerk (PvdA), Klein Molekamp (VVD).

Naar boven