22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

nr. 940
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 oktober 2009

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij 4 fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

1. Mededeling inzake eCall (Kamerstuk 22 112, nr. 937);

2. Beschikking betreffende toetreding EU tot COTIF (Kamerstuk 22 112, nr. 938);

3. Mededeling inzake het communautaire innovatiebeleid (Kamerstuk 22 112, nr. 939);

4. Verordeningen en Raadsbesluit inzake Europees toezicht op het financieel systeem.

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

F. C. G. M. Timmermans

Fiche: Verordeningen en Raadsbesluit inzake Europees toezicht op het financieel systeem

1. Algemene gegevens

Titel voorstel:

– Proposal for a Regulation on Community macro prudential oversight of the Financial system and establishing a European Systemic Risk Board (ESRB)

– Proposal for a Decision entrusting the European Central Bank with specific tasks concerning the functioning of the European Systemic Risk Board

– Proposal for a Regulation establishing a European Banking Authority (EBA)

– Proposal for a Regulation establishing a European Insurance and Occupational Pensions Authority (EIOPA)

– Proposal for a Regulation establishing a European Securities and Markets Authority (ESMA)

Datum Commissiedocument: 23 september 2009

Nr. Commissiedocument: COM(2009) 499, COM(2009) 500, COM(2009) 501, COM(2009) 502, COM(2009) 403

Prelex:http://ec.europa.eu/internal_market/finances/committees/index_en.htm#package

Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: SEC(2009) 1234

http://ec.europa.eu/internal_market/finances/committees/index_en.htm#package

Behandelingstraject Raad: Het Zweeds voorzitterschap streeft naar behandeling van de European Systemic Risk Board (ERSB) in de Ecofin Raad van oktober, en behandeling van de EBA, EIOPA en ESMA in de Ecofin Raad van december. Voorbereiding geschiedt via de financiële Raadswerkgroep.

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Financiën

2. Essentie voorstel

Inhoud voorstel

De Commissie stelt vier Verordeningen en een Raadsbesluit voor ter oprichting van de European Systemic Risk Board (ESRB) en de European Supervisory Authorities (ESAs), te weten, de European Banking Authority (EBA), de European Insurance and Occupational Pensions Authority (EIOPA) en de European Securities and Markets Authority (ESMA). Deze voorstellen volgen op de Commissie Communicatie «European Financial supervision» van 27 mei 2009, en de conclusies van de Ecofin Raad van 9 juni 2009 en de Europese Raad van 18–19 juni 2009, en zijn een uitwerking van de aanbevelingen van de high-level werkgroep onder leiding van Jacques de Larosière.

ESRB

De ESRB is een nieuw orgaan dat, conform de Ecofin en ER conclusies van juni jl., belast wordt met het macro-prudentiële toezicht op het financiële stelsel in Europa. De ESRB zal hiertoe alle benodigde data en informatie verzamelen en analyseren, mogelijke risico’s identificeren en prioriteren en daaromtrent waarschuwingen en aanbevelingen uitbrengen. Deze aanbevelingen kunnen één of meerdere lidstaten betreffen. De ESRB is een onafhankelijk orgaan, maar heeft geen eigen rechtspersoonlijkheid. De Europese Centrale Bank (ECB) zal de ESRB logistiek en administratief ondersteunen, en daartoe het secretariaat van de ESRB verzorgen. De aanbevelingen van de ESRB zijn niet bindend, maar worden wel geacht een grote invloed uit te oefenen. De geadresseerden zijn daarom verplicht te reageren via het zogenaamde«comply or explain» principe: zij dienen de aanbeveling op te volgen, of met redenen te omkleden waarom zij dit niet doen. De ESRB zal bestaan uit een Algemene Raad, een Steering Committee, een technisch Advies Comité en een Secretariaat. De Steering Committee zal de besluiten van de Algemene Raad voorbereiden. Het technisch Advies Comité zal een afspiegeling van de Algemene Raad vormen op expert niveau, en op verzoek technisch advies verlenen.

ESAs

De drie European Supervisory Authorities (ESAs) komen voort uit de huidige Comités van Toezichthouders voor banken, verzekeraars/pensioenen en effecten instellingen, maar zullen meer en verdergaande taken gaan uitvoeren. Zij krijgen een eigen rechtspersoonlijkheid. Terwijl de nationale toezichthouders verantwoordelijk blijven voor het dagelijkse toezicht, worden de ESAs, net als de Comités van Toezichthouders, belast met het stimuleren van samenwerking tussen toezichthouders, het creëren van een gezamenlijke Europese toezichtcultuur en het toezien op een consistente toepassing van EU wetgeving. Hiertoe kunnen de ESAs niet-bindende richtlijnen, standaarden en aanbevelingen uitgeven. Ook dienen ze het functioneren van de colleges van toezichthouders (samenwerkingsverbanden tussen nationale toezichthouders voor het dagelijks toezicht op grensoverschrijdende financiële instellingen) te faciliteren en monitoren.

Een zeer belangrijke nieuwe bevoegdheid is dat de ESAs om een eenduidige toepassing van EU wetgeving te helpen garanderen ookbindende technische standaarden mogen uitvaardigen. De specifieke werkterreinen van deze standaarden zullen worden bepaald in de relevante sectorale EU wetgeving. De Commissie zal hiertoe eind oktober een zogenaamde Omnibus Richtlijn presenteren. Een tweede nieuwe en belangrijke taak voor de ESAs is dat zij bindend mogen optreden bij conflicten tussen nationale toezichthouders op terreinen waar de toezichthouders vanuit EU wetgeving moeten samenwerken of coördineren. De ESA zal bij een conflict eerst proberen te bemiddelen tussen partijen, maar als dit niet slaagt, mag de ESA een beslissend oordeel vellen. Een derde vergaande bevoegdheid voor de ESAs is dat zij bindend mogen optreden wanneer een lidstaat afwijkt van de verplichtingen voortkomend uit de EU wetgeving. De ESA zal dan eerst een waarschuwing geven, maar mocht hier geen gehoor aan worden gegeven, dan kan de ESA ook hier bindend optreden. Ook ten tijde van crises krijgen de ESAs in het voorstel van de Commissie vergaande bevoegdheden. De ESAs mogen dan, naast het faciliteren en coördineren van besluitvorming tussen nationale toezichthouders, ook zekere noodmaatregelen opleggen aan de lidstaten.

De ESAs krijgen tenslotte de nieuwe bevoegdheid om direct toezicht uit te oefenen op bepaalde pan-Europese entiteiten. Welke entiteiten dit zijn, wordt per keer door de Raad bepaald. De Ecofin Raad van juni jl. heeft hierbij de kredietbeoordelaars als specifiek voorbeeld genoemd. In lijn hiermee stelt de Commissie voor dat de ESMA het toezicht op kredietbeoordelaars op zich zal nemen.

Bij het optreden bij geschillen, het afwijken van EU wetgeving en het uitvaardigen van noodmaatregelen, mogen de ESAs in het uiterste geval en wanneer een nationale toezichthouder geen gehoor geeft, een besluit nemen dat rechtstreeks van toepassing is op individuele financiële instellingen, op voorwaarde dat de onderhavige EU wetgeving ook voorziet in deze rechtstreekse toepassing. Dit garandeert de toepassing van het ESA besluit en voorkomt dat een nationale toezichthouder deze toepassing effectief kan blokkeren.

De Ecofin Raad heeft afgesproken dat de besluiten van de ESAs de budgettaire verantwoordelijkheid van de lidstaten niet mogen aantasten. In lijn hiermee stelt de Commissie voor dat een lidstaat, wanneer zij van mening is dat een besluit in tijden van crisis of een besluit ter oplossing van een geschil inbreuk doet op haar budgettaire verantwoordelijkheden, dit aanhangig kan maken bij de Raad. De Raad besluit vervolgens met gekwalificeerde meerderheid of dit inderdaad het geval is. Indien deze gekwalificeerde meerderheid er is, dan zal het besluit van de ESA worden teruggeroepen.

De ESAs zullen elk bestaan uit een Raad van Toezichthouders, een voorzitter, een Management Raad, een Executive Director en een Stakeholder Group. De Raad van Toezichthouders is het belangrijkste besluitvormende orgaan. Voor het oplossen van geschillen wordt een Panel opgezet, maar de Commissie stelt voor dat het uiteindelijke besluit ook hier door de Raad van Toezichthouders wordt genomen. De Management Raad wordt onder meer belast met het voorbereiden van het werkprogramma, het vaststellen van de interne regels en het voorbereiden van de begroting. De Executive Director is net als de voorzitter onafhankelijk en voltijds benoemd. Hij/zij is verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding van de ESA en belast met de implementatie van het jaarlijkse werkprogramma.

Boven de drie ESAs komt een Gezamenlijk Comité te staan. Dit Comité zal toezien op de onderlinge samenwerking tussen de ESAs en op crosssectorale onderwerpen, waaronder in het bijzonder de financiële conglomeraten.

Wanneer een rechtspersoon het oneens is met een besluit van een ESA, bestaat de mogelijkheid naar een Raad van Beroep te stappen. Deze Raad zal een gezamenlijk lichaam van de drie ESAs zijn, bestaande uit zes leden. Beroep tegen een besluit van de Raad van Beroep kan worden ingesteld bij het Gerecht van Eerste Aanleg of het Hof van Justitie of wanneer geen beroep bij de Raad is voorzien bij de Autoriteit.

De ESAs zullen beschikken over een eigen begroting. De Commissie stelt voor dat deze begroting voor 60% wordt gefinancierd door de lidstaten, en voor 40% door de Gemeenschap. Dit garandeert dat de Financiële Perspectieven 2007–2013 worden gerespecteerd.

Impact assessment Commissie

De Commissie onderscheidt in haar impact assessment de gevolgen voor nationale toezichthouders, ministeries van Financiën, de Comités van Toezichthouders (Niveau 3 Comités) en de Niveau 2 Comités1, de ECB, de nationale centrale banken, financiële instellingen en «andere belanghebbenden».

Nationale toezichthouders

De nationale toezichthouders hebben baat bij de ESRB en de ESAs in de zin dat hun begrip van macro-prudentieel toezicht wordt vergroot (ESRB), en dat hun onderlinge samenwerking en de consistente toepassing van EU wetgeving wordt gefaciliteerd (ESAs). De nationale toezichthouders zullen echter ook een extra last voelen, omdat zij informatie moeten verstrekken en, indien relevant, moeten reageren op aanbevelingen van de ESRB

Ministeries van Financiën

Ministeries zullen baat hebben bij versterkte financiële stabiliteit en kleinere macro-prudentiële risico’s (ESRB), alsmede bij een consistente toepassing van EU wetgeving (ESAs). Aan de andere kant zullen ook zij, indien relevant, moeten reageren op aanbevelingen en zullen ze financieel moeten bijdragen aan de ESAs. De budgettaire verantwoordelijkheid wordt gewaarborgd door de safeguard in de ESA Verordeningen.

Niveau 2 en 3 Comités

De Niveau 3 Comités zullen ophouden te bestaan; hun taken zullen worden overgenomen door de ESAs. De Niveau 2 Comités zullen gehandhaafd blijven.

ECB

De ECB zal deelnemen aan de ESRB en het secretariaat van de ESRB verzorgen.

Nationale centrale banken

Nationale centrale banken zullen deelnemen aan de ESRB, maar dit zal volgens de Commissie geen significante extra kosten met zich meebrengen.

Financiële instellingen

Financiële instellingen zullen baat hebben bij versterkte samenwerking tussen toezichthouders en een verbeterde macro-financiële omgeving.

Andere belanghebbenden

Andere belanghebbenden zullen betrokken worden via de stakeholder groep per ESA. De ESRB zal op een ad hoc basis andere belanghebbenden betrekken.

3. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

Bevoegdheid

De Commissie baseert de Verordeningen op artikel 95 en het Raadsbesluit op artikel 105.6. Nederland steunt het voorstel van de Commissie aangaande artikel 95. Aangaande het Raadsbesluit onder artikel 105.6, dat toeziet op het toekennen van taken aan de ECB, vraagt Nederland zich af of dit Raadsbesluit nodig is, en of de bepalingen hieruit niet, voor zover nodig, opgenomen kunnen worden in de Verordening. Nederland zal hierover vragen stellen aan de Commissie en indien dit juridisch mogelijk is, pleiten voor het gebruik van alleen artikel 95. Nederland ziet namelijk als nadeel van artikel 105.6 dat besluiten hieronder met unanimiteit moeten worden aangenomen, en dit kan het besluitvormingsproces bemoeilijken. Ook hecht Nederland sterk aan een onafhankelijk ESRB, en ziet het mogelijke lastige kwesties voor de onafhankelijkheid van de ECB als de ESRB te veel als onderdeel van de ECB wordt gezien. Het gebruik van alleen artikel 95 zal de onafhankelijkheid van de ESRB formeel helpen garanderen.

a) Functionele toets

Subsidiariteit: positief

Proportionaliteit: positief

Onderbouwing:

De voorstellen voorzien in versterkt Europees toezicht op die terreinen waar versterkte samenwerking en coördinatie noodzakelijk zijn. Het dagelijks toezicht blijft belegd bij de nationale toezichthouders.

b) Voorlopig Nederlands oordeel

Nederland is het eens met de visie van de Commissie ten aanzien van subsidiariteit en proportionaliteit. Nederland maakt bij de proportionaliteit wel enkele kanttekeningen betreffende de exacte invulling van de voorgestelde rol van de ECB bij de ESRB, de openbaarmaking van de waarschuwingen van de ESRB en de bevoegdheden van de Commissie ten aanzien van de ESAs.

4. Nederlandse positie

Algemeen

Nederland is groot voorstander van versterkt Europees toezicht en heeft deze positie ook steeds uitgedragen tijdens de discussies over het rapport van de high-level werkgroep onder leiding van Jacques de Larosière, de hierop volgende Commissie mededeling en de hieruit resulterende conclusies van de Ecofin Raad en de Europese Raad van juni jl. Nederland steunt de voorstellen van de Commissie dan ook van harte, en zal pleiten voor een snelle en ambitieuze implementatie. Nederland zal in dat licht het Zweedse voorzitterschap steunen om politieke besluitvorming over de ESRB in de Ecofin Raad van oktober te bereiken, en over de ESAs in de Ecofin Raad van december. Voorwaarde voor deze tijdslijn is wel dat voldoende kwaliteit gewaarborgd wordt.

Op onderdelen heeft Nederland wel commentaar; hieronder wordt ingegaan op de hoofdpunten, met de nadruk op die punten waar Nederland wil afwijken van de voorstellen van de Commissie. Algemeen uitgangspunt van Nederland is dat de conclusies van de Ecofin Raad en de Europese Raad in principe gehandhaafd moeten blijven. Deze conclusies bevatten soms moeizaam gevonden compromissen; dit wijzigen kan het hele raamwerk opnieuw ter discussie stellen. Daarnaast heeft. Nederland grote twijfels bij de mogelijkheid tot het stellen van technische standaarden op het terrein van aanvullend pensioen. Bij het opstellen van deze standaarden zullen – vanwege de verwevenheid van aanvullend pensioenregels met nationaal sociaal- en arbeidsrecht – in de regel beleidsmatige en politieke afwegingen moeten worden gemaakt. Bovendien zijn de gevolgen van de kredietcrisis voor de aanvullende pensioenen van een andere grootte dan voor andere financiële sectoren. Bij aanvullende pensioenen doen zich geen vergelijkbare cumulatieve effecten voor en is er ook nog nauwelijks sprake van een interne markt. Ook de discussie over de Portability-Richtlijn heeft aangetoond hoezeer de regelgeving omtrent aanvullend pensioen is verankerd in het nationaal sociaal en arbeidsrecht en hoe weerbarstig Europese discussies daarover zijn. De Commissie heeft onlangs aangekondigd dat ze in het eerste kwartaal van 2010 een groenboek zal presenteren met voorstellen tot wijziging van Europese pensioenregelgeving (Institutions for Occupational Retirement Provision Directive, IORP-richtlijn). Nederland vindt dat eventueel noodzakelijke aanvullende afspraken op het terrein van aanvullend pensioen in dat kader aan de orde dienen te komen.

ESRB

Zoals hierboven beschreven (onder 3a) zal Nederland vragen stellen aan de Commissie over de noodzakelijkheid van het Raadsbesluit onder artikel 105.6, en, indien blijkt dat de noodzaak tot dit Raadsbesluit ontbreekt, pleiten voor alleen een Verordening onder artikel 95.

Nederland hecht daarnaast veel waarde aan de onafhankelijke status van de ESRB en heeft dit ook steeds uitgedragen. In dat licht vindt Nederland dat de voorstellen van de Commissie op details soms te ver gaan in het toebedelen van taken en bevoegdheden aan de ECB. Soms wordt hierbij ook afgeweken van de Ecofin conclusies. Zo stelt de concept Verordening nu dat de voorzitter en vice-voorzitter van de ESRB altijd gekozen worden door de Algemene Raad van de ECB. De Ecofin en de ER hebben echter bepaald dat de voorzitter gekozen wordt door de Algemene Raad van de ECB, maar dat de vice-voorzitter wordt gekozen door de ESRB. Wij willen hieraan vasthouden.

Nederland vindt de Steering Committee een belangrijk orgaan om de effectiviteit van de ESRB te waarborgen. De Algemene Raad van de ESRB is een zeer groot lichaam, dat periodiek bijeenkomt en een grote verantwoordelijkheid draagt. Om deze verantwoordelijkheid goed te kunnen uitvoeren, is beleidsmatige voorbereiding noodzakelijk binnen een kleiner en dus efficiënter lichaam. De artikelen in de concept Verordening over de Steering Committee en over de verhouding tussen de Steering Committee, de Advies Committee en het Secretariaat verdienen in dit licht enige aanscherping. Zo moet duidelijker worden dat het secretariaat niet de vergaderingen als zodanig voorbereidt, maar de documentatie voor de vergaderingen. Ook dient in het artikel over het Advies Committee duidelijker worden gemaakt dat het hier om een Comité gaat dat advies levert over technische onderwerpen; dit om helder neer te zetten dat de Steering Committee de beleidsmatige voorbereiding van de besluiten op zich neemt.

Nederland vindt net als de Commissie dat de ESRB over alle noodzakelijke informatie moet beschikken om haar taken goed uit te voeren. Nederland benadrukt daarbij wel dat de ESRB bij het verzamelen van informatie zoveel mogelijk gebruik moet maken van bestaande kanalen, zodat dubbel werk wordt voorkomen en de kosten voor verzameling, productie en analyse evenredig zijn aan het belang van de resultaten en de nagestreefde voordelen. De Commissie stelt voor dat de ESRB zelfs informatie mag opvragen bij de ESAs over individuele financiële instellingen onder begeleiding van een «reasoned request». Nederland kan met dit principe instemmen, maar vindt wel dat in de Verordening gespecificeerd moet worden dat dit de uitzondering is en niet de regel, en dat dit alleen onder strikte voorwaarden mag, nl. wanneer de informatie een systeem relevante instelling betreft, en de informatie noodzakelijk is gezien de op dat moment heersende marktsituatie.

De Commissie stelt tenslotte, in afwijking van de Ecofin conclusies, voor dat de ESRB geheel zelfstandig mag besluiten of aanbevelingen en waarschuwingen openbaar worden gemaakt. Indien wordt besloten een aanbeveling niet openbaar te maken, mag de ESRB omwille van de benodigde vertrouwelijkheid de aanbeveling alleen aan de voorzitter van de Ecofin Raad sturen, die dan mag bepalen deze al dan niet te delen met zijn collega’s. Nederland is het eens met de Commissie dat de ESRB voldoende tanden en flexibiliteit moet krijgen om effectief te kunnen opereren, maar vindt het wel opportuun dat de lidstaten geconsulteerd worden over het al dan niet openbaar maken van aanbevelingen, juist omdat het hier om zeer gevoelige informatie kan gaan. Deze consultatie kan eventueel via het (technische) Economisch Financieel Comité (EFC) lopen in plaats van de Raad, om zo eventuele politisering te helpen voorkomen. Ook vindt Nederland het belangrijk dat bij openbaarmaking van een aanbeveling de adressant zelf op tijd wordt geïnformeerd en de kans krijgt te reageren (dit kan ook een nationale toezichthouder zijn). Tenslotte vindt Nederland dat de lidstaten altijd allemaal geïnformeerd moeten worden over aanbevelingen, en niet alleen de voorzitter van de Raad. Ook hier kan verzending aan het EFC in plaats van de Raad wellicht een compromis bieden.

ESAs

Nederland steunt van harte het principe dat de ESAs bindende technische standaarden kunnen opstellen, maar is het niet eens met het Commissievoorstel dat deze standaarden door de Commissie geamendeerd kunnen worden. Ook stelt Nederland vragen bij de juridische noodzaak van een formele goedkeuring door de Commissie bij het creëren van nieuwe regels en verplichtingen door de ESAs; deze goedkeuring zou ook via de comitologieprocedure kunnen lopen, en dus via Raad en Europees Parlement (EP). Nederland wil daarom nadere uitleg over de gekozen goedkeuringsprocedure. Het kunnen wijzigen van technische standaarden door de Commissie (of door de Raad en EP) is in elk geval niet wenselijk. Het initiatief van de standaarden moet bij de ESAs blijven, die immers de expertise hebben op dit terrein. Nederland vindt daarnaast dat helder moet zijn dat de standaarden alleen op technisch niveau (niveau 3 van het Lamfalussy proces) mogen worden opgesteld. Politieke en beleidsmatige besluitvorming (niveau 1 en 2) blijft voorbehouden aan de Raad van ministers en aan de Commissie.

De Commissie stelt voor dat bij de bevoegdheden van de ESA om op te treden wanneer een lidstaat afwijkt van EU wetgeving drie stappen worden gevolgd. Bij de eerste stap vaardigt de ESA een waarschuwing uit. Dit kan dan onder de tweede stap gevolgd worden door een besluit van de Commissie gericht aan een nationale toezichthouder. Als deze ook niet effectief blijkt, mag de ESA onder de derde stap een besluit uitvaardigen dat rechtstreeks gericht is aan de relevante financiële instellingen. Nederland zet vraagtekens bij het voorstel om de Commissie een rol te geven onder stap twee. Nederland ziet niet in waarom de ESA niet zelf een besluit richting een nationale toezichthouder kan uitvaardigen.

Nederland heeft twijfels bij de voorgestelde vergaande bevoegdheden van de ESAs in tijden van crises. In ieder geval lijkt het lastig vast te stellen wanneer sprake is van een crisis – het voorstel van de Commissie dat zij dit bepaalt lijkt ons niet opportuun; een dergelijk besluit zou voorbehouden moeten zijn aan de Raad, maar blijft hoe dan ook moeilijk en kan ook een selffulfilling prophecy creëren –, maar daarnaast zullen maatregelen juist tijdens crises al snel budgettaire consequenties kennen, en dus niet onder de bevoegdheid van de ESA vallen. De vraag is dan ook aan wat voor soort maatregelen wordt gedacht. De Commissie noemt als voorbeeld het verbod op short-selling, maar Nederland hoort graag wat hier nog meer onder kan vallen en zal mede in dat licht bezien of specifieke bindende bevoegdheden voor de ESAs ten tijde van crises – naast de voorziene coördinerende en faciliterende rol, die Nederland geheel ondersteunt – passend zijn.

Nederland steunt volmondig de voorgestelde procedure van de Commissie om te garanderen dat de budgettaire verantwoordelijkheid van de lidstaten niet wordt aangetast, en zal zich ook inzetten om deze procedure te handhaven in de Verordeningen. Deze procedure legt de bewijslast bij de lidstaat en voorkomt dat een lidstaat unilateraal kan besluiten dat een besluit van een ESA voor haar niet geldt. De benodigde besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid door de Raad garandeert ook dat de ESAs niet bij elk besluit geconfronteerd worden met oppositie.

Nederland steunt ook het voorstel van een Panel dat de besluiten ten aanzien van geschillen tussen toezichthouders voorbereidt. Nederland vindt dat de Raad van Toezichthouders alleen in uitzonderlijke gevallen mag afwijken van het advies van het Panel, en dit dan met redenen moet omkleden (comply or explain). Dit omdat besluitvorming in de Raad van Toezichthouders politisering in de hand kan werken, ook als de direct betrokken partijen bij het geschil niet mogen meestemmen.

Nederland steunt de vormgeving van de ESA via een Raad van Toezichthouders, een Management Raad en een voltijds werkzame, onafhankelijke voorzitter en Executive Director. Wel vraagt Nederland zich af of de voorziene invulling van de Management Raad strookt met haar taken. De Management Raad krijgt terecht belangrijke taken – o.a. het voorbereiden van de begroting, het opstellen van het werkprogramma – die veel tijd zullen vergen. Het is de vraag of deze taken voldoende goed kunnen worden uitgevoerd bij een bezetting door vier leden uit de Raad van Toezichthouders, die hier niet voor vrijgesteld zullen zijn, en een voorziene vergaderfrequentie van slechts twee keer per jaar. De Commissie bedeelt zichzelf daarnaast ook een plek in de Management Raad toe. Dit lijkt ons, gezien de deelname van de Commissie aan de Raad van Toezichthouders, niet nodig, en ook niet wenselijk met het oog op de onafhankelijkheid van de ESAs.

Nederland kan instemmen met de voorziene financiering van de ESAs via een combinatie van contributies van de lidstaten en Gemeenschapsfinanciering. Uitgangspunt bij de exacte verdeling moet zijn dat de afspraken onder de financiële Perspectieven 2007–2013 gerespecteerd worden. Tegelijkertijd dienen lidstaten niet te veel belast te worden. De Commissie gaat uit van een begroting van 37,3 miljoen euro in 2011 oplopend tot 68,4 miljoen euro in 2014.


XNoot
1

Europese wetgeving op financiële markten terrein wordt vastgesteld via het zogenaamde Lamfalussy proces. Dit proces bestaat uit 4 niveau’s: op niveau 1 worden op Raadsniveau de hoofdlijnen van wetgeving vastgelegd; op niveau 2 wordt dit door de lidstaten samen met de Commissie verder uitgewerkt; op niveau 3 wordt advies aan de toezichthouders gevraagd en op niveau 4 ziet de Commissie toe op een juiste implementatie.

Naar boven