22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

nr. 922
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 september 2009

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij 4 fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

1. Verordening inzake anjovisbestand in de Golf van Biskaje en de daarop vissende visserijtakken (Kamerstuk 22 112, nr. 921);

2. Kaderbesluit betreffende het recht op tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures;

3. Verordening inzake de vaststelling van een vangstdocumentatieprogramma voor blauwvintonijn (Kamerstuk 22 112, nr. 923);

4. Verordening inzake gasvoorzieningszekerheid (Kamerstuk 22 112, nr. 924).

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

F. C. G. M. Timmermans

Fiche: Kaderbesluit betreffende het recht op tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures

1. Algemene gegevens

Titel voorstel: Voorstel voor een kaderbesluit van de Raad betreffende het recht op tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures.

Datum Commissiedocument: 8 juli 2009

Nr. Commissiedocument: COM (2009) 338

Prelex:http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId= 198438

Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: SEC(2009) 915 en 916 (samenvatting), SEC(2009) 917 (opinie IAB).

Behandelingstraject Raad: Vrienden van het Voorzitterschap/Raadswerkgroep strafrechtelijke samenwerking, Comité artikel 36, Coreper, JBZ-Raad Datum?

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Justitie

Rechtsbasis, stemwijze Raad, rol Europees Parlement en comitologie

a) Rechtsbasis: artikel 31, eerste lid, onder c, VEU

b) Stemwijze Raad en rol Europees Parlement:eenparigheid; advies EP

c) Comitologie: n.v.t.

2. Samenvatting BNC-fiche

Korte inhoud voorstel:

Het voorstel beoogt minimumnormen vast te leggen ten aanzien van het recht van een verdachte op vertolking en vertaling in zijn strafzaak. Het versterken van deze rechten komt het wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten ten goede. Dit vertrouwen vormt de basis voor een goed werkende justitiële samenwerking.

Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel:

Het voorstel is gebaseerd op artikel 31, eerste lid, onder c, VEU.

Subsidiariteit: positief

Proportionaliteit: deels positief, deels negatief

Risico’s/implicaties/kansen:

Artikel 3 betreffende het recht op kosteloze vertaling van bepaalde processtukken zal in de huidige vorm aanzienlijke financiële consequenties hebben en draagt het risico in zich van vertraging van het strafproces als gevolg van de voor de vertaling benodigde extra tijd.

Nederlandse positie en eventuele acties:

Nederland staat positief tegenover maatregelen ter versterking van de procedurele rechten van verdachten in de EU. Het voorliggende kaderbesluit kan daaraan bijdragen en wordt derhalve positief beoordeeld. Op onderdelen vereist de voorgestelde tekst aanpassing, in het bijzonder betreffende het recht op vertaling van processtukken.

3. Samenvatting voorstel

Inhoud voorstel:

Het voorstel beoogt minimumnormen vast te leggen ten aanzien van het recht van een verdachte op vertolking en vertaling in zijn strafzaak. Deze normen dienen ook te gelden in een overleveringsprocedure op grond van een Europees aanhoudingsbevel. Het voorstel omschrijft de gevallen waarin een verdachte die de taal waarin de procedure wordt gevoerd niet begrijpt of spreekt, recht heeft op kosteloze vertolking. Voorts bepaalt het voorstel dat de verdachte recht heeft op kosteloze schriftelijke vertaling van alle essentiële processtukken, waaronder onder andere de essentiële delen van het strafdossier vallen.

Impact assessment Commissie:

Voor een goede toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning in strafzaken binnen de EU is wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten nodig. De Commissie heeft in haar Impact Assessment aangegeven dat dit vertrouwen moet worden vergroot onder andere door het versterken van de rechten van verdachten in de EU. Teneinde dit te bereiken zijn de volgende vijf scenario’s onderzocht: 1) handhaving van de status quo, 2) uitwisseling van best practice; 3) een wetgevend instrument dat alle relevante procedurele rechten omvat; 4) een wetgevend instrument dat alleen betrekking heeft op grensoverschrijdende gevallen; en 5) een stapsgewijze aanpak. De Commissie komt tot het oordeel dat de stapsgewijze aanpak – waarbij een actieplan wordt opgesteld voor de lange termijn en als eerste stap een wetgevend instrument op het terrein van vertolking en vertaling wordt voorgesteld – op dit moment de beste optie is.

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

a) Bevoegdheid:

De rechtsgrondslag voor het voorstel is artikel 31, eerste lid, onder c, VEU. Dat is volgens Nederland de juiste rechtsbasis. Dit artikel bepaalt dat gemeenschappelijk optreden in het kader van de justitiële samenwerking in strafzaken onder andere omvat het «waarborgen van de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende voorschriften, voorzover nodig ter verbetering van de samenwerking».

b) Functionele toets:

Subsidiariteit: positief

Proportionaliteit: deels positief, deels negatief

Onderbouwing:

  Om de rechten van verdachten in de gehele Unie te versterken is het nodig dat op Europees niveau minimumregels worden gesteld ten aanzien van het recht op vertolking en vertaling in strafzaken. Derhalve voldoet het voorstel aan de eis van subsidiariteit.

De bepalingen uit het kaderbesluit gaan, met uitzondering van de bepaling betreffende vertaling van processtukken, niet verder dan nodig is om het doel van versterking van de rechten van verdachten in het strafproces op het terrein van vertolking en vertaling te bereiken. Echter, de bepaling betreffende het recht op kosteloze vertaling van bepaalde processtukken gaat wel aanzienlijk verder dan waartoe het EVRM thans verplicht en dan nodig is voor het verzekeren van een eerlijk proces. Het EHRM heeft immers uitgemaakt dat het in artikel 6 EVRM neergelegde recht op kosteloze vertolking weliswaar ook betrekking heeft op bepaalde processtukken, maar dat dit recht niet zover gaat dat hieruit het recht op schriftelijke vertaling van die stukken voortvloeit. Artikel 6, derde lid, onderdeel e, EVRM spreekt immers van het recht op bijstand door een «tolk» en niet door een «vertaler» (Hermi v. Italië, 18 oktober 2006, No. 18114/02, overweging 70). Dit sluit aan bij de Nederlandse praktijk waarin de essentie van dergelijke documenten desgewenst door een tolk mondeling wordt vertaald voor de betrokkene. Dit leidt tot het proportionaliteitsoordeel «deels positief, deels negatief».

c) Nederlands oordeel:

Nederland is positief ten aanzien van maatregelen die de rechten van verdachten in de EU versterken waardoor het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten verder kan toenemen. Hoewel de Raad van Europa met het EVRM en het Straatsburgse Hof een zeer belangrijke rol spelen op het terrein van bescherming van de mensenrechten, is aanvullende actie binnen de EU naar het oordeel van Nederland geboden.

5. Implicaties financieel

a) Consequenties EG-begroting: geen

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/of decentrale overheden: De bepalingen uit het kaderbesluit terzake van vertolking komen overeen met de huidige praktijk en zullen derhalve niet leiden tot extra kosten. Dit is anders ten aanzien van de voorgestelde bepalingen betreffende schriftelijke vertaling van processtukken. Deze bepalingen zullen in de huidige vorm leiden tot een aanzienlijke verhoging van de gerechtskosten. De Nederlandse inzet is er daarom op gericht de reikwijdte van deze bepaling zodanig te wijzigen/beperken dat extra kosten worden voorkomen. Indien de bepalingen tot additionele uitgaven leiden, zullen de financiële gevolgen moeten worden ingepast op de begrotingen van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger: geen

d) Administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden: geen

e) Administratieve lasten voor bedrijfsleven en burger: geen

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid: Implementatie van het kaderbesluit zal vermoedelijk leiden tot enkele aanpassingen van het Wetboek van Strafvordering.

b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Voorgestelde implementatietermijn bedraagt twee jaar na vaststelling van het kaderbesluit, hetgeen in beginsel haalbaar zou moeten zijn.

c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling: Er is geen evaluatie- of horizonbepaling in het voorstel opgenomen. Dit wordt ook niet nodig geacht.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

a) Uitvoerbaarheid:

Het kaderbesluit sluit aan bij de huidige praktijk van vertolking en is derhalve goed uitvoerbaar. De voorgestelde bepalingen terzake van vertaling van processtukken zullen echter in hun huidige vorm tot uitvoeringsproblemen leiden aangezien de verplichting tot het verstrekken van schriftelijke vertaling van processtukken aanzienlijk ruimer is dan de huidige praktijk en dan waartoe het EVRM verplicht. Deze verdergaande verplichting zal zowel financiële als praktische consequenties hebben.

b) Handhaafbaarheid:

n.v.t.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden: geen

9. Nederlandse positie (belangen en eerste algemene standpunt)

Nederland staat in zijn algemeenheid positief tegenover het voorstel van de Commissie. Nederland erkent dat het voor de justitiële samenwerking benodigde vertrouwen tussen de lidstaten verder versterkt moet worden. Het onderhavige voorstel kan daaraan bijdragen. Nederland tekent daarbij aan dat naast wetgevende maatregelen, ook praktische maatregelen geboden zijn teneinde ervoor te zorgen dat de in wetgeving neergelegde normen ook daadwerkelijk in praktijk worden gebracht. Algemene steun voor het voorstel laat overigens onverlet dat met name de verplichting tot het verstrekken van kosteloze schriftelijke vertalingen van bepaalde processtukken naar het oordeel van Nederland te ver gaat. De door de Commissie voorgestelde verplichting gaat aanzienlijk verder dan waartoe het EVRM en de daarop gebaseerde jurisprudentie van het EHRM de lidstaten thans verplicht. De verdergaande verplichting zou niet alleen leiden tot een aanzienlijke stijging van de gerechtskosten, maar draagt tevens het reële risico in zich dat de termijnen van het strafproces langer worden als gevolg van tijd die nodig is om de desbetreffende stukken te vertalen. Gelet hierop meent Nederland dat de reikwijdte van het voorgestelde artikel 3 betreffende het recht op vertaling moet worden beperkt.

Naar boven