22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

nr. 919
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 september 2009

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij 7 fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

1. Richtlijn ouderschapsverlof (Kamerstuk 22 112, nr. 914);

2. Mededeling inzake motorvoertuigensector (Kamerstuk 22 112, nr. 915);

3. Mededeling inzake duurzame toekomst vervoer (Kamerstuk 22 112, nr. 916);

4. Mededeling betreffende Alzheimer en andere vormen van dementie (Kamerstuk 22 112, nr. 917);

5. Voorstel inzake maatregelen ter bestrijding van neurodegeneratieve ziekten (Kamerstuk 22 112, nr. 918);

6. Voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende rookvrije ruimten;

7. Voorstel betreffende een besluit tot instelling Europese microfinancieringsfaciliteit(Kamerstuk 22 112, nr. 920).

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

F. C. G. M. Timmermans

Fiche: Voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende rookvrije ruimten

1. Algemene gegevens

Titel voorstel: Aanbeveling van de Raad betreffende rookvrije ruimten

Datum Commissiedocument: 30 juni 2009

Nr. Commissiedocument: COM(2009)328 definitief

Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=198 401

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: SEC(2009)894 & 895 respectievelijk 896.

Behandelingstraject Raad: In Raadswerkgroepen Volksgezondheid vanaf juli 2009 en waarschijnlijk behandeld in EPSCO Raad van 30 november 2009.

Eerstverantwoordelijk ministerie: VWS

2. Essentie voorstel

Dit voorstel sluit aan bij het eerder uitgebracht Groenboek «Op weg naar een rookvrij Europa: beleidsopties op EU-niveau» en bij het WHO Kaderverdrag voor bestrijding van tabaksgebruik (FCTC), in het bijzonder bij artikel 8. De voorgestelde aanbeveling is hoofdzakelijk gericht op de effectieve tenuitvoerlegging van dit artikel binnen de EU.

Artikel 8 van het WHO FCTC-verdrag betreft effectieve bescherming tegen blootstelling aan tabaksrook in afgesloten werkplekken, afgesloten openbare ruimten, openbare vervoermiddelen en waar van toepassing ook in overige openbare ruimten. Nederland is samen met nog 25 EU-lidstaten verdragspartij (in totaal 166 verdragspartijen) en dient de verplichtingen voorvloeiende uit voornoemd artikel 8 op te volgen. Er bestaan zowel tussen als binnen EU-lidstaten nog veel verschillen in niveau van bescherming.

Bescherming tegen blootstelling van tabaksrook is zowel vanuit financieel als ook vanuit gezondheidperspectief effectief en zinvol. De Commissie stelt dat een breed «rookvrij»-beleid (reeds bestaand in diverse lidstaten en landen buiten de EU), tabaksgerelateerde lasten kan verlichten zonder daarbij de economie te schaden.

Het voorstel heeft als doel om lidstaten te ondersteunen bij de implementatie van WHO FCTC artikel 8. Om dit voorstel te concretiseren, doet de Commissie, aanvullend op FCTC artikel 8, een viertal aanbevelingen. Deze zijn:

1) maatregelen om de blootstelling van kinderen en jongeren aan omgevingstabaksrook aan te pakken;

2) flankerende maatregelen zoals effectief beleid om rokers te helpen te stoppen en waarschuwende afbeeldingen op verpakkingen van tabak;

3) ontwikkeling van brede multisectoriële strategieën en adequate instrumenten om die uit te voeren;

4) regelmatige uitwisseling van informatie en beste praktijken en coördinatie van beleid tussen lidstaten door een netwerk van nationale knooppunten. Tot slot wordt samenwerking tussen lidstaten onderling en met de Commissie aan de ontwikkeling van gemeenschappelijke definities, benchmarks en indicatoren voor de tenuitvoerlegging van de aanbeveling voorgesteld.

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

Er wordt geen nieuwe wet- en regelgeving aangekondigd; het gaat om ondersteuning aan lidstaten bij implementatie van WHO FCTC artikel 8 verplichtingen. Afspraken en verplichtingen volgend uit FCTC artikel 8 worden niet aangescherpt of overstegen. Nederland hecht waarde aan het WHO FCTC verdrag en een succesvolle nationale en internationale implementatie ervan. Daarnaast sluit het aan bij het Groenboek van de Commissie en uitspraken van de Raad waarin werd aangegeven dat de Gemeenschap de bevordering van rookvrije ruimten in de EU moet aansturen en dat communautaire steun voor coördinatie en nationale maatregelen nodig is. Het Nederlandse kabinet heeft hierover geoordeeld en was van mening dat er ten aanzien van de rol van de Gemeenschap geen wijziging nodig was ten opzichte van de bestaande situatie1. In relatie tot de aanbevelingen van de Commissie om dit proces te ondersteunen luidt het subsidiariteit- en proportionaliteitsoordeel positief. Artikel 152 van het EG-Verdrag regelt dat de Gemeenschap aanvullende bevoegdheden heeft en gaat in het voorstel niet verder dan de bevoegdheden die de EG heeft. Het betreft in het voorstel aanbevelingen die de lidstaten naar eigen inzicht kunnen uitwerken en opvolgen (er is geen dwingende verplichting). Van belang blijft wel dat de aanbeveling en positie van de Gemeenschap ook in praktische, uitvoerende zin, de reikwijdte van FCTC artikel 8 niet overstijgen. Daarnaast wil Nederland graag benadrukken dat de Commissie terughoudend zou moeten zijn op die terreinen waar lidstaten, gezien het subsidiariteitsbeginsel, een eigen afweging plegen te maken over de te nemen maatregelen.

Voor wat betreft de eerste drie aanbevelingen heeft NL reeds lange tijd binnen het nationale tabaksontmoedigingsbeleid de nodige maatregelen genomen en activiteiten uitgewerkt, al dan niet in nationale wet- en regelgeving. Op deze vlakken zouden de aanbevelingen van de Commissie, nog los van het feit dat het hier niet gaat om verplichtingen, niet leiden tot wijzigingen in het nationale beleid. Omdat er nu nauwelijks sprake is van kennisuitwisseling en implementatieondersteuning, in relatie tot FCTC artikel 8, maar dat dit wel efficiënt kan zijn, acht Nederland een vorm van coördinatie ten gunste van een effectieve implementatie en kennisuitwisseling zinvol.

Omdat het bij het Commissievoorstel gaat om een aanbeveling, zijn er ook geen dwingende financiële gevolgen te verwachten. Het Nederlandse beleid komt grotendeels overeen met de aanbevelingen van de Commissie. In zo verre er aanvullende middelen nodig zijn om samenwerking ter bevordering van de implementatie van artikel 8 te steunen, dienen deze te worden gevonden binnen de bestaande begroting van het beleidsverantwoordelijke departement. Potentieel nodige middelen op EU niveau dienen volgens NL gevonden te worden binnen de bestaande kaders van de EU begroting. Indien samenwerking en kennisdeling efficiënt verloopt kan dat op termijn kostenvoordelen met zich meebrengen doordat ontwikkelingskosten van instrumenten en nationale inspanningen ten behoeve van kennisontwikkeling en evaluatie van nationaal beleid kunnen worden gedeeld. De omvang van mogelijke kostenvoordelen is zeer afhankelijk van de gecoördineerde activiteiten en kan nu nog niet op basis van deze aanbevelingen worden vastgesteld door Nederland.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland vindt de in het voorstel benoemde multisectoriale benadering van nationaal tabaksontmoedigingsbeleid van groot belang. Dit biedt niet alleen de (noodzakelijke) mogelijkheid om op lidstaatniveau essentiële accenten te geven aan het beleid en rekening te houden met culturele verschillen, maar ook te leren van (innovatieve) toepassingen en strategieën in andere lidstaten. Doordat deze kennisdeling ter ondersteuning van effectieve implementatie op Europees niveau nog onvoldoende gebeurt, kan de Commissie hierin een coördinerende functie vervullen. Nederland kan zich erin vinden om in lijn met de FCTC afspraken via een netwerk van nationale knooppunten te komen tot regelmatige uitwisseling van informatie en beste praktijken en coördinatie van beleid tussen lidstaten Desalniettemin heeft Nederland ook enkele opmerkingen:

– de aanbeveling en positie van Gemeenschap mag niet de reikwijdte van het FCTC artikel 8 overstijgen. Nederland wenst geen «dubbele ambitie». Artikel 8 FCTC en daarmee ingestemde richtsnoeren zijn leidend.

– Nederland ondersteunt het door de Commissie nagestreefde doel via een netwerk van nationale knooppunten te komen tot regelmatige uitwisseling van informatie en beste praktijken en coördinatie van beleid tussen lidstaten Hierbij dient zoveel mogelijk aangesloten te worden bij de thans beschikbare nationale en internationale gegevensbronnen, zoals bijvoorbeeld de data die worden verzameld in het kader van de WHO Framework Convention on Tobacco Control (WHO FCTC) alsmede de gegevens welke worden verzameld in het kader van de Verordening betreffende communautaire statistieken over de volksgezondheid en de gezondheid en veiligheid op het werk1. Bij het maken van afspraken over de verdere ontwikkeling van vergelijkbare informatie die nodig is voor beleid en actie dienen het statistisch bureau van de Europese Unie (Eurostat), de nationale statistische bureaus alsmede deskundigen van de lidstaten (zoals voor Nederland b.v. RIVM) te worden betrokken.

– de aanbeveling omtrent waarschuwingen op pakjes door middel van zogenaamde «pictorial warnings» wordt te veel gepositioneerd als een verplichting die overgenomen zou moeten worden en niet als optie. Zoals eerder aangegeven is WHO FCTC voor verdragspartijen leidend. In de daar relevante artikelen wordt ten aanzien van «pictorial warnings» altijd een formulering gekozen die genuanceerder en niet van verplichtende aard is. Daar komt bij dat op basis van de richtlijn 2001/37/EG en de bijbehorende beschikkingen van de Commissie (C(2005), 1452 def.; en C(2006), 1502 def.) het toevoegen van afbeeldingen aan de (verplichte) gezondheidswaarschuwingen op tabaksverpakkingen facultatief is. Het is de wens van Nederland om de teksten in deze aanbeveling gelijk te trekken met de formulering en toon van het FCTC en de genoemde EU-documenten. Het onder de aandacht brengen van deze tabaksontmoedigende optie en het rapporteren van resultaten uit landen waar dit geïmplementeerd is, ter stimulans en kennisdeling, wordt door Nederland positief ontvangen.


XNoot
1

Kamerstuk IZ-2 761 877, 15 mei 2007 http://www.minvws.nl/kamerstukken/iz/2007/groenboek-op-weg-naar-een-rookvrij-europa.asp

XNoot
1

Verordening (EG) Nr. 1338/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende communautaire statistieken over de volksgezondheid en de gezondheid en veiligheid op het werk.

Naar boven