22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

nr. 918
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 september 2009

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij 7 fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

1. Richtlijn ouderschapsverlof (Kamerstuk 22 112, nr. 914);

2. Mededeling inzake motorvoertuigensector (Kamerstuk 22 112, nr. 915);

3. Mededeling inzake duurzame toekomst vervoer (Kamerstuk 22 112, nr. 916);

4. Mededeling betreffende Alzheimer en andere vormen van dementie (Kamerstuk 22 112, nr. 917);

5. Voorstel inzake maatregelen ter bestrijding van neurodegeneratieve ziekten;

6. Voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende rookvrije ruimten (Kamerstuk 22 112, nr. 919);

7. Voorstel betreffende een besluit tot instelling Europese microfinancieringsfaciliteit(Kamerstuk 22 112, nr. 920).

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

F. C. G. M. Timmermans

Fiche: Voorstel inzake maatregelen ter bestrijding van neurodegeneratieve ziekten

1. Algemene gegevens

Titel voorstel: Voorstel voor een aanbeveling van de Raad inzake maatregelen ter bestrijding van neurodegeneratieve ziekten, met name de ziekte van Alzheimer, via de gezamenlijke programmering van onderzoekactiviteiten.

Datum Commissiedocument: 22 juli 2009

Nr. Commissiedocument: COM(2009) 379

lex: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2009:0 379:FIN:NL:PDF

Behandelingstraject Raad: Behandeling van het voorstel is voorzien in de Raad voor Concurrentievermogen van 25 september 2009. Gezien de aard van het onderwerp zal bij de voorbereiding van de Raadsaanbeveling naar verwachting de expertise van de Gezondheidsraad worden betrokken.

Eerstverantwoordelijk ministerie: ministerie van VWS

2. Essentie voorstel

In het kader van de ontwikkeling van het gezamenlijk programmeren (GP) van onderzoek in de EU (zie ook Raadsaanbeveling 4681 ) stelt de Commissie voor de lidstaten uit te nodigen om mee te werken aan een proefinitiatief op het gebied van GP. Dit proefinitiatief betreft neurodegeneratieve ziekten (NZ), in het bijzonder de ziekte van Alzheimer (ZA). In essentie stelt de Commissie de lidstaten voor om vrijwillig mee te werken aan het vormen en uitvoeren van een Europese strategische onderzoeksagenda (ESO) op dit gebied. De ESO op het gebied van NZ, speciaal ZA, omvat onder meer de volgende activiteiten:

• Identificatie van onderzoeksgebieden die door Europese afstemming van onderzoek voordeel kunnen hebben voor de lidstaten;

• Het delen van onderzoeksinfrastructuren door EU onderzoeksgroepen;

• Het uitwisselen van best-practices op het gebied van zorg voor mensen met deze ziekten;

• Het identificeren en uitwisselen van informatie over relevante nationale onderzoeksprogramma’s.

Om dit te realiseren moet een passende managementstructuur worden opgezet. De lidstaten worden uitgenodigd om hier aan bij te dragen.

De mededeling van de commissie betreft een Europees initiatief over Alzheimer en andere vormen van dementie (COM (2009) 380) en richt zich op het zorgbeleid. De voorliggende aanbeveling richt zich op onderzoek.

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

De Commissie nodigt de lidstaten uit, c.q. stimuleert tot nadere samenwerking. Dit voorstel is een uitwerking van de aanbeveling van de lidstaten tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 2 december 2008, waarin zij opriepen om een, middels de aanpak voor Gezamenlijk Programmeren, een Europees initiatief te starten voor NZ. Dit voorstel zal als proef dienen voor de aanpak van Gezamenlijk Programmeren. Bij«Gezamenlijk Programmeren» willen de lidstaten komen tot een gezamenlijk onderzoeksagenda die gericht is op het oplossen van grote maatschappelijke problemen zoals vergrijzing, klimaatverandering, etc. De Commissie treedt hierbij op als facilitator en coördinator van de samenwerking.

Voor het ontwikkelen van het proefinitiatief NZ wordt een subsidieverzoek ingediend bij de Commissie. De betrokken lidstaten dienen hun bijdrage aan het realiseren van de ESO uit eigen middelen te financieren.

In het najaar van 2009 zal het proces van selectie van maatschappelijk relevante thema’s voor gezamenlijk programmeren feitelijk starten. Het Zweedse voorzitterschap streeft er naar om begin december 2009 tijdens de zitting van de Raad voor Concurrentievermogen besluiten te nemen over de selectie van eerste thema’s.

Bevoegdheidsvaststelling:

Dit voorstel valt binnen de met de lidstaten gedeelde bevoegdheid die de Commissie op grond van artikel 165 van het EG-Verdrag heeft om de coördinatie en samenwerking van het onderzoekbeleid tussen de lidstaten te bevorderen. Deze rechtsgrondslag vormt in de ogen van Nederland de juiste rechtsgrondslag voor dit voorstel.

Subsidiariteit:

Een Europese aanpak in het bundelen van onderzoek heeft meerwaarde omdat dit fragmentatie van onderzoek tussen de lidstaten tegen kan gaan en schaalvoordelen en externe effecten kan opleveren en daarmee de positie van het onderzoek in Europa kan versterken. Gezien de schaarste aan R&D middelen hebben Nederland en de EU hier baat bij. Europese meerwaarde in het bundelen van onderzoek geldt met name voor onderzoeksgebieden waarbij de benodigde onderzoekspopulatie gemakkelijker te bereiken is wanneer die in meerdere lidstaten wordt gecombineerd, zoals bijvoorbeeld bij onderzoek onder jong-dementerenden. Anderzijds is de kans groter dat er een doorbraak op dit gebied bereikt wordt wanneer er verschillende strategische onderzoekslijnen naast elkaar ontwikkeld worden. Dit laatste is op Europese schaal financieel eerder te realiseren dan op nationaal niveau. Nederland kan de subsidiariteit dan ook als positief beoordelen.

Proportionaliteit:

De Commissie geeft helder weer in deze mededeling dat de keuze aan de lidstaat is of deze wil deelnemen aan een bepaald onderzoeksinitiatief (zg. variabele geometrie). Uiteindelijk is niet elk onderzoeksinitiatief even relevant voor elke lidstaat, omdat de zorg voor mensen met deze ziekten per lidstaat nogal kan verschillen. Aangezien deelname aan een initiatief vrijwillig is wordt de proportionaliteit als positief beoordeeld. Nederland beoordeelt het idee van variabele geometrie voor een dergelijke vorm van Europese samenwerking op onderzoeksgebied eveneens positief.

Financiële gevolgen:

Indien in het kader van gezamenlijk programmeren wordt samengewerkt tussen lidstaten in het definiëren, ontwikkelen en implementeren van gezamenlijke strategische onderzoekagenda’s die betrekking hebben op grote maatschappelijke uitdagingen, wordt vooral uitgegaan van het effectiever inzetten van bestaande middelen op regionaal, nationaal en Europees niveau. Om welke middelen het gaat en de omvang daarvan is op dit moment niet aan te geven, omdat daarvoor bekend moet zijn wat de Europese strategische onderzoeksagenda is in deze. Er worden derhalve geen negatieve financiële gevolgen verwacht voor Nederland. Mochten die er toch zijn, dan zullen deze worden ingepast binnen de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland steunt in het algemeen het streven naar meer coördinatie tussen nationale onderzoeksprogramma’s. Dit streven werd in 2000 al aangewezen als cruciaal aspect van het Lissabonproces en de realisering van de Europese Onderzoeksruimte. Nederland steunt bovendien de grondgedachte van gezamenlijke onderzoekprogrammering om een verbinding te leggen tussen de Europese onderzoeksruimte en maatschappelijke vraagstukken.

Vanwege het grote maatschappelijke belang, wil Nederland zich volledig inzetten voor het gezamenlijk programmeren van Alzheimer-onderzoek op Europees niveau. Hierbij geldt echter dat Nederland zich maximaal zal inzetten voor de implementatie van de ESO, wanneer zij een positief oordeel heeft over de kwaliteit van de ESO als het gaat om het creëren van meerwaarde voor mensen die worden getroffen door NZ, in het bijzonder de ZA.

Het voorstel is vooral procesmatig (oproep aan lidstaten om op gebied van NZ, in het bijzonder de ZA, een gezamenlijk onderzoeksprogramma op te stellen). Het is aan de lidstaten om deze oproep positief op te pakken en er inhoud aan te geven. Nederland is daartoe bereid, ervan uitgaande dat overeenstemming kan worden bereikt over de aard en inhoud van de het onderzoeksprogramma.


XNoot
1

TOWARDS JOINT PROGRAMMING IN RESEARCH: Working together to tackle common challenges more effectively. Commissie document 468, 16 juli 2008.

Naar boven