Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 22112 nr. 2544 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 22112 nr. 2544 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 april 2018
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij vier fiches, die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling monitoring van de Europese pijler van sociale rechten
Fiche: Mededeling: actieplan duurzame groei financieren (Kamerstuk 22 112, nr. 2545)
Fiche: verordening toepasselijk recht derdenwerking van grensoverschrijdende cessie (Kamerstuk 22 112, nr. 2546)
Fiche: Verordening wijziging Visumcode (Kamerstuk 22 112, nr. 2547)
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
a) Titel voorstel
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité: de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten monitoren
b) Datum ontvangst Commissiedocument
Maart 2018
c) Nr. Commissiedocument
COM (2018) 130 final
d) EUR-Lex
http://eur-lex.Europa.eu/legal-content/EN/TXT/?qid=1522065582999&uri=CELEX:52018DC0130
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board
{SWD(2018) 67 final}
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (EPSCO).
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Tijdens de sociale top voor eerlijke banen en groei in Göteborg op 17 november 2017 hebben het Europees Parlement, de Raad en de Commissie gezamenlijk de interinstitutionele afkondiging van de Europese pijler van sociale rechten ondertekend.
De Europese Raad van 14 december 2017 heeft in Raadsconclusies1 de uitkomsten van de sociale top in Göteborg bekrachtigd en onderstreept dat de Europese pijler van sociale rechten moet worden geïmplementeerd op Unie- en op lidstaatniveau, terdege rekening houdend met hun respectievelijke bevoegdheden. De Raad verzocht daarbij de Commissie ook met voorstellen te komen voor passende monitoring. Deze mededeling van de Commissie is een reactie op dat verzoek.
De Commissie stelt het Europees Semester, de jaarlijkse coördinatiecyclus van economisch en budgettair beleid, voor als passend instrument voor het monitoren van de vooruitgang op de gebieden van de Europese pijler van sociale rechten. De Commissie stelt dat hiervoor geen fundamentele veranderingen nodig zijn, er geen nieuwe instrumenten hoeven te worden gecreëerd en er geen bijkomende administratieve lasten voor lidstaten voorzien zijn. Het voorstel voorziet derhalve in het plaatsen van de monitoring bij het bestaand instrumentarium.
Reeds bestaande regelmatige publicaties van de EU- zoals het jaarlijkse gezamenlijke verslag over de werkgelegenheid (Joint Employment Report) en het verslag over de economische en sociale ontwikkelingen (Report on Employment and Social Developments) – zullen worden gebruikt om de principes van de pijler te bestuderen. Verschillende EU-agentschappen, sociale partners op EU-niveau en maatschappelijke organisaties kunnen besluiten dieper in te gaan op bepaalde principes die voor hen van bijzonder belang zijn en kunnen hierover verslag uit brengen.
Er wordt voorgesteld drie nieuwe elementen binnen het Europees Semester in te passen voor de monitoring van de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten:
1) Integratie van de prioriteiten van de pijler in het Europees Semester en het selecteren van thema's voor gedetailleerde rapportage op jaarbasis: de Commissie stelt voor om de monitoring, de vergelijking en de beoordeling van de geboekte vooruitgang ten aanzien van de beginselen en rechten uit de pijler op te nemen in het Europees Semester. Een aantal specifieke thema's met betrekking tot de pijler zal elk jaar grondig worden beoordeeld. Dat zal met name gebeuren in de jaarlijkse groeianalyse (gepubliceerd in november door de Commissie), waarin de economische en sociale prioriteiten op EU-niveau worden uiteengezet, en in de landenrapporten (gepubliceerd in februari/maart door de Commissie), die de basis vormen voor verdere landenspecifieke aanbevelingen (Commissievoorstellen in mei). De thema's zullen worden gekozen in overleg met alle actoren, met name binnen de Raadscomités waarin lidstaten zijn vertegenwoordigd.
2) Technische hulp bieden, benchmarking ondersteunen en goede praktijken uitwisselen: de Commissie stelt voor om het Europees Semester tevens te gebruiken als een forum voor dialoog, voor uitwisseling van ervaringen en versterking van wederzijds leren onder de lidstaten met het oog op de ondersteuning van opwaartse convergentie in de richting van de beste presteerders.
3) Beoordelen en monitoren van prestaties met behulp van het nieuwe sociale scorebord: de Commissie stelt voor het sociale scoreboard en de statistische onderbouwing verder te ontwikkelen met steun van de lidstaten. Met de interinstitutionale afkondiging van de Europese pijler van sociale rechten is ook een nieuw sociaal scoreboard in het leven geroepen. Het doel van dit scoreboard is om te ondersteunen in het inzichtelijk maken van de prestaties van de lidstaten op sociaal en werkgelegenheidsgebied voor de verschillende dimensies van de pijler. Het scoreboard is voor het eerst gebruikt om informatie te verzamelen voor een diepere analyse in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2018. De indicatoren werden tevens gebruikt om de analyse van de Commissie landenrapporten 2018 te ondersteunen.
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Nederland heeft de Europese pijler van sociale rechten verwelkomd. De pijler kan een leidraad vormen voor effectief sociaal en arbeidsmarktbeleid en de uitwisseling van «goede praktijken» tussen lidstaten op dit terrein bevorderen. Zo kan de pijler bijdragen aan noodzakelijke hervormingen in de lidstaten en een proces van opwaartse convergentie op sociaal terrein stimuleren.2 In het algemeen zijn de principes van de pijler verankerd in nationaal beleid. Het kabinet heeft ook in het regeerakkoord maatregelen opgenomen op de terreinen van de pijler, bijvoorbeeld op het gebied van toegang tot de arbeidsmarkt, levenlang leren en de werk/zorg balans.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet staat in beginsel positief tegenover het voorstel voor monitoring van de implementatie van de pijler, mede omdat in het voorstel aansluiting wordt gezocht bij bestaande instrumenten binnen het Europees Semester en de Open Methode van Coördinatie. Bovendien is het kabinet positief over het feit dat er geen fundamentele veranderingen nodig zijn en geen nieuwe instrumenten of bijkomende administratieve lasten voor de lidstaten lijken te worden gecreëerd.
Het kabinet acht het Europees Semester een geschikt kader om de uitvoering van pijler op Europees niveau te monitoren. Het kabinet heeft wel enkele opmerkingen en vragen bij de mededeling.
Ten eerste benadrukt het kabinet dat de pijler een leidraad vormt en dat de implementatie van de principes en rechten zoals uiteengezet in de pijler dan ook in eerste plaats aan de lidstaten is. De pijler is een juridisch niet bindend document maar een politieke verbintenis die sturing biedt aan de lidstaten. Lidstaten moeten dan ook bij de implementatie van de pijler voldoende ruimte krijgen om hun beleid af te stemmen op de lokale of nationale situatie. Met de pijler is er geen sprake van overdracht van bevoegdheden dus hier kan ook geen sprake van zijn bij de monitoring van de pijler. Monitoring van de implementatie via het Europees Semester zou er daarom niet toe mogen leiden dat in landenspecifieke aanbevelingen in het Semester aan lidstaten wordt voorgeschreven op welke wijze invulling moet worden gegeven aan de principes en rechten van de pijler. De principes uit de pijler kunnen wel als uitgangspunt dienen voor aanbevelingen uit het Semester.
Ten tweede acht het kabinet het van belang dat de mededeling niet leidt tot verwatering van de focus van het Europees Semester, dat tot doel heeft om houdbare overheidsfinanciën veilig te stellen, buitensporige macro-economische onevenwichtigheden te voorkomen, en structurele hervormingen in de lidstaten te stimuleren. In dit kader kunnen, zoals nu ook het geval is, ook aanbevelingen worden gedaan die raken aan sociaal beleid. De nationale beleidsruimte dient hierbij gerespecteerd te worden. Hier zal Nederland actief op toezien.
Tenslotte heeft het kabinet vragen over het proces rondom de monitoring van de pijler via het Europees Semester. Zo wordt op basis van de mededeling van de Commissie niet duidelijk hoe de monitoring, vergelijking en beoordeling van de pijler binnen het Europees Semester precies ingericht zal worden. Nederland zal hierover aanvullende vragen stellen aan de Commissie.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Vooralsnog is het krachtenveld lastig in te schatten, maar bespreking van de conclusies van de Europese Raad over de monitoring van de implementatie van de pijler wijst er op dat lidstaten verschillend denken over hoe sterk de band tussen de implementatie van de pijler en monitoring via het Europees Semester dient te zijn. Hierbij lopen de opvattingen uiteen van «geen enkele koppeling met het Semester gewenst» tot «een zeer sterke juridische koppeling gewenst».
a) Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. De mededeling raakt aan verschillende beleidsterreinen zoals sociaal beleid, onderwijs en gezondheidszorg. Op het terrein van het sociaal beleid heeft de EU een gedeelde bevoegdheid met de lidstaten (artikel 4, lid 2, b, VWEU). Op het terrein van het onderwijs en gezondheidszorg heeft de EU ondersteunende/aanvullende bevoegdheden (artikel 6, sub a en e VWEU).
b) Subsidiariteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van subsidiariteit is positief. De EU heeft een belangrijke rol te vervullen bij het ondersteunen van de lidstaten middels het Europees Semester. Unie-optreden in dit kader is gewenst om de sociale convergentie tussen lidstaten te bevorderen. Dit kan bijdragen aan een diepere en eerlijkere interne markt die gepaard gaat met een versterking van de sociale dimensie van de EU. Daarnaast vervult het Europees Semester een belangrijke rol bij het tweede element van het voorstel: het bieden van technische hulp, het ondersteunen van benchmarking en het uitwisselen van «beste praktijken».
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van proportionaliteit is positief. Het kabinet is van mening dat de in de mededeling voorgestelde initiatieven voor de monitoring van de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten voldoende ruimte laat aan de lidstaten omdat er geen nieuwe instrumenten of bijkomende administratieve lasten voor de lidstaten lijken te worden gecreëerd. De mededeling gaat volgens het kabinet in zoverre dus niet verder dan noodzakelijk. Het kabinet merkt daarbij op dat, mits rekenschap wordt gegeven aan de benoemde kanttekeningen, het Europees Semester een geschikt kader wordt geacht om de uitvoering van de pijler op Europees niveau te monitoren. Het Europees Semester vormt een instrument om de aard en omvang van nationale uitdagingen in kaart te brengen en biedt tevens een forum van dialoog tussen lidstaten voor uitwisseling van ervaringen en beste praktijken. Ook biedt het Semester een gelegenheid voor de lidstaten verslag uit te brengen over de uitvoering van de pijler.
d) Financiële gevolgen
Het voorstel voor de monitoring van de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten heeft geen directe financiële consequenties voor de nationale begroting. De Commissie stelt wel in de mededeling dat het voor de verdere uitvoering van de pijler op EU-niveau ten volle gebruik zal blijven maken van alle instrumenten die haar ter beschikking staan. Hier valt ook de relevante financiële steun uit de EU-fondsen onder, met name de Europese structuur- en investeringsfondsen, Erasmus+ en andere programma's. De Commissie verwijst tevens naar haar mededeling over het MFK «Een nieuw, modern meerjarig financieel kader voor een Europese Unie die efficiënt haar prioriteiten verwezenlijkt na 2020». In deze mededeling vraagt de Commissie of de EU-begroting de beloften die de leiders op de Sociale top van Göteborg hebben gedaan, nakomt en de sociale dimensie van de Unie verder zou ontwikkelen, onder andere door middel van volledige implementatie van de Europese pijler van sociale rechten. Nederland is van mening dat de benodigde EU middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Tevens moet door middel van deze mededeling niet vooruit worden gelopen op het voorstel voor en de onderhandelingen over een nieuw meerjarig financieel kader voor de periode na 2020.
e) Gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten
Het voorstel heeft op zichzelf geen effect op de regeldruk en administratieve lasten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22112-2544.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.