22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2499 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 27 februari 2018

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 1 december 2017 inzake het Fiche: Mededeling en Verordening Investeringstoets (Kamerstuk 22 112, nr. 2437).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 19 februari 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, De Roon

Adjunct-griffier van de commissie, Meijers

1

Kunt u de Kamer inzicht geven in de jaarlijkse omvang van buitenlandse investeringen in de EU de afgelopen vijf jaar, uitgesplitst naar sector en land van herkomst van de investeringen? Kunt u datzelfde doen voor buitenlandse investeringen in Nederland?

Zie hiervoor de bijlagen, raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Eind 2016 bedroeg de totale waarde van alle inkomende buitenlandse investeringen in Nederland volgens UNCTAD (2017) 801 miljard US dollar, tegenover 111 miljard US dollar eind 1995 (en 72 miljard US dollar ultimo 1990)1.

Ten aanzien van het land van herkomst voert de Verenigde Staten de top-10 van landen aan, die het meest in Nederland hebben geïnvesteerd (zie tabel 3). Luxemburg is tweede. Het Verenigd Koninkrijk completeert de top-3; bij elkaar zijn bedrijven uit deze drie landen eigenaar van 37,7% (gemeten van de waarde in euro) van de buitenlandse dochterbedrijven in Nederland.

Tabel 3 – Top-10 van Directe Buitenlandse Investeringen (FDI) in Nederland naar herkomstland, exclusief BFI's1 (x miljoen euro)
 

2013

2014

2015

2016

2016

% van totaal

Totale waarde inkomende directe buitenlandse investeringen

564.902

614.276

679.024

772.692

100%

1

VS

75.292

78.635

117.871

94.522

15,3%

2

Luxemburg

77.991

91.804

94.820

98.486

12,3%

3

Verenigd Koninkrijk

69.272

78.216

77.697

73.081

10,1%

4

België

45.942

45.517

72.040

67.697

9,3%

5

Duitsland

54.895

57.505

66.914

52.126

8,7%

6

Zwitserland

34.473

39.301

65.431

56.544

8,5%

7

Bermuda’s

31.490

34.123

56.063

29.220

7,3%

8

Frankrijk

41.871

37.377

35.639

36.449

4,6%

9

Ierland

18.255

18.766

24.451

25.890

3,2%

10

Japan

10.656

13.272

15.793

12.933

2,0%

Bron: DNB, 2017 en Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, 2017.

X Noot
1

Formeel heten de brievenbusfirma’s «Bijzonder Financiële Instellingen»

De informatie over het aantal buitenlandse investeringen in Nederland per sector is het kabinet op deze korte termijn niet bekend.

2

De barrières waarop investeerders vanuit de EU stuiten in het buitenland moeten beslecht worden binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO) volgens de Commissie. Welke concrete kansen zijn daartoe, gelet op het stokken van het multilaterale handelssysteem in WTO-verband? Is de Nederlandse regering voornemens het belang van reciprociteit ook in bilaterale contacten te bepleiten en via nieuw te heronderhandelen handelsakkoorden af te dwingen? Zo ja, bij welke akkoorden?

Reciprociteit is het uitgangspunt bij alle bestaande handelsakkoorden en handelsakkoorden die in onderhandeling zijn. Toch stuiten Nederlandse ondernemers nog op teveel barrières wanneer ze investeringen willen doen in landen buiten de Europese Unie. Nederland wil daarom op Europees niveau en met derde landen afspraken maken voor een betere balans, zowel als het gaat om reciprociteit (markttoegang) als om een gelijk speelveld. Vanuit dat perspectief zet Nederland zich in voor het bereiken van brede en diepe handels- en investeringsakkoorden. Zo is de EU momenteel in onderhandeling over een investeringsakkoord met China, waarbij wederzijdse markttoegang de essentie van het akkoord vormt. Daarnaast dringt Nederland herhaaldelijk aan om in Unieverband te onderzoeken welke verdere stappen alvast binnen de bestaande Europese en internationale kaders kunnen worden ondernomen om het gelijke speelveld te borgen, om op deze manier druk te zetten op derde landen om de eerder genoemde problemen te adresseren.

3

Hoe verhoudt de verordening zich tot de in de regeerakkoord beschreven voornemens rond toetsing van inkomende bedrijfsinvesteringen?

Zoals bij elk internationaal kader (Europees of anderszins) beperkt dit nieuwe kader de nationale bewegingsvrijheid, zowel voor Nederland als andere lidstaten, in die zin dat lidstaten alleen met in achtneming van dit procedurele raamwerk van het voorstel toetsingsmechanismen invoeren, wijzingen en in de praktijk brengen. De uiteindelijke beslissingsbevoegdheid na toetsing wordt wel aan de lidstaten gelaten. De inhoud van het voorstel lijkt zich echter goed te verhouden tot de inzet van het kabinet, namelijk dat vitale sectoren specifieke bescherming krijgen.

4

Het regeerakkoord stelt dat vitale sectoren specifieke bescherming gaan krijgen en dat na zorgvuldige analyse van risico's voor nationale veiligheid aangewezen bedrijven uit vitale sectoren alleen met actieve goedkeuring overgenomen kunnen worden. Wanneer kan de Kamer concrete wetgeving tegemoet zien?

Op dit moment wordt gewerkt aan het wetsvoorstel ongewenste zeggenschap telecommunicatie. Met dit wetsvoorstel kan de overheid overnames van belangrijke Nederlandse telecombedrijven toetsen aan de nationale veiligheid en openbare orde, en zo nodig verbieden. Het streven is het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk voor advies naar de Afdeling advisering van de Raad van State te sturen. Na ontvangst van het advies van de Raad van State zal het bij de Tweede Kamer ingediend worden.

Daarnaast, zoals reeds aan uw Kamer gerapporteerd is het kabinet momenteel bezig met het uitvoeren van ex-ante-analyses in sectoren met een vitaal proces. Deze ex-ante-analyses hebben als doel het tijdig in kaart brengen van eventuele risico’s voor de nationale veiligheid bij overnames door buitenlandse partijen en te bepalen of het bestaande instrumentarium van de overheid voldoende waarborgen biedt. Op basis van de bevindingen zal worden bekeken welke maatregelen nodig zijn. Het is de ambitie om de analyses in het eerste kwartaal van 2018 af te ronden. Daarna zal uw Kamer in de voortgangsbrief over economische veiligheid geïnformeerd worden over de uitkomsten.

5

Hoe verhoudt de inzet van Nederland uit het regeerakkoord zich tot het voorstel van de Commissie?

Zie antwoord op vraag 3.

6

Om welk percentage van de Nederlandse economie gaat het in deze? Hoe hoog is het percentage buitenlandse investeringen in Nederland het afgelopen jaar geweest?

In 2016 vonden er voor 12% van het Nederlandse bbp aan buitenlandse investeringen in Nederland plaats. Dit wisselt op jaarbasis waarbij grote plussen zich met kleine plussen afwisselen. Sinds de eeuwwisseling vinden er jaarlijks gemiddeld voor circa 6,1% van het bbp aan buitenlandse directe investeringen plaats. Daarbij moet ook nog eens bedacht worden dat Nederland zelf ook op grote schaal buitenlandse directe investeringen in het buitenland doet: het is dus zeker geen eenrichtingsverkeer.

7

Hoe vaak heeft de Nederlandse overheid een investering afgewezen?

In een enkel geval heeft de Nederlandse overheid aan relevante partijen zorgen in verband met nationale veiligheid overgebracht bij specifieke (voorgenomen) investeringen. Dit heeft geleid tot een herziening van de investeringsplannen of tot mitigerende maatregelen door de investeerders om de geïdentificeerde risico’s weg te nemen.

8

Hoe vaak heeft de Nederlandse overheid van een andere Europese lidstaat het verzoek gekregen om een investering of overname tegen te houden? Hoe vaak heeft de Nederlandse overheid een dergelijk verzoek bij een andere Europese lidstaat neergelegd?

In een enkel geval heeft de Nederlandse overheid aan relevante partijen zorgen in verband met nationale veiligheid overgebracht bij specifieke (voorgenomen) investeringen. Dit heeft geleid tot een herziening van de investeringsplannen door de investeerders of tot mitigerende maatregelen om de geïdentificeerde risico’s weg te nemen. Of dit (mede) op verzoek van andere landen is gebeurd kan gelet op het zeer vertrouwelijke karakter hiervan niet openbaar op dossierniveau kenbaar maken. Het aantal gevallen waarin dit is gebeurd is zeer beperkt.

9

Hoe zou het in de verordening voorgestelde screeningmechanisme zich verhouden tot de reeds bestaande screeningmechanismen van Australië en de Verenigde Staten? Wat zijn de overeenkomsten en de verschillen?

Hoewel de verordening voorstelt om naast de lidstaten ook de Commissie een eigen bevoegdheid te geven bij het toezicht op buitenlandse investeringen, creëert het voorstel geen nieuw toetsingsmechanisme dat investeringen zou kunnen blokkeren of onderwerpen aan voorwaarden. Het voorstel geeft enkel een (procedureel) raamwerk voor de toetsing door lidstaten van buitenlandse directe investeringen. Het is zodanig niet te vergelijken met de reeds bestaande screeningsmechanismen van Australië en de Verenigde Staten. Het is en blijft aan de individuele lidstaten om een screeningsmechanisme op te zetten dan wel te handhaven.

10

Hoe is Nederland vertegenwoordigd in de coördinatiegroep en met welke inzet?

Bij deze vraag wordt ervan uitgegaan dat er verwezen wordt naar de coördinatiegroep die zal worden opgezet rond het thema van inkomende buitenlandse directe investeringen, geleid door de Commissie. Deze groep zal verdere analyses uitvoeren en convergentie in het beleid creëren door middel van uitwisseling van informatie en overleggen. Hierin zal Nederland vertegenwoordigd zijn. De inzet van Nederland staat verwoord in het BNC-fiche over de mededeling en de verordening (Kamerstuk 22 112, nr. 2437).

11

De Commissie spreekt van een niet uitputtende lijst van factoren die een lidstaat mag meewegen om te besluiten of een investering gescreend wordt. Hoe wordt door de Commissie beoordeeld of een bepaalde factor, zoals een technologie, die niet op de lijst staat aan de voorwaarden voldoet? Wie geeft uitsluitsel of een factor relevant is?

Het is aan individuele lidstaten om te bepalen welke factoren zij meewegen in hun respectieve screeningsmechanismen. De lijst van factoren die de Commissie in haar voorstel noemt is een indicatieve lijst. Wel dient er een relatie te zijn met nationale veiligheid en openbare orde. In de onderhandelingen zal Nederland benadrukken dat invulling van de begrippen nationale veiligheid en openbare orde in dit voorstel niet buiten de grenzen van het EU-acquis en het mondiale WTO-akkoord over de handel in diensten, General Agreement on Trade in Services, gezocht wordt. Nationale besluiten die op grond van een nationaal screeningsmechanisme worden genomen kunnen worden aangevochten bij de nationale rechter. Het is dus uiteindelijk de rechter die kan toetsen of de meegewogen factoren relevant konden worden geacht voor de vraag of de investering schade oplevert voor de openbare orde of nationale veiligheid.

12

Welke ruimte biedt de niet-uitputtende lijst van factoren om eigen factoren te gebruiken en waarop worden deze getoetst?

Zie antwoord op vraag 11.

13

Hoe dient een lidstaat voor de Commissie aannemelijk te maken dat er sprake is van directe of indirecte financiering die wordt gecontroleerd door een regering van een derde land? Is een vermoeden voldoende of dient bewijs aangeleverd te worden?

De Verordening legt geen bindende verplichting op voor lidstaten om de besluiten die zij nemen in het kader van hun nationale screeningsmechanismen aan de Commissie te motiveren. De beslissingsbevoegdheid om een buitenlandse investering wel of niet toe laten, blijft ook een nationale bevoegdheid van de individuele lidstaten. Wel moet de betreffende lidstaat tijdig overige lidstaten en de Commissie informeren op het moment dat ze een inkomende investering aan een toets onderwerpen. Deze kunnen vervolgens respectievelijk een opmerking of een advies verzenden aan de betreffende lidstaat, die hiermee naar behoren rekening moet houden.

14

Als het aan de Commissie ligt gaan lidstaten voortaan een jaarrapport opstellen over inkomende investeringen. Betreft het daarbij alle inkomende investeringen of alleen die in zogenaamde strategische sectoren?

Op dit punt van de Verordening heeft Nederland nog verschillende vragen. Nederland zet er op in om dit punt te verduidelijken.

15

Kan de Commissie investeringen in een lidstaat tegenhouden, hetzij op basis van een melding van een andere lidstaat, hetzij op eigen initiatief, als de verordening van kracht wordt? Zo nee, waartoe dient de melding dan die een lidstaat bij de Commissie kan doen?

De beslissingsbevoegdheid om een buitenlandse investering wel of niet toe te laten, blijft een nationale bevoegdheid van de individuele lidstaten, waarbij maatregelen om een buitenlandse investering te beperken wel moeten passen binnen het toepasselijke WTO en EU-kader. De Commissie kan dus geen investeringen tegenhouden. Wel kan de Commissie een advies geven aan de betreffende lidstaat. Nederland zet er op in om in de verordening te expliciteren dat de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid altijd bij de lidstaat ligt.

De toegevoegde waarde van een dusdanige melding is dat de Commissie het overzicht verkrijgt over de aantallen en soorten buitenlandse investeringen in verschillende sectoren in de EU. Zo kan de Commissie mogelijke risico’s beter identificeren en kan het een lidstaat adviseren over mogelijk te nemen maatregelen / op te stellen voorwaarden. Op deze manier ontvangt een lidstaat meer informatie en inzichten over het mogelijke effect van een buitenlandse investering dan zonder een advies van de Commissie.

16

Is het advies van de Commissie aan een lidstaat op basis van de verordening dwingend of vrijblijvend? Welke instrumenten heeft de Commissie op basis van de verordening om in te grijpen als de uitleg van een lidstaat volgens de Commissie niet volstaat?

Wanneer de investering een Unie programma of project aangaat dwingt de verordening lidstaten om uitleg te geven over een eventuele keuze om het advies van de Commissie te negeren. Bij overige adviezen van de Commissie en opmerkingen van andere lidstaten geldt dit niet. Het is aan de lidstaten zelf om te bepalen welke rol deze opinies en opmerkingen krijgen in hun nationale besluitvormingsprocessen. Finale afweging en besluit blijft bij de lidstaat. Nederland wil graag geëxpliciteerd zien dat de lidstaten vrijblijvend kunnen omgaan met alle Commissieadviezen.

17

Is een lidstaat conform de verordening verplicht een onderzoek te doen naar een buitenlandse investering als een andere lidstaat melding doet, of kan de lidstaat dit naast zich neerleggen?

Als een lidstaat een toetsingsmechanisme heeft dan moet het bij de toepassing van het toetsingsmechanisme rekening houden met de adviezen / opmerkingen van een andere lidstaat of de EC. De lidstaat met het toetsingsmechanisme is echter niet gehouden door deze adviezen het toetsingsmechanisme te activeren en een besluit te nemen. Dat is afhankelijk van de inrichting van het toetsingsmechanisme en de afwegingen die de desbetreffende lidstaat maakt.

18

Welke lidstaten kennen momenteel geen toetsing?

Het kabinet heeft daar vooralsnog geen inzicht in. De voorgestelde verordening ziet toe op het in kaart brengen van dit soort gegevens.

19

Welke lidstaten toetsen momenteel op grond van nationale veiligheid en openbare orde?

Het kabinet heeft daar vooralsnog geen inzicht in. De voorgestelde verordening ziet toe op het in kaart brengen van dit soort gegevens.

20

Welke lidstaten toetsen generiek en op welke wijze doen zij dit?

Het kabinet heeft daar vooralsnog geen inzicht in. De voorgestelde verordening ziet toe op het in kaart brengen van dit soort gegevens.

21

Welke directe buitenlandse investeringen zijn de afgelopen tien jaar getoetst door landen die generieke toetsing hanteren en wat waren hier de uitkomsten van?

Het kabinet heeft daar vooralsnog geen inzicht in. De voorgestelde verordening ziet toe op het in kaart brengen van dit soort gegevens.

22

Welke lidstaten toetsen alleen investeringen in strategische sectoren en hoe worden strategische sectoren gedefinieerd in deze landen?

Deze informatie is op deze korte termijn onbekend. De voorgestelde verordening ziet toe op het in kaart brengen van dit soort informatie.

23

Hoe is het verbod op discriminatie van derde landen vormgegeven? Valt bijvoorbeeld wel onderscheid te maken op basis van openheid van economieën?

Het voorstel geldt voor alle inkomende buitenlandse investeringen (vanuit derde landen) en maakt verder geen onderscheid tussen de landen van herkomst van de investeringen. Het vraagstuk van reciprociteit is niet aan de orde in de voorgestelde verordening.

24

Met welke reden dienen lidstaten die over een toetsingsmechanisme beschikken en overgaan tot toetsing dit aan álle andere lidstaten te melden?

Het idee achter dit samenwerkingsmechanisme is dat buitenlandse directe investeringen een risico met zich mee kunnen brengen voor de nationale veiligheid en openbare orde van andere lidstaten dan de lidstaat die de ontvanger is van de directe investering. Vandaar dat het toetsen van een investering gemeld dient te worden aan alle andere lidstaten.

25

Welke rol zullen adviezen van de Commissie hebben in het nationale besluitvormingsproces?

Wanneer de Commissie adviseert over een investering in een Unieprogramma die raakt aan de veiligheid en openbare rode, dienen lidstaten uitleg te geven indien dit advies niet opgevolgd wordt. Bij de overige opinies van de Commissie en opmerkingen van andere lidstaten geldt dit niet. Het is aan de lidstaten zelf om te bepalen welke rol deze opinies en opmerkingen krijgen in hun nationale besluitvormingsprocessen. Finale afweging en besluit blijft bij de lidstaat.

26

Het is nog onduidelijk of de Europese Commissie een impact assessment gaat uitvoeren op de mededeling en verordening. Is de regering bereid dit als voorwaarde te stellen om überhaupt verdere stappen te zetten in het behandelproces?

De Commissie heeft aangegeven geen volledig impact assessment te kunnen uitvoeren. Wel zal de Commissie in een nadere analyse ingaan op een aantal van de vragen die normaliter deel uitmaken van een impact assessment. Hoewel er meerdere lidstaten zijn het met Nederland eens zijn en het ontbreken van een impact assessment betreuren, is er binnen de Raad geen meerderheid om een impact assessment voorwaarde te maken voor verdere behandeling van het voorstel.

27

Het voorstel introduceert een zelfstandige toetsingsbevoegdheid voor de Europese Commissie op buitenlandse investeringen. Welke alternatieven zijn hiervoor denkbaar volgens de regering? Is er een andere autoriteit die zou kunnen toetsen? Wie controleert de toetsen van de Commissie? Is er een bezwaarmogelijkheid in de verordening?

In feite gaat het om een adviserende rol. De Commissie kan immers op basis van deze verordening geen dwingende besluiten nemen om een buitenlandse investering al dan niet toe te staan in één van de lidstaten. De Commissie kan hoogstens een advies geven aan de lidstaat binnen wiens territorium de investering plaatsvindt. Nederland zet er op in om het verschil tussen de rol en bevoegdheden van de Commissie enerzijds en die van de Lidstaten op wiens grondgebied de investering plaatsvindt anderzijds duidelijker te/van elkaar te onderscheiden en de rol van de Commissie in ieder geval te beperken tot die gevallen waarin een buitenlandse investering raken aan meerdere lidstaten. Daarnaast is de Nederlandse inzet om de rol van de Commissie duidelijker af te bakenen, in die zin dat duidelijker wordt dat lidstaten geen enkele juridische verplichting hebben om opvolging aan de adviezen van de Commissie.

28

Met welke argumentatie zal de Commissie eigenstandig onderzoek kunnen gaan doen naar buitenlandse investeringen als het een programma of project in het belang van de Unie betreft en welke criteria worden hierbij gehanteerd?

Het Kabinet heeft een aantal vragen over de criteria voor een eigenstandig onderzoek van Commissie naar buitenlandse investeringen in Unie-projecten en/of programma’s. Nederland zet in op een duidelijke afbakening waarin duidelijk wordt dat het alleen gaat om Unieprojecten en/of programma’s die daadwerkelijk relevant kunnen zijn voor de bescherming van de veiligheid en openbare orde in meer dan één lidstaat of de Unie als zodanig.

29

Op welke termijn zal een impact assessment of andere nadere analyse kunnen worden afgegeven?

De Commissie heeft aangegeven haar nadere analyse in maart te zullen presenteren.

30

Welke gevolgen heeft het niet verschijnen van een analyse van het voorstel voor het Nederlands standpunt en, voor zover is te overzien, het standpunt van de Raad?

Afhankelijk van de inhoud van de analyse zal Nederland bezien of dit van invloed is op haar standpunt.

31

De regering stelt dat coördinatie en samenwerking op het gebied van het screenen van buitenlandse investeringen tussen lidstaten van meerwaarde kan zijn, ook vanwege grensoverschrijdende investeringen van strategisch belang. Kunt u daarvan een voorbeeld noemen?

Grote bedrijven zijn veelal in meerdere landen gevestigd en hebben waardeketens die internationaal sterk vervlecht zijn. Een overname van een dergelijk bedrijf heeft daarmee mogelijkerwijs niet alleen invloed op de openbare orde en nationale veiligheid in het thuisland van het bedrijf maar ook op de andere landen waar dit bedrijf gevestigd is. Coördinatie en samenwerking tussen lidstaten heeft dan meerwaarde.

32

Denkt u dat voldoende gewaarborgd kan worden dat de instrumenten uit de verordening niet worden ingezet in een protectionistische concurrentiestrijd tussen lidstaten? Zo ja, wat is daarvoor nodig?

De verordening behelst een kader en samenwerkingsmechanisme voor de screening door lidstaten op grond van nationale veiligheid en openbare orde. Deze gronden voor beperking zijn in het EU recht en mondiale WTO-akkoord over de handel in diensten, General Agreement on Trade in Services afgebakend, om te voorkomen dat ze misbruikt worden voor oneigenlijke protectionistische doeleinden. Nederland zal lidstaten erop wijzen dat invulling van de begrippen nationale veiligheid en openbare orde, in dit voorstel, niet buiten de grenzen van het EU-acquis, mondiale WTO-akkoord over de handel in diensten, General Agreement on Trade in Services gezocht wordt.

33

Welke gevolgen heeft de verordening voor landen die op meer generieke wijze toetsen?

Er is geen verschil tussen de gevolgen van de verordening voor landen die meer op generieke wijze toetsen dan voor de landen die sectoraal toetsen, behalve een verschil in administratieve werkzaamheden omdat het aantal toetsen dat gemeld dient te worden hoger zal zijn dan bij de lidstaten met sectorspecifieke toetsing of zonder toetsing.

34

In welke mate is Nederland voorstander van harmonisatie op dit vlak?

De bevoegdheid over het al dan niet opzetten van een toetsingsmechanisme op grond van nationale veiligheid en openbare orde ligt bij lidstaten zelf. Harmonisatie moet recht doen aan deze bevoegdheid van lidstaten.

35

Is het juist dat voor samenwerking en coördinatie niet per definitie een raamwerk nodig is waardoor de eigen invloed van lidstaten wordt beperkt? Zo ja, waarom kiest de Commissie dan toch voor het inperken van de eigen competentie van lidstaten via een verordening? Wat zijn de argumenten voor de noodzaak daarvan?

Zoals bij elk internationaal kader (Europees of anderszins) beperkt dit nieuwe kader de nationale bewegingsvrijheid, zowel voor Nederland als andere lidstaten. De uiteindelijke beslissingsbevoegdheid om al dan niet te toetsen en te besluiten welke gevolg aan de toetsing wordt gegeven blijft bij de lidstaten. Nederland zet zich ervoor in om dit in de verordening te expliciteren en waar nodig de huidige tekst Verordening aan te passen. In een open gemeenschappelijke Europese markt is een zekere mate van harmonisering en samenwerking tussen de lidstaten noodzakelijk. Bovendien baseert de Commissie het voorstel op haar exclusieve bevoegdheid in het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek. Nu de Commissie het voorstel baseert op deze bevoegdheid, staat het Verdrag inzake de Werking van de Europese Unie geen ander middel toe dan een Verordening om Europese regelgeving mogelijk te maken. Wel zal Nederland inzetten op het adresseren van de zorgpunten zoals beschreven in het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2437).

36

Hoe groot is de kans dat Nederland er in slaagt de verordening alsnog om te laten zetten in een richtsnoer? Wat is de positie van de regering als hier geen meerderheid voor is in de Raad?

Richtsnoeren gebaseerd op best practices, of een richtlijn die ervoor zorgt dat de wet- en regelgeving van de lidstaten waar nodig wordt geharmoniseerd, zouden naar de mening van het kabinet inderdaad passender zijn geweest dan een verordening. De door de Europese Commissie gekozen rechtsgrondslag verhindert echter een dergelijke wijzing van het instrument, omdat artikel 207, tweede lid, dwingend een verordening voorschrijft.

37

Waarom wil Nederland zich beperken tot de nationale veiligheid en openbare orde als criteria?

Nederland is voor een open en aantrekkelijk handels- en investeringsklimaat. Daarom is het beperken van buitenlandse investeringen in principe niet in ons nationaal belang. De uitzonderingsgronden «de bescherming van nationale veiligheid» en «de bescherming van de openbare orde» vallen onder de uitzonderingsgronden zoals vastgelegd in de relevante WTO – verdragen en de regelgeving van onze vrijhandelsakkoorden. Om succesvol een beroep te kunnen doen op deze uitzonderingsgronden dient wel aan bepaalde voorwaarden te worden voldaan.

38

Welke criteria zouden nog verder kunnen worden gehanteerd om bijvoorbeeld negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid te voorkomen?

Dit EU-raamwerk voor de toetsing aan nationale veiligheid en openbare orde heeft niet als doelstelling de eventuele negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid te adresseren. Problematiek gerelateerd aan werkgelegenheid staat hier los van.

39

Hoe worden niet-markt gedreven investeringen in het voorstel gedefinieerd?

De verordening stelt in artikel 4 dat bij de toets of een buitenlandse investering raakt aan de nationale veiligheid en openbare orde mag worden meegewogen of de investeerder wordt gecontroleerd door de regering in een derde land, onder meer door aanzienlijke financiering.

40

Welke lidstaten zitten in de aanzienlijke groep van lidstaten met een kritische houding ten aanzien van de verordening?

De besprekingen in de Raad zijn vertrouwelijk. Het Kabinet kan daarom geen uitspraken doen over de posities van individuele lidstaten in de Raad, tenzij deze door henzelf reeds openbaar zijn gemaakt zoals in het geval van Frankrijk, Duitsland en Italië.

41

Welke gevolgen heeft het voorstel voor de gangbare praktijk van het beoordelen van investeringen door Duitsland, Frankrijk en Italië?

Enerzijds heeft de verordening als gevolg dat deze landen, net als de andere lidstaten met een investeringstoets, meer informatie zullen verkrijgen over de gevolgen die de buitenlandse investering in hun land heeft op de nationale veiligheid en openbare orde in andere lidstaten. Zo kunnen deze landen ten tijde van de toetsing van de buitenlandse investering een meer volledige overweging maken. Anderzijds heeft de verordening als gevolg dat deze landen, net als alle andere lidstaten, opmerkingen kunnen aanleveren indien zij van mening zijn dat een investering in een ander land effect heeft op de nationale veiligheid en openbare orde in de eigen lidstaat.

42

Waarom wordt negatief geoordeeld over de rol die de Commissie zich in het voorstel toe-eigent en positief geoordeeld ten aanzien van de subsidiariteit van de mededeling?

De Commissie baseert het voorstel op haar exclusieve bevoegdheid in het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek. Nu de Commissie het voorstel baseert op deze bevoegdheid, staat het Verdrag inzake de Werking van de Europese Unie geen ander middel toe dan een Verordening om Europese regelgeving mogelijk te maken. Wel zal Nederland inzetten op het adresseren van de zorgpunten zoals beschreven in het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2437). Zo heeft het Kabinet aangegeven dat de noodzakelijkheid van de zelfstandige toetsingsbevoegdheid van de Commissie een uitgebreidere onderbouwing en duidelijkere afbakening behoeft, maar zich de meerwaarde kan voorstellen van een adviserende rol. Nederland is meer concreet nog niet overtuigd van het algehele verband tussen buitenlandse directe investeringen in programma’s en projecten in het belang van de Unie en de consequenties hiervan voor veiligheid en openbare orde, welke de rechtvaardiging in het voorstel vormen voor een eigenstandige toetsingsrol voor de Europese Commissie. Nederland zet erop in dit in de verordening te verduidelijken c.q. in te kaderen.

Wat betreft de mededeling is de grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit inderdaad positief. De mededeling benoemt de zorgen zoals die besproken zijn in de Europese Raad. Voorts zijn wederzijdse markttoegang en niet-marktconforme investeringen, vanwege het grensoverschrijdende karakter zorgen, waarbij volgens het Kabinet een Europese rol gerechtvaardigd is.

43

Waarom beoordeelt de regering de subsidiariteit nog niet negatief terwijl de Commissie zich met de verordening begeeft op het terrein van de lidstaten en de regering daar ook kritisch op is?

De Commissie baseert de verordening op haar exclusieve bevoegdheid in het kader van de gemeenschappelijk handelspolitiek. Nu de Commissie het voorstel baseert op deze bevoegdheid, staat het Verdrag inzake de Werking van de Europese Unie geen ander middel toe dan een Verordening om Europese regelgeving mogelijk te maken. Een oordeel over de subsidiariteit is daarom niet van toepassing. Dat neemt niet weg dat Nederland benadrukt dat elk voorstel ten aanzien van nationale veiligheid en openbare orde geen inbreuk mag maken op deze lidstaatbevoegdheden. Op grond van artikel 4, lid 2, VEU, eerbiedigt de Unie de essentiële staatsfuncties, zoals de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de nationale veiligheid. Met name de nationale veiligheid blijft de uitsluitende verantwoordelijkheid van elke lidstaat.

44

Welke extra capaciteit (in fte en middelen) is er nodig bij de Europese Commissie als de verordening zoals deze er nu ligt van kracht wordt en welke extra administratieve lasten zijn er voor een lidstaat als Nederland?

Het kabinet heeft daar vooralsnog geen inzicht in, maar indien er extra middelen nodig zijn is Nederland van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.

45

Als het juridisch kader dat in de verordening wordt voorgesteld geëffectueerd wordt, zijn er dan reeds bestaande sectorale initiatieven die niet alleen juridische maar ook materiële aanpassing behoeven omdat zij niet in dit kader passen? Zo ja, welke?

Ten aanzien van de Elektriciteit en Gaswet dienen de termijnen aangepast te worden, aangezien nu ook de eventuele commentaren en het adviezen van de Commissie moet kunnen worden meegenomen.

46

Op welke voorgestelde datum van inwerkingtreding koerst de Commissie met de verordening en de mededeling?

De Commissie en het Voorzitterschap koersen aan op een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding van de Verordening. Een specifieke datum is niet voorzien.

47

In hoeverre zal het voorstel de bestaande bevoegdheden van onder andere de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en Infrastructuur en Waterstaat wijzigen?

Het voorstel heeft geen invloed op de bestaande bevoegdheden van de ministers van Economische Zaken en Klimaat en Infrastructuur en Waterstaat.


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven