22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2398 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 oktober 2017

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij een fiche, dat werd opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche: verordening wijziging programma Creatief Europa

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Fiche: verordening wijziging programma Creatief Europa

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1295/2013 tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2014–2020)

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument

    28 juli 2017

  • c) EUR-Lex

    http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=COM:2017:385:FIN

  • d) Nr. Commissiedocument

    COM (2017)385

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

    Niet opgesteld

  • f) Behandelingstraject Raad

    De Raad Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport

  • g) Eerstverantwoordelijk ministerie

    Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

  • h) Rechtsbasis

    Artikel 167, lid 5, VWEU

  • i) Besluitvormingsprocedure Raad

    Gekwalificeerde meerderheid

  • j) Rol Europees Parlement

    Medebeslissing

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

Het Europees Jeugd Orkest (EJO) is in 1976 opgericht ingevolge een resolutie van het Europees Parlement (EP) en geeft al 40 jaar optredens namens de Europese Unie. Erevoorzitter is de voorzitter van het EP; erebeschermheren en -vrouwen zijn de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten, onder leiding van de voorzitter van de Europese Commissie. Het EJO bestaat uit jonge musici uit alle lidstaten van de Unie en verenigt talentvolle jonge musici uit Europa, inclusief Nederland, in een Europees orkest.

Het voortbestaan van het Europees Jeugd Orkest (EJO) wordt financieel bedreigd. De Europese Commissie ziet het EJO als een belangrijke culturele ambassadeur van Europa. Zij is van oordeel dat zonder substantiële steun uit het budget van het financieringsprogramma Creatief Europa (2014–2020) van de Europese Commissie het EJO zal ophouden te bestaan.

In 2016 en 2017 ontving het EJO – bij uitzondering – incidentele exploitatiesubsidies uit het budget van het Creatief Europaprogramma. Nederland fungeerde tijdens de OJCS-raad van mei 2016 als voorzitter en het Nederlands voorzitterschap heeft brede steun geconcludeerd voor het EJO.1 De Europese Commissie doet nu een voorstel voor een meer duurzame oplossing voor 2018–2020 door meerjarig financiering van het EJO uit het Creatief Europaprogramma (2014–2020). Het Creatief Europaprogramma kent echter voornamelijk subsidieregelingen voor projectsubsidies waarvoor organisaties uit de deelnemende landen subsidieaanvragen kunnen indienen, die – op basis van vooraf vastgestelde criteria – worden beoordeeld en tegen elkaar worden afgewogen. Binnen de bestaande verordening van het Creatief Europaprogramma is een structurele ondersteuning van het EJO zonder afweging met andere voorstellen uit de deelnemende landen niet mogelijk.

De Europese Commissie doet een voorstel aan het parlement en de Raad om de verordening van het programma Creatief Europa te wijzigen zodat het mogelijk wordt het EJO te erkennen als een «in basisbesluit vastgestelde organisatie», waardoor het EJO verzekerd is van een vaste jaarlijkse financiële bijdrage vanuit het huidige programma voor 2018–2020, en daarmee de financiering van het EJO duurzaam voort te zetten. De Europese Commissie vraagt de Raad en het parlement de verordening die aan het Creatief Europaprogramma ten grondslag ligt dienovereenkomstig te wijzigen.

In dit voorstel van de Commissie zal het EJO op structurele wijze worden bekostigd uit de bestaande financiële middelen van het huidige Creatief Europaprogramma 2014–2020 (totaalbudget: 1,5 miljard euro) à 600.000 euro per jaar voor de resterende periode. Dit voorstel vraagt geen extra middelen uit de huidige EU-begroting (2014–2020).

b) Impact assessment Commissie

De Commissie heeft geen impact assessment opgesteld voor de wijziging van deze verordening.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

De doelstellingen achter het EJO passen bij de huidige inzet van het Nederlandse cultuurbeleid. Kunsteducatie -en muziekonderwijs in het bijzonder – worden gezien als een prioriteit in het cultuurbeleid. Een voorbeeld in het huidige Nederlandse cultuurbeleid, dat aansluit bij de doelstellingen achter het EJO, is het initiatief «Meer muziek in de klas», dat met financiële steun van het Ministerie van OCW en de private sector is gerealiseerd in Nederland. Het kabinet wijst in zijn cultuurbeleid op de verbindende rol van muziek. Een rol die muziek ook speelt als onderdeel van de Europese steun voor cultuur en interculturele dialoog.

Het EJO werkt met een jaarlijks budget van ongeveer 1,5 miljoen euro. Bijdragen worden tot dusver jaarlijks verleend door individuele lidstaten (rond 300.000 euro in totaal) en de EU (rond 600.000 euro). De (vrijwillige) jaarlijkse bijdrage van Nederland aan het EJO is ongeveer 20.000 euro. Het restant van het budget van het EJO komt uit vergoedingen voor optredens e.d.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Nederland steunt de doelstellingen van het EJO en kan zich vinden in het voornemen van de Commissie om met een financiële bijdrage vanuit de huidige EU-begroting (2014–2020) een structurele oplossing te vinden voor het voortbestaan van het EJO. Nederland vindt echter de erkenning van het EJO als een «in basisbesluit vastgestelde organisatie», waardoor het EJO verzekerd is van een vaste jaarlijkse financiële bijdrage vanuit het huidige programma voor 2018–2020, ingaan tegen de eerder afgesproken systematiek van het Creatief Europaprogramma. Daarnaast krijgt het EJO als een «in basisbesluit vastgestelde organisatie» een aparte voorrangspositie die een precedentwerking kan hebben voor andere organisaties en voor de volgende programmaperiode. Nederland acht dit onwenselijk.

Daarom zal Nederland de Commissie vragen:

  • Welke alternatieven voor (financiële) steun aan het EJO de Commissie heeft bestudeerd. Nederland roept de Commissie op om te onderzoeken of de ondersteuning van het EJO langs andere wegen gefaciliteerd kan worden uit het Creatief Europaprogramma, zonder van het EJO een «in basisbesluit vastgestelde organisatie» te maken en tegen de systematiek van het programma in te gaan;

  • Hoe de Commissie de voorrangspositie van het EJO (in basisbesluit vastgestelde organisatie) ziet ten opzichte van andere culturele organisaties die meedingen binnen het Creatief Europaprogramma;

  • Op welke wijze de Commissie de kwaliteit en het publieksbereik van het EJO periodiek zal toetsen;

  • Of de Commissie het EJO zal aanmoedigen het beheer van het EJO te professionaliseren en ondernemerschap van het EJO te stimuleren, waarbij het aanboren van alternatieven voor financiering door het EJO actief dient te worden bezien.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

Uit de eerste besprekingen tijdens de raadswerkgroep bleek dat de meeste lidstaten steun betuigen aan de doelstellingen van het EJO en niet tegen het vinden van een oplossing voor financiering van het EJO zijn. De verwachting is dat er ook veel steun zal zijn vanuit het EP omdat ze eerder nauw betrokken waren toen incidentele financiering voor het EJO gevonden moest worden voor 2016 en 2017.

Wel zijn er vragen over het voorstel van de Commissie. Lidstaten delen de mening dat het Creatief Europaprogramma niet bedoeld is voor structurele subsidies zonder afweging met andere projectvoorstellen en grijpen terug op de afspraken van de Raad en het EP bij vaststelling van het Creatief Europaprogramma (2014–2020). Lidstaten roepen de Commissie op om het EP te betrekken bij het vinden van een oplossing.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

De Europese Commissie baseert de bevoegdheid voor het voorstel voor een verordening op artikel 167, lid 5, VWEU. Het betreft hier een ondersteunende, aanvullende bevoegdheid van de Unie (cultuur, artikel 6, onder c, VWEU). Op het gebied van cultuur kan de EU slechts stimuleringsmaatregelen vaststellen en alleen voor wat betreft de Europese dimensie ervan. Voor het overige blijven de lidstaten op dit gebied bevoegd. Artikel 167, lid 5, VWEU maakt het mogelijk om hiertoe wetgevingsmaatregelen te nemen. Op grond van dit artikel kunnen het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure (na raadpleging van het Comité van de Regio’s) stimuleringsmaatregelen aannemen. Er mogen geen harmoniseringsmaatregelen op grond van dit artikel worden genomen. Dit artikel biedt volgens Nederland een goede rechtsbasis voor het voorstel.

b) Subsidiariteit

De beoordeling van Nederland is positief. Het ligt voor de hand dit Europees Jeugd Orkest, bestaande uit jonge musici uit alle lidstaten van de Unie, op EU niveau te subsidiëren.

c) Proportionaliteit

De beoordeling van Nederland is negatief. Nederland acht de door de Commissie voorgestelde systematiek waarbij het EJO zonder beoordeling vooraf gefinancierd zou worden niet (op voorhand) de meest geschikte manier om te bereiken dat het EJO in de periode 2018–2020 structureel gefinancierd wordt. De door de Commissie voorgestelde wijziging gaat volgens Nederland in tegen de eigen systematiek van het Creatief Europaprogramma.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

Indien het huidige voorstel wordt aangenomen zal er minder budget overblijven vanuit het Creatief Europa programma van de Europese Commissie voor projectvoorstellen van culturele samenwerkingsprojecten in deelnemende landen, na aftrek van de bijdrage aan het EJO.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de Nederlandse begroting. Nederland is van mening dat de EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de EU-jaarbegroting. Eventuele budgettaire gevolgen voor de Nederlandse begroting worden ingepast binnen de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

Het voorstel heeft geen financiële consequenties voor bedrijfsleven en burger.

d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

Het voorstel zal voor zover bekend geen verzwaring van de administratieve lastendruk tot gevolg hebben.

e) Gevolgen voor concurrentiekracht

Het voorstel heeft voor zover bekend geen gevolgen voor de concurrentiekracht.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Geen consequenties voor nationale en decentrale regelgeving.

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

Niet van toepassing.

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

De voorgestelde datum voor inwerkingtreding van deze verordening is 1 januari 2018. Nederland voorziet geen problemen m.b.t. de haalbaarheid.

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Er is geen evaluatie- of horizonbepaling in het voorstel opgenomen. Dit is ook niet noodzakelijk nu de basisverordening van het Creatief Europaprogramma wel een dergelijke bepaling bevat.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

Geen implicaties voor uitvoering en/of handhaving.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Geen implicaties voor ontwikkelingslanden.


X Noot
1

Verslag OJCS-raad: Kamerstuk 21 501-34, nr. 264.

Naar boven