22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2308 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 februari 2017

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 6 fiches, die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche: Mededeling opbouwen van een Europese Data-Economie (Kamerstuk 22 112, nr. 2305);

Fiche: Verordening vervanging van de ePrivacyrichtlijn door een ePrivacyverordening (Kamerstuk 22 112, nr. 2306);

Fiche: Mededeling veiliger en gezonder werk voor iedereen (Kamerstuk 22 112, nr. 2307);

Fiche: Mededeling bescherming werknemers tegen carcinogene of mutagene agentia;

Fiche: Verordening bescherming persoonsgegevens in een geglobaliseerde wereld (Kamerstuk 22 112, nr. 2309);

Fiche: Verordening gegevensbescherming EU-instellingen (Kamerstuk 22 112, nr. 2310).

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Fiche: voorstel wijziging richtlijn Carcinogene en Mutagene stoffen

1. Algemene gegevens

a) Titel voorstel

Voorstel voor een Richtlijn van het Europees parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2004/37/EG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk.

b) Datum ontvangst Commissiedocument

10 januari 2017

c) Nr. Commissiedocument

COM (2017) 11

e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

SWD(2017) 7

f) Behandelingstraject Raad

Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (EPSCO)

g) Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

h) Rechtsbasis

Artikel 153, lid 2 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

i) Besluitvormingsprocedure Raad

Gekwalificeerde meerderheid

j) Rol Europees parlement

Medebeslissing

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

De Europese Commissie heeft een richtlijnvoorstel uitgebracht voor wijziging van Richtlijn 2004/37/EG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia1 op het werk. In 2016 is een eerste uitbreidingsvoorstel uitgebracht met grenswaarden voor elf nieuwe stoffen en aanscherping van 2 bestaande grenswaarden2. Hiervoor is een BNC-Fiche opgesteld3. Het nu voorliggende voorstel betreft een tweede uitbreiding.

Voor de meeste stoffen zijn er adviezen uit 2009–2016 van SCOEL (Europees Wetenschappelijk Comité grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia) om de grenswaarde aan te scherpen.

Doel van het voorliggende wijzigingsvoorstel is tweeledig. In de eerste plaats beoogt het voorstel de bescherming van de gezondheid van werknemers te verbeteren door de blootstelling aan carcinogene stoffen op de werkplek te verminderen. In de tweede plaats streeft de Commissie met het voorstel meer duidelijkheid te verschaffen aan werkgevers en werknemers en het Europese speelveld voor het bedrijfsleven eerlijker te maken.

Van de werkgerelateerde sterfgevallen in de Europese Unie wordt 53% toegeschreven aan kanker. Daarmee is kanker verreweg de belangrijkste oorzaak van sterfgevallen als gevolg van werk. Voor 2011 is berekend dat het in de Europese Unie gaat om ca. 102.500 doden4.

De Commissie gaf in haar eerste uitbreidingsvoorstel aan dat er 25 prioritaire chemische stoffen zijn waar ongeveer 20 miljoen werknemers in de EU aan worden blootgesteld. De stoffen uit het nu voorliggende voorstel vallen hier onder. Met een betere bescherming tegen de stoffen in dit voorstel zullen naar verwachting tussen nu en 2069 ongeveer 1.270 mensenlevens worden gered en ca. 90.000 gevallen van kanker voorkomen. De Commissie heeft in haar mededeling over gezond en veilig weken van 10 januari 2017 aangegeven dat nog een derde voorstel voor andere prioritaire stoffen voorzien is voor 20185.

Het huidige voorstel houdt o.a. in dat het proces waarbij sprake is van blootstelling aan minerale oliën die gebruikt zijn in interne verbrandingsmotoren of zijn gebruikt om bewegende delen in motoren te smeren of af te koelen, onder de werkingssfeer van de richtlijn 2004/37/EG wordt gebracht. Het voorstel omvat verder toevoeging van vijf stoffen met grenswaarden. Aan deze stoffen wordt ook een huidnotatie6 toegevoegd. De vijf nieuwe stoffen waarvoor grenswaarden worden opgenomen zijn: trichloorethyleen (TCE), 4,4»-methyleendianiline (MDA), epichloorhydrine, ethyleendibromide en ethyleendichloride (EDC). Daarnaast worden mengsels van polycyclische koolwaterstoffen die benzo(a)pyreen bevatten en kankerverwekkende stoffen zijn, aangemerkt met een huidnotatie.

De grenswaarden voor deze stoffen zijn gebaseerd op opinies van het tripartiete (sociale partners en overheden) Europese Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de werkplek. Wetenschappelijke adviezen van het SCOEL liggen hieraan ten grondslag. In het geval van epichloorhydrine, MDA en ethyleenbromide kon SCOEL geen gezondheidskundige veilige waarde afleiden en is de grenswaarde tevens gebaseerd op informatie en conclusies van nationale wetenschappelijke comités.

De grenswaarden zijn zogenaamde Binding Occuptional Exposure Limits (BOELs). Dat betekent dat lidstaten verplicht worden voor deze stoffen een grenswaarde vast te stellen. De grenswaarde mag wel strenger, maar niet soepeler zijn dan de waarde van de BOEL.

Op Europees niveau zijn er veel wettelijke regelingen die betrekking hebben op chemische stoffen. De belangrijkste op arboterrein zijn richtlijn 98/24/EG7 en de onderhavige richtlijn 2004/37/EG. Deze richtlijnen zijn complementair aan Verordening 1907/20068 (REACH). REACH legt de verantwoordelijkheid voor risicobeoordeling en informatievoorziening bij de toeleveringsketen. Richtlijn 2004/37/EG richt zich op risicobeoordeling van de werkplek en beroepsmatige blootstelling. Informatie uit REACH kan hierbij gebruikt worden.

Het onderhavige voorstel geeft ruimte aan lidstaten om normen vast te stellen of te handhaven die meer beschermend voor werknemers zijn. Verder geeft het voorstel flexibiliteit aan lidstaten om rekening te houden met de specifieke kenmerken van hun nationale situatie.

b) Impact assessment Commissie

In de effectbeoordeling van het voorstel is voor alle stoffen afzonderlijke nagegaan wat het effect is ten opzichte van de huidige situatie (geen actie door de EU), vaststelling van de door het Raadgevend Comité overeengekomen waarden en soms ook de optie van hogere of lagere grenswaarden.

Deze laatste opties zijn meegenomen voor individuele stoffen als er adviezen waren van het SCOEL voor hogere of lagere grenswaarden, er gegevens zijn van bestaande grenswaarden in lidstaten of buiten de EU vastgestelde grenswaarden. Ook is gekeken naar de mogelijkheid voor andere opties voor regelgeving zoals handleidingen en zelfregulering. Geconcludeerd werd echter dat deze maatregelen niet substantieel bijdragen aan het voorkomen van blootstelling aan carcinogene of mutagene stoffen voor werknemers. Regelgeving met een vermelding van stoffen en grenswaarden geeft duidelijkheid voor werkgever en werknemer en maakt het beheersen van de risico’s van blootstelling op de werkplek mogelijk.

De Commissie is op basis van de effectbeoordeling gekomen tot opname van vijf stoffen en grenswaarden in bijlage III van het voorstel.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Het kabinet hecht zeer aan gezond en veilig werken. Richtlijn 2004/37/EG is geïmplementeerd in de Nederlandse Arboregelgeving. Artikel 4.16 van het Arbeidsomstandighedenbesluit bepaalt dat er grenswaarden voor blootstelling aan kankerverwekkende of mutagene stoffen kunnen worden vastgesteld.

Nederland heeft niet alleen de grenswaarden van richtlijn 2004/37/EG geïmplementeerd, maar heeft sinds de jaren «90 aanvullend nationale grenswaarden vastgesteld. Het betreft een met sociale partners afgestemd beleid waarbij wettelijke grenswaarden worden vastgesteld.

Deze wettelijke grenswaarden zijn gebaseerd op een gezondheidskundige onderbouwing, in de meeste gevallen door de Gezondsheidsraad. De Gezondheidsraad adviseert een waarde op een gezondheidskundig veilig niveau of, als dat niet kan (wat bij de meeste kankerverwekkende stoffen het geval is), zogenaamde risicogetallen (de waarde geeft dan een bepaald, laag, risico aan op het krijgen van kanker). Als de Gezondheidsraad risicogetallen geadviseerd heeft, wordt vervolgens door de SER beoordeeld of het gewenste lage risiconiveau haalbaar is.

Naast de wettelijke grenswaarden geldt de verplichting dat, als er geen wettelijke grenswaarde geldt, de werkgever zelf een grenswaarde moet vaststellen waar hij de risico’s aan toetst.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Het kabinet is groot voorstander van dit voorstel. Hiermee wordt de bescherming van werknemers aan de blootstelling van carcinogene en mutagene stoffen verbeterd binnen de Europese Unie. Ook draagt het voorstel bij aan een meer gelijk speelveld binnen de Europese Unie. Afgelopen jaren heeft het kabinet, samen met andere lidstaten en Nederlandse werkgevers- en werknemersvertegenwoordiging, herhaaldelijk aan de Europese Commissie verzocht om een substantiële uitbreiding van het aantal stoffen met grenswaarden in de Europese richtlijn.

Het kabinet is positief over de huidige uitbreiding zo kort na het uitbreidingsvoorstel van 2016. Nederland is daarentegen teleurgesteld over het relatief beperkt aantal stoffen waarvoor een grenswaarden wordt voorgesteld in dit voorstel. Nederland had bijvoorbeeld graag ook grenswaarden voorgesteld gezien voor dieselmotoremissies, benzo(a)pyreen en MOCA (4,4, methyleen bis 2 chlooraniline).

Nederland streeft naar uitbreiding van het aantal stoffen (waaronder bovengenoemde) met grenswaarden op Europees niveau totdat een substantiële bescherming tegen de blootstelling aan kankerverwekkende stoffen voor werknemers bereikt is.

Nederland kijkt derhalve uit naar de aangekondigde derde uitbreidingsset van de Commissie in 2018. De Commissie heeft aangegeven dat hier ook actualisering van de grenswaarde van een aantal stoffen die al onder de richtlijn valt zal plaatsvinden naar aanleiding van recent wetenschappelijk onderzoek. De Commissie schat in dat met uitvoering van de grenswaarden van dit onderhavige voorstel 69 tot 82% van de blootgestelde werknemers onder verbeterde rechtsbescherming van de regelgeving valt.

Voor de stof trichloorethyleen heeft Nederland nog geen grenswaarde. Nederland kan voor deze stof een grenswaarde invoeren conform de nationale praktijk.

Voor de overige vier van de vijf voorgestelde stoffen in het voorstel heeft Nederland grenswaarden die strenger zijn. Daarvoor is geen implementatie meer nodig.

Voor deze stoffen vindt Nederland dat een lagere (strengere) grenswaarde wenselijk is vanuit het oogpunt van betere bescherming van werknemers, een meer gelijk speelveld en een betere overeenstemming met de blootstellingswaarden die onder de REACH-verordening gehanteerd worden.

Nederland vindt het echter ook van groot belang dat er voortgang wordt gemaakt op het dossier en dat in ieder geval als eerste stap snel een grenswaarde wordt gesteld.

Het kabinet ontvangt graag meer informatie over de vraag hoe grenswaarden onder deze richtlijn zich formeel verhouden tot blootstellingswaarden zoals die gehanteerd worden onder de REACH-verordening. Het kabinet is van mening dat REACH en OSH complementair zijn en dat indien er in het kader van OSH een grenswaarde bepaald wordt, dit niet betekent dat REACH buiten werking gesteld kan worden. Dit geldt met name voor de REACH-instrumenten autorisatie en restrictie. Nederland ziet daarom met belangstelling uit naar de door de Commissie aangekondigde richtsnoeren hiervoor. Zie ook het BNC-fiche inzake de Commissiemededeling «Veiliger en gezonder werken voor iedereen» (com,2017, 12).

Nederland heeft voor polycyclische koolwaterstoffen die benzo(a)pyreen bevatten en als kankerverwekkende stoffen zijn aangemerkt, reeds een huidnotatie. De overige zes voorgestelde huidnotaties zijn nieuw. Deze geven aan dat ook adequate maatregelen tegen huidblootstelling moeten worden genomen. Dit verduidelijkt de reeds bestaande verplichtingen van de werkgever.

Het voorstel om werkzaamheden waarbij sprake is van blootstelling aan oliën die eerder in interne verbrandingsmotoren zijn gebruikt om bewegende delen van de motor te smeren en af te koelen onder de werkingssfeer van de richtlijn 2004/37/EG te brengen, heeft geen grote consequenties voor Nederland. Minerale oliën die niet of matig geraffineerd zijn voldoen al aan de criteria voor indeling als carcinogeen. De Gezondheidsraad heeft vastgesteld dat op alle minerale basisoliën en afgeleide producten, de risicogetallen voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen en de gekoppelde huidnotatie van toepassing zijn. Gebruikte motoroliën bevatten hoge gehaltes aan de stof benzo(a)pyreen, die in Nederland als kankerverwekkend is geclassificeerd. Daarmee vallen ze in principe al onder het Nederlandse regiem voor kankerverwekkende stoffen. Wel is het zo dat gebruikte oliën nog niet expliciet als zodanig geclassificeerd zijn in Nederland. Het is daarom mogelijk dat bedrijven zich nu voor het eerst met de verplichtingen die het werken met gebruikte motoroliën met zich meebrengt, geconfronteerd zien.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

In het Europese raadgevend Comité Veilig en Gezond Werken (bestaande uit overheden en sociale partners) bestaat steun voor de waarden die nu door de Commissie in het voorstel zijn opgenomen. Uit de eerste raadswerkgroep bleek dat er in algemene zin een brede steun is bij lidstaten voor aanpassing van deze richtlijn en de uitbreiding van het aantal grenswaarden. Over de stoffen in dit voorstel zijn lidstaten overwegend positief. Een deel van de lidstaten heeft geen grenswaarden of minder vergaande grenswaarden voor een aantal stoffen uit het voorstel; maar ook bij deze lidstaten zijn tot nu toe niet veel bezwaren geuit tegen de Commissievoorstellen. Een aantal lidstaten heeft lagere grenswaarden en vindt dat dit voorstel niet aansluit bij de huidige wetenschappelijke kennis. Het Europees parlement heeft zich in 2015 in algemene zin uitgesproken voor uitbreiding van het aantal stoffen met grenswaarden in deze richtlijn.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

De Commissie baseert de bevoegdheid van de EU op artikel 153, lid 2 van het Verdrag betreffende werking van de Europese Unie (VWEU). Het kabinet is van oordeel dat dit de juiste rechtsbasis is.

b) Subsidiariteit

Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit van het voorstel positief. In de kaderrichtlijn 89/391/EEG is de bescherming van veiligheid en gezondheid van werknemers op het werk geregeld. Richtlijn 2004/37/EG valt onder de werking van de kaderrichtlijn. De risico’s voor werknemers van blootstelling aan kankerverwekkende en mutagene stoffen is gelijk in de EU. Op dit moment bestaan er grote verschillen tussen de Europese lidstaten in het aantal kankerverwekkende stoffen waarvoor op nationaal niveau grenswaarden zijn vastgesteld. Dit varieert tussen de huidige drie stoffen met Europese grenswaarden tot meer dan 80 stoffen en stofgroepen. Ook de hoogte van de grenswaarden verschilt aanzienlijk. Daardoor verschilt het beschermingsniveau van werknemers per lidstaat. Ook het Europees speelveld voor bedrijven verschilt daardoor. Uitbreiding van het aantal stoffen met grenswaarden en grotere harmonisatie wat betreft de hoogte van de grenswaarden in de Europese regelgeving is daarom noodzakelijk.

c) Proportionaliteit

Het kabinet beoordeelt de proportionaliteit als positief. Het doel van betere werkomstandigheden en minder gevallen van kanker door werk kan bereikt worden door de te nemen maatregelen. Bij de voorgestelde waarden zijn de sociaaleconomische haalbaarheidsfactoren in aanmerking genomen na lang en intensief overleg met alle belanghebbenden (werkgevers, werknemers, overheden). Lidstaten kunnen indien nodig nationaal nog strengere grenswaarden stellen.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

Het voorstel heeft betrekking op maatregelen die werkgevers en lidstaten moeten nemen. Er zijn geen consequenties voor de EU begroting.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

De financiële consequenties voor de overheid zijn naar verwachting op termijn positief. Een verbetering van de veiligheid en gezondheid van werknemers heeft een positief effect op sociale zekerheidskosten en kosten voor de gezondheidszorg (in beide gevallen dalend). Het betreft hier kosten door ziekteverzuim, arbeidsongevallen en arbeidsongeschiktheid. Baten als gezondheidswinst en verminderde kosten voor gezondheidszorg en ziekteverzuim zullen naar verwachting pas na 2040 ontstaan vanwege de lange incubatietijd bij blootstelling aan kankerverwekkende stoffen. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

De invoering van EU brede grenswaarden heeft voordelen voor de werknemer en het bedrijfsleven. Het aantal vermijdbare gevallen van werkgerelateerde kanker en de hiermee gepaard gaande economische gevolgen zou verder kunnen worden voorkomen.

In de effect beoordeling van de Commissie is aangegeven dat voor de meeste stoffen naleving van het voorstel slechts tot kleine aanpassingen in ondernemingen leidt. De hoogste kosten worden verwacht voor maatregelen m.n. tegen blootstelling aan trichloorethyleen als het gaat om investering in gesloten systemen. Dit is echter op grond van andere EU regelgeving (REACH en de richtlijn Emissies van Oplosmiddelen) en vrijwillige afspraken in de industrie voor een deel van de bedrijven al praktijk. In totaal zou een investering van bedrijven in de hele EU van tussen de 154 en 257 miljoen nodig zijn tot 2069, dit is slechts max. 5 miljoen per jaar voor de totale EU.

De Commissie verwacht dat er geen effect is op de concurrentiekracht van bedrijven. De kosten zijn verwaarloosbaar in vergelijking tot de waardetoename van de sector. Het voorstel leidt niet tot administratieve lasten.

Bedrijven zijn ook nu al verplicht maatregelen tegen blootstelling aan de kankerverwekkende stoffen te nemen indien dit technisch haalbaar is. Voor de meeste voorgestelde stoffen in het voorstel heeft Nederland grenswaarden die even hoog of strenger zijn. Daarvoor is geen verdere implementatie meer nodig en zijn er geen financiële kosten voor het Nederlandse bedrijfsleven. Er zijn geen financiële consequenties voor burgers.

d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

Het kabinet verwacht geen gevolgen voor de regeldruk voor burgers. De gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor de overheid en het bedrijfsleven zijn naar verwachting beperkt. Het onderbrengen van gebruikte motorolie in de scope van de richtlijn maakt duidelijk dat de verplichtingen op het gebied van kankerverwekkende stoffen van toepassing zijn, waaronder bijvoorbeeld registratie van personen die met de stoffen werken. Deze verplichting geldt ook nu al voor het in gebruikte motoroliën aanwezige benzo(a)pyreen. De verplichting geldt nu ook expliciet voor werken met gebruikte motoroliën hetgeen bewustwording in de hand kan werken. Het is mogelijk dat bedrijven zich nu door dit voorstel pas realiseren dat de verplichtingen van het regiem voor kankerverwekkende stoffen van toepassing zijn. Deze bedrijven zullen deze nu moeten incorporeren, waaronder o.a. het opzetten van de persoonsregistratie. Dit zal leiden tot administratieve lasten; deze lasten vallen niet ten deel aan onderhavig voorstel, maar hadden eerder al gemaakt moeten zijn. Het is niet bekend hoeveel bedrijven in deze categorie vallen.

Voor trichloorethyleen, waarvoor Nederland nog geen grenswaarde heeft, betekent de implementatie een kleine lastenverlichting voor bedrijven, aangezien werkgevers dan niet meer zelf een grenswaarde hoeven vast te stellen.

e) Gevolgen voor concurrentiekracht

Met dit richtlijnvoorstel komt er in toenemende mate een gelijk Europees speelveld voor ondernemingen voor wat betreft de bescherming van de veiligheid en gezondheid van werknemers. Voor landen waar het merendeel van de voorgestelde waarden eveneens worden gehanteerd, heeft dit voorstel geen noemenswaardig effect op het externe concurrentievermogen van Europese bedrijven. Voor landen waar echter minder strenge waarden gelden dan die de Commissie voorstelt, kan de concurrentiepositie van Europese bedrijven verslechteren.

Aangezien Nederland voor veel stoffen uit het voorstel al lage grenswaarden heeft, komt dit voorstel in Europees opzicht ten goede aan de Nederlandse concurrentiekracht.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Nationale regelgeving zal in overeenstemming moeten worden gebracht met de verplichtingen die uit de richtlijn voortvloeien. Dit betekent een beperkte aanpassing van bijlage XIII (stoffenlijst) bij de Arbeidsomstandighedenregeling (een nieuwe grenswaarde en enkele aanvullende huidnotaties) voorafgegaan door de reguliere besluitvormingsprocedure.

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan Het voorstel bevat geen gedelegeerde bevoegdheden voor de Commissie.

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

De bepalingen van de voorgestelde richtlijn moeten uiterlijk 2 jaar na inwerkingtreding van de richtlijn van kracht worden. Deze periode is lang genoeg voor een nationale implementatie van de grenswaarde met inachtneming van onze nationale praktijken (actuele wetenschappelijke onderbouwing en waar van toepassing een SER advies). Volgens het richtlijnvoorstel treedt de richtlijn in werking 20 dagen na bekendmaking in het publicatieblad.

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

De voorgestelde richtlijn voorziet in een evaluatie niet later dan 5 jaar na inwerkingtreding van de richtlijn. Dit kan het kabinet steunen.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

De inspectie SZW houdt toezicht op de naleving van de Arbeidsomstandighedenwet. De uitbreiding van het aantal stoffen met grenswaarden en huidnotaties op Europees niveau geeft ook meer duidelijkheid voor toezichthouders in Europa bij de handhaving van de arbeidsomstandighedenregelgeving. De Inspectie SZW gaat bij haar handhavingsbeleid uit van wettelijke grenswaarden of van de verplichting dat de werkgever private grenswaarden moet stellen. De nieuwe grenswaarde voor trichloorethyleen zal naar verwachting geen extra benodigde inspectiecapaciteit met zich meebrengen. Indien het gewenst zou worden dat Inspectie SZW specifiek op deze afzonderlijke stoffen gaat inspecteren, dan zou hiervoor door herprioritering inspectiecapaciteit beschikbaar moeten komen. Dit ligt echter niet in de verwachting.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Het voorstel beperkt zich tot een verplichting voor Europese werkgevers en werknemers. Er zijn geen implicaties voor ontwikkelingslanden.


X Noot
1

Een carcinogene stof kan kanker veroorzaken bij een blootgestelde persoon. Een mutagene stof kan een effect hebben op het DNA of de vruchtbaarheid van de blootgestelde persoon.

X Noot
2

COM (2016) 248

X Noot
3

BNC-Fiche Kamerstuk 22 112, nr. 2159.

X Noot
4

Impact Assessment – SWD (2017) 7.

X Noot
5

COM (2017) 12

X Noot
6

Stoffen waarvoor bescherming van de huid noodzakelijk is.

X Noot
7

Richtlijn 98/24/EG betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico’s van chemische agentia op het werk

X Noot
8

Verordening 1907/2006 inzake registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH).

Naar boven