22 112
Ontwerprichtlijnen Europese Commissie

26 466
Institutionele vormgeving van het toezicht op de financiële marktsector

26 676
Informatieverstrekking aan de consument van financiele diensten

nr. 209
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 9 oktober 2001

De vaste commissie voor Financiën1 heeft op 25 september 2001 overleg gevoerd met minister Zalm van Financiën over:

Ontwerprichtlijn beleggingsdiensten (22 112, nr. 187);

Marktverkenning beleggingsverzekeringen 2000 (Fin-01-160);

Informatieverstrekking aan de consument van financiële diensten (26 676, nr. 4);

Vormgeving toezicht betalings- en effectenafwikkeling (27 400-IXB, nr. 28);

Consultatienota «Bemiddeling in financiële diensten» (Fin-01-399);

Nota effectentypisch gedragstoezicht op de financiële marktsector (26 466, nr. 5).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA) onderschrijft dat de voorgestelde uitbreiding van het effectentypisch gedragstoezicht tot de gehele financiële marktsector het waarborgen van integer gedrag zal bevorderen, maar spreekt, mede naar aanleiding van de aanslagen in de VS, haar bezorgdheid uit over de volgende punten:

– Is de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) qua deskundigheid en qua menskracht inmiddels voldoende uitgerust voor de uitbreiding van haar taken?

– De indruk bestaat dat het OM onvoldoende in staat is om het toenemende aantal aangiften door de STE in een aanvaardbaar tempo af te handelen. Hoe zal dit probleem, samen met de minister van Justitie, worden opgelost?

De aanslagen in de VS hebben opnieuw de noodzaak aangetoond van optimale internationale regelgeving ten aanzien van het toezicht op de integriteit van de financiële sector. Er moet immers voorkomen worden dat criminele en terroristische activiteiten gefinancierd worden door exponenten uit de financiële wereld; bovendien heeft financiële instabiliteit grote gevolgen voor kwetsbare mensen en arme landen. Daarom moeten de in het vooruitzicht gestelde integriteitscodes niet alleen gelden voor banken, maar voor alle financiële instellingen. Wanneer zal de Kamer overigens worden geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek naar de Soehartogelden?

Initiatieven op Europees niveau verdienen de voorkeur, maar zolang de problemen over het bankgeheim niet zijn opgelost, moet naar andere oplossingen worden gezocht. Nederland zou de integriteit van de internationale financiële markten bijvoorbeeld kunnen bevorderen via bilaterale integriteitsverdragen met ieder land dat een hoog niveau van integriteit wenst te garanderen. Daarnaast zou hulp geboden kunnen worden aan landen die steun nodig hebben bij het verhogen van het integriteitsgehalte van de financiële markt.

Er moeten betere instrumenten ontwikkeld worden om de transparantie van de internationale geldstromen te vergroten, zodat onregelmatigheden, betrokkenheid bij misdadige activiteiten en de daarbij betrokken personen of instellingen kunnen worden achterhaald. In dit verband vraagt mevrouw Witteveen de minister om de Kamer te informeren over de inmiddels bestaande regelgeving, de effectiviteit daarvan en de mogelijke verdere verbeteringen van de nationale en internationale transparantie van het geldverkeer. Daarnaast vraagt zij om een inventarisatie van de bestaande internationale verdragsmatige verplichtingen met betrekking tot terrorismebestrijding, inclusief de onderlinge samenhang tussen die verdragen. De uitvoering van twee VN-verdragen uit 1997 en 1999, die ook betrekking hebben op de financiële sector, vergt in ieder geval zeer spoedig voorstellen voor wettelijke maatregelen. Waarom is er zo lang gewacht met de ratificatie van die verdragen en met het voorstellen van wettelijke maatregelen? De VN vormen op dit punt een belangrijk instrument, omdat via de VN veel meer landen bij maatregelen kunnen worden betrokken dan via andere gremia.

De invoering van de financiële bijsluiter bij financiële diensten is een goede zaak, maar waarom heeft die invoering zo lang op zich laten wachten? Zal dit instrument inderdaad per 1 januari 2002 worden ingevoerd? Omdat het brutovergelijkingsrendement een te vaag criterium is om de marktwerking in de financiële sector en de keuzevrijheid voor de consument te bevorderen, zou uit de financiële bijsluiter ook moeten blijken wat er wordt betaald voor de inschakeling van een tussenpersoon, zodat duidelijk wordt welke tussenpersoon het goedkoopst is.

Er zijn signalen dat de Europese Commissie steeds kritischer over de ontwerprichtlijn beleggingsdiensten oordeelt. Klopt dat? Wat vindt de minister zelf van de toenemende spanning tussen enerzijds «home-based» toezicht en anderzijds verdere harmonisatie en een marginale rol van de toezichthouder in het gastland?

Tot slot informeert mevrouw Witteveen met betrekking tot het toezicht op de betalings- en effectenafwikkeling naar de ervaringen met Clearnet, waarin de centrale clearing binnen Euronext per 1 februari 2001 is samengevoegd. Hoe zal met betrekking tot de effectenafwikkeling de taakverdeling tussen de STE en De Nederlandsche Bank (DNB) geregeld worden en welke rol zal de Raad van financiële toezichthouders (RFT) spelen?

Mevrouw Voûte-Droste (VVD) benadrukt dat het in het belang is van zowel de beleggers als de financiële instellingen dat de wet- en regelgeving inzake het nationale en internationale toezicht tegen het licht wordt gehouden. De aangekondigde uitbreiding van het effectentypisch gedragstoezicht naar alle financiële instellingen die op de effectenmarkten actief zijn, is van groot belang voor het realiseren van een dekkend toezicht. Door de aanslagen in de VS is dit punt extra actueel: de recente omvang van de handel in put-opties van luchtvaartmaatschappijen wekt de indruk dat er sprake was van voorkennis. De privacy moet in acht worden genomen, maar goed toezicht op de financiële sector en actieve medewerking (via een verbeterde informatie-uitwisseling over opmerkelijke transacties) aan de Amerikaanse financiële taskforce inzake terrorismebestrijding is noodzakelijk. Zal de opsporing van financiële transacties van terroristische organisaties voortvarend ter hand worden genomen en welke activiteiten zullen worden ondernomen ter bestrijding van financiële criminaliteit? Is het bijvoorbeeld mogelijk om beurshandelaren tijdelijk substantiële ongebruikelijke transacties actief te laten melden?

De STE spoort steeds meer voorkenniszaken op, maar vervolgens stokt de rechtsvervolging door het OM. Een substantiële kwalitatieve en kwantitatieve versterking van het OM is dus dringend noodzakelijk.

Het vermoeden van financiële transacties door terroristische organisaties vergroot de noodzaak van opheffing van het bankgeheim in Oostenrijk en Luxemburg. Ook koersmanipulaties dienen via duidelijke wetgeving te worden aangepakt. Wanneer zal die wetgeving totstandkomen?

Voorlopig hebben de Europese ministers van Financiën de problemen tussen luchtvaart- en verzekeringsmaatschappijen adequaat opgelost door een garantstelling van een maand, maar dat moet niet veel langer duren, want de verzekerings- en luchtvaartmaatschappijen moeten dit probleem zelf oplossen. De verzekeringssector heeft immers ook de taak om de financiële stabiliteit te handhaven.

Tegenover het belang van het Europese paspoort en de euro voor het faciliteren van de handelssystemen staat het risico dat een partij in problemen komt als de wederpartij haar verplichtingen niet nakomt. Daarom is een wetsvoorstel aangekondigd inzake het toezicht op de afwikkelsystemen, maar integratie van dit punt in bestaande wetten lijkt functioneler.

Ten behoeve van de transparantie van de kostenstructuur en het uiteindelijke rendement van de belegging is de financiële bijsluiter zeer nuttig voor de consument. Verder uitstel van de invoering van dit instrument moet daarom worden voorkomen. De financiële bijsluiter zou ook verplicht moeten zijn voor hypotheken en tussenpersonen in het verzekeringswezen, mede omdat de marktwerking tussen tussenpersonen niet goed schijnt te werken; het toezicht op deze tussenpersonen moet overigens sowieso goed worden geregeld.

Mevrouw Giskes (D66) benadert de moeilijk te doorgronden markt van financiële diensten vooral vanuit de optiek van de consument, die vaak veel geld aan die diensten uitgeeft en er lang aan vast zit. De overheid moet er daarom via goed toezicht voor zorgen dat die markt en de informatieverstrekking aan de consument goed functioneren. Het is daarom te betreuren dat de discussie over de juiste wijze van informatieverstrekking over de kosten en rendementen van financiële diensten zolang duurt. Bovendien zijn diverse aspecten nog steeds onduidelijk:

– Wat moet precies in de financiële bijsluiter worden opgenomen? Het is cruciaal dat in ieder geval de kosten van het product duidelijk worden aangegeven.

– Waar komt de grens te liggen tussen «complexe» producten, waarbij een financiële bijsluiter verplicht is, en «niet-complexe» producten?

– Waarom wordt het niet verplicht om de financiële bijsluiter schriftelijk aan de potentiële klant te leveren?

– Waarom kunnen bepaalde producten vrijstelling krijgen van de verplichting om een financiële bijsluiter te leveren?

– Zal de financiële bijsluiter niet te omvangrijk worden?

– Klopt het dat de verplichting pas per 1 juli 2002 zal ingaan?

Ten behoeve van de informatieverschaffing aan de consumenten zou het gebruik van de telefonische toezichtslijn overigens kosteloos moeten worden.

Naar aanleiding van de voorgenomen splitsing tussen het prudentiële toezicht en het effectentypisch gedragstoezicht vraagt mevrouw Giskes of DNB en de STE nevenschikkende en onafhankelijk werkende instanties zullen zijn of dat er sprake zal zijn van een bepaalde hiërarchie. Binnen de EU is in dit verband besloten dat instellingen vooral onder toezicht staan van het land waar zij thuishoren, maar is dat bij internationale bedrijven wel altijd makkelijk af te bakenen?

Omdat het heel slecht is voor het vertrouwen in de financiële markt en voor het rechtsgevoel als aan het OM gemelde financiële criminaliteit niet wordt vervolgd, verzoekt mevrouw Giskes de minister om de Kamer voor 1 december een plan van aanpak te zenden met betrekking tot de blijkbaar bij het OM bestaande problematiek.

Het is schrikbarend dat het pas na de aanslagen in de VS mogelijk blijkt te zijn om te weten welke personen en bankrekeningen bij terrorisme zijn betrokken en om die bankrekeningen direct te blokkeren. Waarom is dat niet eerder gebeurd?

Voorkomen moet worden dat het toezicht op tussenpersonen tussen wal en schip valt. Tot nu toe zijn immers nog nooit tussenpersonen op hun handelwijze aangesproken. Wanneer zal de tussentijdse evaluatie van de wijziging van de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf (WABB) plaatsvinden? Wordt het sluiten van een aansprakelijkheidsverzekering verplicht voor tussenpersonen, zodat de consumenten beter beschermd zijn?

De heer Wijn (CDA) vraagt waarom het zolang heeft geduurd totdat financiële bijsluiters bij financiële producten verplicht worden. De consument moet die producten immers kunnen vergelijken aan de hand van de risico's, de mogelijke rendementen en de kosten. De financiële bijsluiter moet voor zoveel mogelijk financiële producten worden ingevoerd, ook voor hypotheken. Wordt met consumentenorganisaties overleg gevoerd om tot een begrijpelijke financiële bijsluiter te komen? Als zelfregulering toch niet het gewenste resultaat oplevert, zal wetgeving noodzakelijk zijn.

Het is duidelijk dat het OM het toenemende aantal aangiften door de STE niet snel genoeg kan verwerken. Is dat een financieel probleem of een kwalitatief probleem? Of hangt dit samen met het juridisch instrumentarium waarmee het OM moet werken, bijvoorbeeld de mede door de exacte juridische delictsomschrijvingen van «voorkennis» en «koersmanipulatie» moeilijke aantoonbaarheid daarvan? Het is inderdaad gewenst om op dit punt voor 1 december een plan van aanpak uit te brengen, maar wat wordt op dit moment al aan dit probleem bij het OM gedaan?

De momenteel onderzochte institutionele vormgeving van het toezicht lijkt erg op het Australische model. Waarom is dat model niet eerder aan de orde geweest en waarom is eerst gekozen voor de tussentijdse constructie van de RFT? Heeft die keuze niet alleen maar tot vertraging geleid? De indruk bestaat overigens dat er al besloten is tot een splitsing tussen het prudentiële toezicht en het effectentypisch gedragstoezicht, maar de modellen moeten goed worden vergeleken en er moet vooral niet worden afgeweken van de rest van Europa.

De aanslagen in de VS en het nieuwe verschijnsel van «kosteloos terrorisme» op basis van voorkennis over die aanslagen hebben opnieuw aangetoond hoe belangrijk internationale samenwerking is. Het is daarom van groot belang dat de desbetreffende rekeningen bevroren worden, dat de winsten worden afgenomen en dat de transacties zo mogelijk worden teruggedraaid. Welke activiteiten worden daartoe ondernomen, wat wordt er precies uitgezocht en hoe verloopt de samenwerking met de VS? Hoe zal in de toekomst structureel met dit punt worden omgegaan? Welke groepen binnen de financiële dienstverlening maken op basis van de Wet melding ongebruikelijke transacties melding van ongebruikelijke transacties?

Het antwoord van de minister

De minister onderschrijft dat door de aanslagen in de VS en de financiering daarvan met heel andere ogen naar de financiële sector wordt gekeken. Onderzoek door de STE heeft echter gelukkig uitgewezen dat de handel in put-opties KLM niets te maken heeft gehad met terrorisme, voorkennis of vermoedens; het gaat om een betrouwbare koper. Ook ten aanzien van andere fondsen bestaan op dit moment geen aanwijzingen dat via de AEX met voorkennis is gehandeld.

De VN hebben een «Taliban-comité», dat bevoegd is om vast te stellen welke instellingen betrokken zijn bij terrorisme en dat al in december 2000 via internet een lijst heeft gepubliceerd die wereldwijd van toepassing is en die steeds geactualiseerd wordt. Die lijst is door de EU omgezet in een richtlijn die in februari 2001 rechtstreekse werking heeft gekregen. Alle tegoeden van instellingen en personen die op die lijst staan, kunnen dus zonder tussenkomst van het OM of de rechter direct worden bevroren. Uit deze bijzondere constructie blijkt dat de ernst van de desbetreffende crimineel-terroristische organisatie door de VN wordt erkend. Daarnaast beschikken de toezichthouders over een veel grotere FBI-lijst met verdachte personen en instellingen. Alle EU-lidstaten zullen aan de hand van die lijst nagaan of bij hun financiële instellingen transacties hebben plaatsgevonden met die personen of instellingen. In Nederland voeren DNB en, bij de effectenhandelaren, de STE dit onderzoek uit, waarbij het onderzoek door DNB zich op vrijwillige basis ook richt op niet onder toezicht gestelde financiële instellingen, zoals trustkantoren. Beide financiële toezichthouders kaarten dit aspect ook aan in Europees verband. Daarnaast is er uiteraard het reguliere politionele netwerk, waarmee geprobeerd wordt om criminelen en criminele geldstromen te traceren. Al deze activiteiten vinden plaats in nauwe samenwerking met de Amerikaanse autoriteiten.

Ook op het punt van de wetgeving zijn diverse ontwikkelingen gaande:

– Bij de Eerste Kamer ligt een wetsvoorstel tot strafbaarstelling van het delict «witwassen». Het Meldpunt ongebruikelijke transacties is overigens uitgebreid en er zijn zogenaamde «hit and run»-teams ingevoerd, die onmiddellijk kunnen ingrijpen als een witwasactiviteit plaatsvindt. De ten aanzien van het witwassen bestaande kwetsbaarheden van toondereffecten worden geanalyseerd door een werkgroep en bij de Belastingdienst bestaat sinds 1 januari 2001 een kenniscentrum inzake witwassen.

– Bij de Tweede Kamer ligt een wetsvoorstel dat de handelaren van goederen van grote waarde onder de Wet MOT brengt.

– In voorbereiding is een wetsvoorstel om het toezicht op geldtransactiekantoren aan te scherpen.

– Bij de Raad van State ligt een wetsvoorstel tot actualisatie en harmonisatie van toezichtswetgeving ten aanzien van alle financiële instellingen. Dat wetsvoorstel heeft ook betrekking op het integriteitsaspect van de activiteiten van de financiële instellingen. Op basis daarvan moeten alle financiële instellingen zich vergewissen van de aard van de klant («customer due diligence») en krijgen de toezichthouders bevoegdheden om op dat punt aanwijzingen en richtlijnen te geven. Aan de beurshandelaren is overigens al gevraagd om alert te zijn op ongebruikelijke transacties; zij zijn daar graag toe bereid.

– Bij de Raad van State ligt een wetsvoorstel over melding van ongebruikelijke transacties door de douane aan het Meldpunt ongebruikelijke transacties.

– Bij de ministerraad ligt een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet identificatie financiële dienstverlening om de identificatie van bankrekeningen aan te scherpen.

– Er zal regelgeving worden gemaakt op basis waarvan ook de momenteel niet onder toezicht gestelde instellingen onder toezicht zullen worden gesteld, met name vanwege het steeds belangrijker wordende integriteitsaspect.

Op internationaal terrein is de Financial Action Task Force (FATF) van de OECD een zeer belangrijk instrument om op het punt van criminele geldstromen in alle landen gelijke normen te realiseren. Verdere uitbreiding van het werkterrein van de FATF, waarin Nederland traditioneel een actieve rol vervult, is daarom vruchtbaarder voor het toezicht op de integriteit dan het sluiten van bilaterale verdragen; Nederland verschaft overigens wel hulp aan landen die daar op dit terrein behoefte aan hebben. Alle bij de FATF aangesloten landen moeten voldoen aan de FATF-richtlijnen, die regelmatig worden aangescherpt. Zaken die in het kader van de FATF-richtlijnen kunnen worden opgepakt, zijn bijvoorbeeld: het verplichte onderzoek naar de «customer due diligence», het maken van afspraken over bevriezing en confiscatie van rekeningen, de mogelijkheid van sancties tegen niet-coöperatieve landen, de aanpak van het witwassen via de niet-financiële sectoren en de aanpak van dubieuze activiteiten van rechtspersonen.

Daarnaast is het mogelijk om zaken in het kader van de EU, de OESO, de Wereldbank of het IMF aan te pakken. De VN zijn daarvoor over het algemeen minder geschikt door de geringe besluitvaardigheid en doordat zij geen gremium voor de ministers van Financiën zijn. In dit verband zegt de minister toe dat hij zal nagaan of de VN-verdragen op het punt van terrorismebestrijding ook relevant zijn voor de financiële sector. Indien dat het geval is, zal hij op dat punt aandringen op implementatie.

De noodzaak van opsporing van crimineel-terroristische geldstromen vormt geen extra argument voor afschaffing van het bankgeheim in Oostenrijk en Luxemburg. Op het punt van strafrechtelijk onderzoek levert het bankgeheim immers geen problemen op, want ook Oostenrijk en Luxemburg leveren de benodigde informatie als aannemelijk kan worden gemaakt dat de betrokkene een crimineel is. Luxemburg en Oostenrijk voldoen bovendien aan de FATF-richtlijnen. De Kamer zal worden geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek naar de Soehartogelden.

Er is nog een kleine verdere uitbreiding van de STE nodig, maar zij kan haar taken al wel aan, mede omdat zij kwalitatief goede medewerkers heeft kunnen aantrekken. De afhandeling door het OM is inderdaad een probleem: de STE ziet te weinig gebeuren met haar meldingen en de rechtbanken krijgen geen zaken. In het kader van de integriteitsnota is de capaciteit van het OM en de rechterlijke macht behoorlijk uitgebreid. Het is dan ook onduidelijk waarom het OM te weinig zaken voor de rechtbank brengt. Het OM heeft in ieder geval geen financiële claims ingediend ten behoeve van verdere uitbreiding. De minister zegt toe dat hij, indien mogelijk voor 1 december 2001, de Kamer samen met de minister van Justitie zal informeren over wat sinds de integriteitsnota op het punt van de capaciteitsversterking van het OM is gebeurd, over de verklaring van het te geringe absorptievermogen van het OM en over de aanpak van dit probleem. Als er toch financiële knelpunten zijn, is hij bereid om die, voorzover dat in zijn vermogen ligt, op te lossen. Er wordt overigens ook nagedacht over eventuele andere mogelijkheden voor verbetering van het proces.

De financiële bijsluiter zal per 1 januari 2002 op basis van vrijwilligheid in werking treden en zal dan hopelijk al in ruime mate worden ingevoerd; per 1 juli 2002 geldt een wettelijke verplichting. De financiële bijsluiter zal ook gelden voor hypotheken met een spaar-, verzekerings- of beleggingselement. Voor de consument zijn het bruto- en het nettorendement de meest informatieve criteria, omdat zij de kosten duidelijk maken. Het is minder relevant waar de kosten precies neerslaan. Een tussenpersoon die veel diensten inkoopt, lijkt bijvoorbeeld goedkoop, maar er gaat dan relatief veel geld naar de door hem ingeschakelde «back office». Overigens bestaat na de voorgestelde wetswijziging de mogelijkheid dat een bemiddelaar via een aparte declaratie een uurtarief in rekening brengt. Dit zal de concurrentie bevorderen. Naast de specificatie van het bruto- en nettorendement wordt ook gedacht aan risicoclassificatie, maar die is niet eenvoudig te realiseren. Na invoering van de financiële bijsluiter zijn op basis van evaluatie uiteraard verdere verbeteringen mogelijk.

De Consumentenbond is uitgebreid geconsulteerd in het proces om tot een overzichtelijke en begrijpelijke financiële bijsluiter te komen. Er vinden ook NIPO-proefnemingen plaats om te bepalen waar de gemiddelde consument behoefte aan heeft; op basis daarvan is de term«kernpuntendocument» bijvoorbeeld gewijzigd in «financiële bijsluiter». Mede door die afstemming op de behoefte van de consument heeft de invoering van dit instrument enige tijd op zich laten wachten. Ten behoeve van de proportionaliteit krijgen de toezichthouders een zekere vrijheid om vrijstelling te geven. De consument wil bij bepaalde stortingen immers niet wachten op de ontvangst van de financiële bijsluiter.

Niet voor alle activiteiten binnen de EU is het toezicht «home based». Met name het gedragstoezicht vindt vaak plaats in het land waar de activiteit plaatsvindt, terwijl het prudentieel toezicht wordt uitgeoefend door het «thuisland». Bovendien wordt «home based» toezicht juist door de verdere internationale harmonisatie van de regelgeving minder bezwaarlijk.

Er is in Nederland nog niet veel ervaring opgedaan met de centrale clearing van de gefuseerde effectenbeurzen; er is op dat punt in elk geval nog niets mis gegaan.

De ministers van Financiën van de EU-lidstaten hebben bij het besluit om zich gedurende een maand garant te stellen voor aanvulling van de verlaagde molestdekking van luchtvaartmaatschappijen besloten dat er geen andersoortige financiële steunverlening zal plaatsvinden. In de komende maand zal worden bekeken of de markt weer normaliseert of dat een andere oplossing nodig is, bijvoorbeeld het door de overheid heffen van premies bij de luchtvaartmaatschappijen.

Het toezicht op de afwikkelsystemen dient geregeld te worden in een apart wetsvoorstel, omdat het niet in de prudentiële sfeer ligt. In het wetsvoorstel zal nader worden ingegaan op de noodzaak van een nieuwe, aparte wet.

De Kamer zal in november 2001 worden geïnformeerd over de evaluatie van de eerste wijziging van de WABB. Die evaluatie heeft vrij laat plaatsgevonden omdat de effecten van de wetswijziging dan duidelijker zijn. Het feit dat de wetswijziging niet tot grote veranderingen in de markt heeft geleid, betekent dat er nog veel moet gebeuren via de tweede wetswijziging, maar ook dat wijziging van de beschermende regelgeving in ieder geval niet tot verstoring van de markt leidt. Het is de bedoeling dat de tweede wetswijziging op 1 januari 2002 ingaat, maar de Kamer heeft de ingangsdatum afhankelijk gesteld van de evaluatie van de eerste wetswijziging.

Het toezicht op de vele tussenpersonen is niet eenvoudig, maar zal in ieder geval moeten gaan plaatsvinden. Er komen veel reacties binnen op de via internet gepubliceerde consultatienota, waarin ook wordt ingegaan op het onderscheid tussen de gevolmachtigde tussenpersoon en de onafhankelijke tussenpersoon. Met de RFT zal worden bekeken wat daar uiteindelijk mee zal worden gedaan. Als er gekozen wordt voor één gedragstoezichthouder, ligt het voor de hand om het toezicht op tussenpersonen niet afhankelijk te maken van het product dat zij verkopen; er is dan één toezichthouder voor alle tussenpersonen in de kredietverlening, het verzekeringswezen en de effectenhandel; dat is ook logisch, omdat veel tussenpersonen in al die sectoren actief zijn.

Met betrekking tot koersmanipulatie en handel met voorkennis is een EU-richtlijn in de maak; alleen op het punt van de koersmanipulatie vormt die richtlijn een verbetering van de Nederlandse wetgeving. Daarbij gaat het in elk geval om transacties of orders die valse of misleidende signalen tot gevolg hebben en daardoor het aanbod, de vraag of de koers van effecten beïnvloeden en om via de media verstrekte informatie met een manipulatief effect. Mede omdat de intentie een belangrijke factor is en omdat speculatie niet verboden is, is het moeilijk om dit delict goed te omschrijven. Gelet op de vaak trage totstandkoming van Europese richtlijnen, zal daar wellicht met nationale wetgeving op vooruit worden gelopen, ervan uitgaande dat dit de Nederlandse economie niet benadeelt. Als de richtlijn vervolgens toch anders luidt dan die wetgeving, kan die wetgeving alsnog worden veranderd.

De RFT heeft een heel lichte structuur en beschikt zelf niet over een uitvoeringsorganisatie, maar heeft, mede dankzij de daarin ontstane samenwerking, het verdere, vrijwillige denkproces bij de drie toezichthouders over een efficiëntere afbakening tussen het prudentiële toezicht en het gedragstoezicht wel mogelijk gemaakt. Er is op dat punt nog niets besloten; er moet in elk geval voldoende draagvlak bij de drie toezichthouders zijn en het proces moet geordend en stapsgewijs plaatsvinden. Als uiteindelijk wordt gekozen voor de afbakening waarover nu wordt nagedacht, is het voorstelbaar dat de huidige STE, onder een andere naam en na overdracht van een deel van haar activiteiten, in de gehele financiële sector de aspecten die betrekking hebben op consumenten en tussenpersonen, voor haar rekening zal nemen en zo zal uitgroeien tot de enige gedragstoezichthouder.

Omdat het bij de telefonische toezichtslijn niet gaat om noodhulp, maar om meldingen van mensen die het zich kunnen permitteren om financiële producten aan te schaffen, is de minister er geen voorstander van om het desbetreffende telefoonnummer kosteloos te maken.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Van Gijzel

De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Financiën,

Van der Windt


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Witteveen-Hevinga (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Van Gijzel (PvdA), voorzitter, Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (ChristenUnie), Bakker (D66), De Vries (VVD), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Stroeken (CDA), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Vendrik (GroenLinks), Remak (VVD), Wijn (CDA), Kuijper (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Bolhuis (PvdA), Slob (ChristenUnie) en Cörüz (CDA).

Plv. leden: Koenders (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Duijkers (PvdA), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Klein Molekamp (VVD), De Wit (SP), Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Blok (VVD), Dankers (CDA), Hillen (CDA), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Van den Akker (CDA), Timmermans (PvdA), Hindriks (PvdA), Smits (PvdA), Van der Vlies (SGP) en Ten Hoopen (CDA).

Naar boven