22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1841 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 mei 2014

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijf fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Herziening IORP-richtlijn (Kamerstuk 22 112, nr. 1837)

Fiche 2: Mededeling Langetermijnfinanciering van de Europese economie (Kamerstuk 22 112, nr. 1838)

Fiche 3: Mededeling crowdfunding (Kamerstuk 22 112, nr. 1839)

Fiche 4: Verordening Persoonlijke Beschermingsmiddelen (PBM) (Kamerstuk 22 112, nr. 1840)

Fiche 5: Kabelbaan verordening

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: Kabelbaan verordening

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende kabelbaaninstallaties

Datum ontvangst Commissiedocument

27 maart 2014

Nr. Commissiedocument

COM(2014)187

Nr. Impact Assessment Commissie en Opinie Impact Assessment Board:

SWD(2014)116

Behandelingstraject Raad

Raad voor concurrentievermogen

Eerstverantwoordelijk ministerie

Infrastructuur en Milieu

Rechtsbasis, besluitvormingsprocedure Raad, rol Europees Parlement, gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

  • a) Rechtsbasis

    Art 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

  • b) Besluitvormingsprocedure Raad en rol Europees Parlement

    Gewone wetgevingsprocedure; gekwalificeerde meerderheid in de Raad en medebeslissing Europees Parlement.

  • c) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

    In art 33 is één uitvoeringshandeling opgenomen, die gaat over de betwisting van de bekwaamheid van aangemelde instanties.

2. Samenvatting BNC-fiche

  • Korte inhoud voorstel

    Het verbeteren van de harmonisatie in Europa betreffende kabelbaaninstallaties en gelijke procedures voor certificering in diverse landen.

  • Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

    De Commissie is bevoegd het voorstel te doen op basis van de genoemde rechtsgrondslag.

    Nederland beoordeelt de subsidiariteit positief. De procedures worden nu op Europese schaal geharmoniseerd ten opzichte van de huidige situatie met een richtlijn die in nationale wetgeving is omgezet. Alleen op Europees niveau kan het probleem van marktverstoringen door ongelijke behandeling van marktdeelnemers opgelost worden. Bovendien wordt hierdoor een veilige Europese markt gewaarborgd.

    Nederland beoordeelt de proportionaliteit positief, omdat de voorgestelde maatregelen in de juiste verhouding staan tot de doelstelling om het goed functioneren van de interne markt en de veiligheid van nieuwe onderdelen en installaties te bevorderen.

  • Implicaties/risico’s/kansen

    De belangrijkste wijziging is het vervangen van een richtlijn door een verordening. Voor de sector betekent dit dat de vereisten niet meer uitsluitend op grond van een nationale wet bestaan waarin de richtlijn is omgezet, maar deels op basis van een verordening. Voor de overheden wijzigt er niet zoveel: er blijft een vergunningenstelsel, strafbaarstelling, aanwijzende toezichthouder en een stelsel van aanwijzing keuringsinstanties bestaan.

    Als gevolg hiervan zijn de implicaties van de verordening niet groot en de risico’s gering.

    Voor de industrie ontstaan kansen vanwege een Europese markt met één set vereisten en procedures ten opzichte van de huidige nationale procedures in de lidstaten.

  • Nederlandse positie

    Nederland staat positief ten opzichte van de nieuwe verordening, maar wenst voordat kan worden ingestemd verduidelijking op een aantal terreinen, zoals het toepassingsbereik, het vergunningstelsel en het toezicht op producten.

3. Samenvatting voorstel

Het voorstel beoogt de vervanging van Richtlijn 2000/9/EG door een verordening, in overeenstemming met de vereenvoudigingsdoelstellingen van de Commissie.

Het voorstel heeft tot doel richtlijn 2000/9/EG op één lijn te brengen met het «goederenpakket» dat in 2008 is goedgekeurd, en met name met het NWK (Nieuw Wetgevings Kader)-besluit (EG) nr.768/2008. Het NWK-besluit omvat een gemeenschappelijk kader voor de productharmonisatiewetgeving van de EU.

Het voorstel is daarnaast gericht op het oplossen van enkele problemen die zich hebben voorgedaan bij de implementatie van richtlijn 2000/9/EG. Meer in het bijzonder hebben autoriteiten, aangemelde instanties en fabrikanten uiteenlopende standpunten geuit over de vraag of bepaalde soorten installaties binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2000/9/EG vallen en dus moeten worden vervaardigd en gecertificeerd in overeenstemming met de voorschriften en procedures van de richtlijn. Er zijn ook uiteenlopende standpunten over de vraag of bepaalde apparatuur als subsysteem, infrastructuur of veiligheidscomponent moet worden beschouwd. Verder geeft de richtlijn niet aan welk type conformiteitsbeoordelingsprocedure1 dient te worden toegepast op subsystemen.

Deze uiteenlopende benaderingen hebben tot marktverstoringen en ongelijke behandeling van marktdeelnemers geleid. Fabrikanten en exploitanten van de betrokken installaties moesten de apparatuur aanpassen of aanvullende certificering ondergaan, hetgeen extra kosten en vertraging bij de toelating en exploitatie van de installaties veroorzaakte.

De voorgestelde verordening is dan ook bedoeld om meer juridische duidelijkheid over de werkingssfeer van richtlijn 2000/9/EG te verschaffen, en daarmee betere tenuitvoerlegging van de betreffende wettelijke bepalingen.

Bovendien bevat richtlijn 2000/9/EG bepalingen inzake de conformiteitsbeoordeling van subsystemen. Dit zijn alle essentiële onderdelen van een kabelbaaninrichting. Er wordt echter niet bepaald welke concrete procedure moet worden gevolgd door de fabrikant en de aangemelde instantie. De voorgestelde verordening brengt de beschikbare conformiteitsbeoordelingsprocedures voor subsystemen op één lijn met die al voor veiligheidscomponenten worden gebruikt.

Impact assessment Commissie

Op basis van de impact studie is gekozen voor een combinatie van wetgevende maatregelen en het opstellen van richtsnoeren. Daarmee zijn de kosten voor de sector beperkt, de marktwerking wordt verbeterd voor subsystemen en veiligheidscomponenten en de verordening biedt rechtszekerheid ten opzichte van de huidige richtlijn.

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

  • a) Bevoegdheid

    Artikel 114 van het EU-Werkingsverdrag geeft de EU bevoegdheid om het voorgestelde instrument vast te stellen. Nederland kan zich vinden in deze rechtsgrondslag.

  • b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

    Nederland beoordeelt de subsidiariteit als positief, omdat individueel optreden door de lidstaten kan leiden tot uiteenlopende technische kwaliteit. De verordening lost het probleem van marktverstoringen en ongelijke behandeling van marktdeelnemers op en de toelatingsprocedures door middel van certificering zorgen voor een goed functioneren van de interne markt. Door harmonisatie wordt een gelijk niveau voor de veiligheid gewaarborgd. Dit kan alleen op EU niveau geregeld worden.

    Proportionaliteit: positief. De voorgestelde maatregelen staan in de juiste verhouding tot de doelstelling om veiligheid en het goed functioneren van de interne markt van nieuwe onderdelen en installaties te bevorderen. Met deze verordening wordt aangesloten bij de Europese regelgeving die van toepassing is op product certificering.

  • c) Nederlands oordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

    Het voorstel bevat geen gedelegeerde bevoegdheden van de Europese Commissie.

    De verordening kent wel één uitvoeringshandeling (art 33 lid 4) voor de uniforme toepassing van de regels voor keuringsinstanties die niet of niet meer voldoen aan de vereisten van hun notificatie. Voor Nederland is dit (nog) niet direct van belang, omdat er geen door Nederland aangewezen keuringsinstanties bestaan.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

  • a) Consequenties EU-begroting

    Geen

  • b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

    Er is weinig verschil ten opzichte van de huidige situatie. Er ligt één extra taak bij de overheid, te weten het inrichten van een procedure voor het mogelijk aanwijzen van conformiteit beoordelende instanties. De daaraan verbonden financiële consequenties zijn gering. Eventuele budgettaire gevolgen zullen worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e) departement(en), conform de regels van de budgetdiscipline.

  • c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

    De verplichtingen uit de nieuwe verordening gelden grotendeels al. De voorstellen zullen daarom geen significante extra kosten voor het bedrijfsleven met zich brengen. Het bedrijfsleven verwacht bovendien een gelijk speelveld en een vereenvoudigingeffect door de stroomlijning van de wetgeving.

  • d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

    De nationale overheidsregelgeving wordt deels omgezet in Europese regelgeving (van richtlijn naar verordening), waardoor de regeldruk/administratieve lasten niet zullen wijzigen.

6. Implicaties juridisch

  • a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

    De Nederlandse wet (Wet Kabelbaaninstallaties2, waarin de huidige richtlijn kabelbaaninstallaties is geïmplementeerd) zal moeten worden aangepast omdat deze deels vervangen wordt door de verordening. Anders dan bij richtlijnen het geval is, wordt een verordening niet omgezet in nationale wetgeving. Dat betekent dat een groot deel van de Wet kabelbaaninstallaties ingetrokken moet worden. De wet kan echter niet geheel worden ingetrokken omdat de taken van de lidstaat op het gebied van vergunningen, strafbaarstelling, aanwijzing toezichthouder en aanwijzing keuringsinstanties wel nadere uitwerking in nationale regelgeving vergen.

    De verordening moet de werkingssfeer verduidelijken en actualiseren wat betreft kabelbaaninstallaties voor vrijetijdsdoeleinden en verplicht de lidstaten om procedures op te stellen voor de vergunningverlening. Er is echter geen maximum looptijd voor de vergunning opgenomen. Nederland zal er voor pleiten dat dit alsnog gebeurt. Wel is de mogelijkheid opgenomen voor een lidstaat om de exploitatie op te schorten of te verbieden, zonder dat er duidelijkheid bestaat of daarmee een vergunning wordt opgeschort of ingetrokken. Nederland wil dat bij disfunctioneren of bij veiligheidstekorten de vergunning kan worden ingetrokken.

    De verordening verplicht tot het aanwijzen van een autoriteit die de aanwijzing van een conformiteit beoordelende instantie verzorgt. Tot op heden kent Nederland een dergelijke instantie niet, wel de ILT als aanwijzende autoriteit. De lidstaat moet zorgen voor de opstelling van een procedure die gevolgd moet worden tot aanwijzen van een conformiteit beoordelende instantie. In Nederland zijn tot op heden geen conformiteit beoordelende instanties aangewezen omdat daar vanuit de markt geen belangstelling voor bestond. Deze verordening verplicht tot het creëren van voorzieningen hiervoor. De verwachting is dat van deze verplicht op te stellen procedures, in Nederland geen gebruik zal worden gemaakt.

  • b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding

    De verordening treedt 20 dagen na publicatie in het Publicatieblad in werking en is van toepassing met ingang van twee jaar na de inwerkingtreding. Een andere termijn is van toepassing voor het deel van de verordening dat ziet op de aanwijzing van de conformiteit beoordelende instanties (art 22–38), waarbij geldt dat die artikelen al van toepassing zijn met ingang van zes maanden na inwerkingtreding. Er is een overgangstermijn voorzien voor reeds gecertificeerde onderdelen en subsystemen. Conformiteit beoordelende instanties moeten voldoen aan de nieuwe eisen en zullen dus opnieuw aangemeld moeten worden onder de verordening (NB: op dit moment zijn er geen door Nederland aangemelde conformiteit beoordelende instanties).

    Nederland kan zich vinden in de genoemde termijnen.

  • c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

    geen

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

Uitvoerbaarheid

Nederland streeft er naar dat de uitkomst van de discussie over het toepassingsbereik ertoe zal leiden dat alle in Nederland bestaande kabelbaaninstallaties voor personenvervoer (totaal 24) onder de verordening blijven vallen. In dat geval treedt er ten aanzien van vergunningverlening geen wijziging op ten opzichte van de huidige situatie.

Er wordt in de nieuwe verordening geen termijn van vergunning genoemd. Nederland zal er voor pleiten dat dit wordt opgenomen, waarbij een verband met de exploitatie wordt gelegd.

De artikelen over markttoezicht op producten uit besluit 768/2008 zijn door de Commissie niet opgenomen in het voorstel. De reden is dat er tevens een horizontale verordening voor het markttoezicht op producten in onderhandeling is (zie BNC fiche, Kamerstuk 22 112 nr. 1590). De onderhandeling over deze verordening is echter nog niet afgerond en het is niet zeker of de horizontale verordening voor het markttoezicht op producten in werking kan treden voordat de verordening voor kabelbanen in werking zal treden. Om die reden is het kabinet van mening dat indien nodig de artikelen over markttoezicht uit besluit 768/2008 alsnog ingevoegd moeten worden in de kabelbaan verordening, als blijkt dat deze eerder vastgesteld wordt dan de verordening markttoezicht op producten.

Handhaafbaarheid

In de verordening is aangegeven dat de lidstaat er voor moet zorgen dat een installatie alleen in bedrijf gehouden kan worden als wordt voldaan aan de in het veiligheidsrapport aangegeven voorwaarden. Wordt de installatie niet gebruikt conform de bestemming of als er gevaar optreedt voor de veiligheid en gezondheid van personen of eigendommen, dan moet de lidstaat passende maatregelen nemen.

Daarmee zijn instrumenten voor handhaving gecreëerd.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

geen

9. Nederlandse positie

Nederland staat positief ten aanzien van de nieuwe verordening, omdat deze zorgt voor een harmonisatie van regelgeving op het terrein van kabelbanen, onder meer door het toepassen van gelijke procedures voor certificering.

Nederland wil wel dat er verduidelijking komt ten aanzien van het toepassingsbereik (verschil tussen vervoer van personen en vrije tijdactiviteiten). Nederland wil dat de huidige situatie voor de bestaande 24 kabelbaan installaties waarop Nederland toezicht houdt (waaronder indoor skihallen) wordt gehandhaafd.

Ook wil Nederland graag verduidelijking over de termijnen voor de geldigheid van de vergunning. Nederland zou graag een verband zien tussen de vergunningverlening en de instandhouding van een installatie, gelet op het veilig vervoeren van personen en goederen. Daarom zal Nederland tijdens de onderhandelingen pleiten voor een beperkte duur van de vergunning van een installatie tot maximaal 5 jaar.


X Noot
1

conformiteitsbeoordeling: het proces waarbij wordt aangetoond of m.b.t. een subsysteem of veiligheidscomponent aan de essentiële eisen van deze verordening voldaan is.

X Noot
2

Wet van 5 februari 2004, houdende regels met betrekking tot de productie, de keuring en de exploitatie van kabelbaaninstallaties voor personenvervoer (Wet kabelbaaninstallaties)

Naar boven