22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1823 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 april 2014

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vier fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Aanpassing verordeningen vermindering verontreinigende emissies wegvoertuigen

Fiche 2: Verordening nieuwe voedingsmiddelen (Kamerstuk 22 112, nr. 1824)

Fiche 3: Richtlijn voor het klonen van dieren die voor landbouwdoeleinden worden gehouden en gereproduceerd (Kamerstuk 22 112, nr. 1825)

Fiche 4: Richtlijn over levensmiddelen van kloondieren (Kamerstuk 22 112, nr. 1826)

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: Aanpassing verordeningen vermindering verontreinigende emissies wegvoertuigen

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 met betrekking tot de vermindering van verontreinigende emissies van wegvoertuigen

Datum ontvangst Commissiedocument

31 januari 2014

Nr. Commissiedocument

COM(2014) 28

Nr. Impact Assessment Commissie en Opinie Impact Assessment Board

http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=SWD:2014:0032:FIN:NL:PDF

Behandelingstraject Raad

Milieuraad

Eerstverantwoordelijk ministerie

Infrastructuur en Milieu

Rechtsbasis, besluitvormingsprocedure Raad, rol Europees Parlement, gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

Rechtsbasis

Artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Besluitvormingsprocedure Raad en rol Europees Parlement

Gewone wetgevingsprocedure; gekwalificeerde meerderheid in de Raad en medebeslissing Europees Parlement.

Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

De Commissie is op basis van artikel 1 van het voorstel bevoegd overeenkomstig artikel 14bis (nieuw) van verordening (EG) nr. 715/2007 gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van de onderwerpen, genoemd in de artikelen 2, tweede lid, tweede alinea, 5, derde lid, 8, en 14 van verordening (EG) 715/2007, met het oog op de aanpassing ervan aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang. Daarnaast wordt voorgesteld om de Commissie op basis van art. 4 lid 4 een uitvoeringsbevoegdheid te geven voor het vaststellen van specifieke procedures en voorschriften voor de toepassing van art. 4 leden 2 en 3. Een deel van deze voorschriften tot het opstellen van nadere regelgeving verloopt op het moment via de regelgevingprocedure met toetsing (PRAC)1. Een ander deel van deze voorschriften is nieuw.

2. Samenvatting BNC-fiche

Het voorstel betreft een aanpassing van de verordeningen (EG) 715/2007 en (EG) 595/2009 inzake de uitlaatgassen van motorvoertuigen. Het voorstel omvat drie inhoudelijke actualisaties en legt de procedures vast voor toekomstige aanpassingen ten behoeve van de uitvoering van een aantal in verordening (EG) 715/2007 opgenomen onderwerpen.

Nederland kan instemmen met de voorgestelde rechtsgrondslag, de subsidiariteit en proportionaliteit worden positief beoordeeld. Nederland steunt de inhoudelijke actualisaties, maar heeft bedenkingen bij een aantal delegatiebepalingen. Nederland is van mening dat bij die bepalingen beter gekozen kan worden voor een uitvoeringsbevoegdheid. Nederland is er voorstander van met deze regelgeving de uitrusting van voertuigen met brandstofverbruiksmeters voor te schrijven.

3. Samenvatting voorstel

  • a) Inhoud voorstel

    Het voorstel betreft een aanpassing van de verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 inzake de uitlaatgassen van motorvoertuigen. Op basis van ervaringen met de huidige regelgeving en de vooruitgang in technische inzichten kunnen met de voorgestelde aanpassingen tegelijkertijd de schadelijke emissies worden verminderd en de administratieve lasten voor de voertuigproducenten worden verlaagd.

    Het voorstel omvat de volgende inhoudelijke aanpassingen:

    • De bovengrens van de maximale massa van voertuigen die binnen de reikwijdte van verordening 715/2007 kunnen worden goedgekeurd wordt verhoogd naar 5.000 kg om te voorkomen dat voertuigen met geringe technische verschillen tevens op grond van verordening (EG) nr. 595/2009 zouden moeten worden gecertificeerd.

    • Voor de motoren met vonkontsteking die gekeurd worden onder verordening (EG) nr. 595/2009 wordt voorgesteld de grenswaarde voor NH3 (ammoniak) te laten vervallen. Deze eis was namelijk alleen bedoeld voor motoren uitgerust met selectieve katalytische reductie, met ureum als hulpstof.

    • De grenswaarde voor de totale uitstoot van koolwaterstoffen wordt, afhankelijk van het voertuigtype, verruimd of geschrapt.

    • Artikel 14, eerste lid van verordening (EG) nr. 715/2007 komt te luiden dat de Commissie bij gedelegeerde handeling bevoegd is om te bepalen dat bij de bepaling van de informatie op certificaten over CO2-uitstoot van een type voertuig, de uitstoot van methaan daarbij wordt meegewogen tegen het voor methaan geldende broeikaseffect.

      Bovendien bevat het voorstel aanpassingen van de procedure voor het vaststellen van toekomstige inhoudelijke aanpassingen.

    • De Commissie krijgt de bevoegdheid gedelegeerd om onder de voorwaarden, genoemd in het nieuwe artikel 14bis, voorschriften inzake de uitvoering van verordening (EG) 715/2007 genoemde onderwerpen vast te stellen. Hierbij kan gedacht worden aan: grenswaarden, meetprocedures, reparatie en onderhoudseisen, boorddiagnosesystemen, duurzaamheidseisen, hybride voertuigen en uitbreiding typegoedkeuring. Een deel van deze voorschriften tot het vaststellen van nadere regelgeving dient op dit moment via de PRAC te worden vastgesteld. Een ander deel van deze voorschriften is nieuw.

  • b) Impact assessment Commissie

    Het impact assessment is positief zowel voor de maatregelen die rechtstreeks voortvloeien uit het voorstel als die de Commissie voornemens is te treffen. Positief is ook de maatregel met betrekking tot de uitrusting van voertuigen met een brandstofverbruiksmeter, die de bestuurder ondersteunt om zuinig rijgedrag toe te passen.

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

  • a) Bevoegdheid

    Artikel 114 van het EU-Werkingsverdrag geeft de EU bevoegdheid om het voorgestelde instrument vast te stellen. Nederland kan zich vinden in deze rechtsgrondslag.

  • b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

    De subsidiariteit is positief gegeven het grensoverschrijdende karakter van luchtverontreiniging en vanwege het gelijke speelveld voor producenten van voertuigen.

    Het kabinet is positief over de proportionaliteit. Het betreft een aantal maatregelen met aantoonbare voordelen voor het milieu en verlaging van administratieve lasten, terwijl de kosten gering zijn.

  • c) Nederlands oordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen

    Het voorstel geeft de Commissie de bevoegdheid om op basis van artikel 2 lid 2, artikel 5 lid 3 en artikel 8 gedelegeerde handelingen vast te stellen. Aangezien het bij deze artikelen voornamelijk gaat om de toepassing (het «hoe») van de verordening, is Nederland is echter van mening dat uitvoeringshandelingen hier meer voor de hand liggen. Het gaat er met name om ervoor te zorgen dat de verordening in alle lidstaten volgens eenvormige voorwaarden wordt uitgevoerd.

    Daarnaast vraagt Nederland zich af waarom het huidige voorstel niet tevens ziet op de omzetting van de PRAC-bevoegdheden naar delegatie en/of uitvoering in Verordening 595/2009. Hoewel dit voorstel ziet op wijziging van zowel Verordening 715/2007, als Verordening 595/2009, worden enkel de bestaande PRAC-bevoegdheden in Verordening 715/2007 aangepast aan het Verdrag van Lissabon. De Commissie lijkt er vanuit te gaan dat de omzetting van de PRAC-bepalingen in verordening (EG) 595/2009 naar delegatie en/of uitvoering tot stand zal komen als onderdeel van de in behandeling zijnde omnibusvoorstellen2, terwijl Nederland er blijkens de behandeling van die omnibusvoorstellen vanuit gaat dat het daarin uiteindelijk niet zal worden meegenomen.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

  • a) Consequenties EU-begroting

    Geen

  • b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

    Voor zover bekend geen, echter indien er sprake is van kosten voor Nederland dan worden de budgettaire gevolgen ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e)) departement(en), conform de regels van de budgetdiscipline.

  • c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

    Het saldo van baten en kosten is positief. Voor de betrokken bedrijven is er sprak van een afname van de administratieve lasten en de kosten van certificering. Zodra de Commissie gebruikmakend van haar nieuwe bevoegdheden de andere in het voorstel aangegeven maatregelen treft zal er tevens sprake zijn van lagere kosten voor de betrokken burgers.

  • d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

    Positief voor het bedrijfsleven. Neutraal voor overheid en burger.

6. Implicaties juridisch

  • a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

    Geen

  • b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Voor de toepassing en handhaving levert dit geen problemen op.

  • c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

    Niet van toepassing

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

  • a) Uitvoerbaarheid

    Het voorstel is uitvoerbaar. De inhoud van de voorstellen is afgestemd met het betrokken bedrijfsleven, en levert ook voor de goedkeuringsinstanties geen problemen op met de uitvoering.

  • b) Handhaafbaarheid

    Het voorstel is handhaafbaar. Toetsing aan de gewijzigde eisen vindt plaats in het kader van het typekeuringsproces, dat als gevolg van de wijzigingen qua inspanning niet verandert, en dat gezien het draagvlak voor de wijzigingen tot minimaal dezelfde mate van naleving zal leiden. Extra handhavingsinspanning is dan ook niet nodig.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Geen

9. Nederlandse positie

Nederland steunt de inhoudelijke actualisaties, maar heeft bedenkingen bij een aantal delegatiebepalingen. Nederland is van mening dat bij die bepalingen beter gekozen kan worden voor een uitvoeringsbevoegdheid. Nederland is er voorstander van met deze regelgeving de uitrusting van voertuigen met brandstofverbruiksmeters in de typegoedkeuring voor te schrijven, zodat er alleen maar auto’s op de markt komen die hiervan – evenals een aanmerkelijk deel van de huidige types – zijn voorzien. Nederland is hier al geruime tijd voorstander van, en het impact assessment laat zien dat deze maatregel zeer kosteneffectief is; de opstelling van andere lidstaten op dit punt is nog niet bekend.


X Noot
1

PRAC is de Franse afkorting voor de regelgevende procedure met toetsing: Procédure de Réglementation Avec

Contrôle

X Noot
2

Deze voorstellen betreffen de aanpassing van een aantal basisbesluiten waarin wordt verwezen naar de regelgevingsprocedure met toetsing (PRAC) aan het post-Lissabon systeem (art. 290 VWEU (delegatie) en/of artikel 291 VWEU (uitvoering). Zie COM (2013) 451; COM (2013) 452 en COM (2013) 751.

Naar boven