Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 22112 nr. 1719 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 22112 nr. 1719 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 oktober 2013
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijf fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche 1: Verordening statistiek spoorvervoer (Kamerstuk 22 112, nr. 1717)
Fiche 2: Verordening geldmarktfondsen (Kamerstuk 22 112, nr. 1718)
Fiche 3: Verordening preventie en beheer van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (IUS)
Fiche 4: Verordening, mededeling en aanbeveling Europese interne markt voor elektronische communicatie (Kamerstuk 22 112, nr. 1720)
Fiche 5: Mededeling EU innovatie-indicator (Kamerstuk 22 112, nr. 1721)
De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans
Titel voorstel
Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende preventie en beheer van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten
Datum ontvangst Commissiedocument
09-09-2013
Nr. Commissiedocument
COM(2013) 620
Nr. Impact Assessment Commissie en Opinie Impact Assessment Board
http://ec.europa.eu/environment/nature/invasivealien/docs/IAS%20Impact%20Assessment.pdf
Behandelingstraject Raad
Milieuraad. In de Raadsconclusies biodiversiteit (2009) is door lidstaten een oproep gedaan aan de Commissie om wetgeving op het terrein van IUS voor te stellen.
Eerstverantwoordelijk Ministerie
Ministerie van Economische Zaken
Rechtsbasis, besluitvormingsprocedure Raad, rol Europees Parlement, gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen
a) Rechtsbasis
Artikel 192, lid1 EU-werkingsverdrag
b) Besluitvormingsprocedure Raad en rol Europees Parlement
Gewone wetgevingsprocedure; gekwalificeerde meerderheid in de Raad, medebeslissing Europees Parlement
c) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen
De Commissie stelt gedelegeerde handelingen voor op de volgende punten:
– voorwaarden waaronder wetenschappelijk bewijs toegelaten kan worden over de vestigings- en verspreidingskans van een potentieel schadelijke invasieve uitheemse soort (IUS) (artikel 4, tweede lid, onder b, van het voorstel);
– nadere uitwerking van de inhoudelijke onderdelen van een risicoanalyse naar de schadelijke effecten van een invasieve uitheemse soort. Deze inhoudelijke onderdelen zijn limitatief opgesomd in artikel 5, eerste lid van het voorstel;
– nadere uitwerking van de methodiek voor een risicoanalyse naar de schadelijke effecten van een invasieve uitheemse soort.
Op grond van artikel 23 van het voorstel krijgt de Commissie deze bevoegdheid voor onbepaalde tijd. De Raad of het Europese Parlement kunnen ieder het initiatief nemen voor de intrekking van de bevoegdheid. Beide instellingen krijgen voorts de bevoegdheid om bezwaar aan te tekenen tegen de gedelegeerde handelingen die de Commissie op basis van deze bevoegdheid vaststelt. Een dergelijk besluit moet met gekwalificeerde meerderheid worden genomen binnen twee maanden na publicatie van de gedelegeerde handeling in het Publicatieblad.
De Commissie stelt uitvoeringshandelingen voor op de volgende punten:
– de lijst van invasieve uitheemse soorten van Europees belang. De in de verordening opgesomde taken voor lidstaten richten zich primair op de bestrijding van deze soorten (artikel 4, eerste lid van het voorstel);
– voor het gehele grondgebied van de EU geldende tijdelijke voorzorgsmaatregelen tegen de introductie of verspreiding van potentieel schadelijke invasieve uitheemse soorten, die nog niet op de lijst van invasieve uitheemse soorten van Europees belang zijn opgenomen, omdat voor die soort nog geen (volwaardige) risicoanalyse in de zin van artikel 5, eerste lid van het voorstel, is uitgevoerd. Deze maatregelen treden in de plaats van eventuele nationale maatregelen (artikel 9, vierde lid van het voorstel).
– beslissingen op ontheffingsaanvragen van lidstaten als bedoeld in artikel 16 van het voorstel. Het betreft ontheffing van de verplichting om maatregelen te nemen tot het elimineren van populaties van invasieve uitheemse soorten van Europees belang (artikel 16, vierde lid van het voorstel).
De Commissie stelt de uitvoeringshandelingen vast volgens de onderzoeksprocedure, bedoeld in artikel 5 van verordening (EU) nr. 2011/182. De Commissie wordt daarbij bijgestaan door een Comité, ingesteld bij artikel 22 van het voorstel.
– Korte inhoud voorstel
Dit voorstel heeft tot doel het negatieve grensoverschrijdende effect van invasieve uitheemse soorten (IUS) voor bedrijven, burgers, overheidsinstanties en het milieu aan te pakken. Dit gebeurt door een kader in te stellen van acties ter voorkoming, beperking en vermindering van de negatieve invloeden van IUS op biodiversiteit en ecosysteemdiensten. In het voorstel wordt gestreefd naar beperking van de sociale en economische schade, onder andere via een (nog op te stellen) lijst met maximaal 50 prioritaire uitheemse dier- en plantensoorten, alsmede uitheemse schimmels en micro-organismen die, wanneer zij zich door menselijk toedoen in de Europese natuur zouden vestigen, een bedreiging vormen voor de biodiversiteit en de daaruit voorvloeiende ecosysteemdiensten. Handelingen die kunnen leiden tot het opzettelijk introduceren of verspreiden van aangewezen soorten worden verboden.
Bevoegdheidsvaststelling
Nederland acht de door de Commissie voorgestelde rechtsbasis de juiste. Ten aanzien van de sanctiebevoegdheden zoals geformuleerd in artikel 25 van het voorstel, is Nederland van mening dat de lidstaten maximale keuzeruimte moet worden gelaten om te kiezen tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke middelen
Subsidiariteit- en proportionaliteitsoordeel
Het oordeel ten aanzien van subsidiariteit is positief. Een effectieve aanpak van IUS vereist een Europese aanpak, gelet op het grensoverschrijdende karakter van de problematiek. Het oordeel ten aanzien van proportionaliteit is positief met kanttekeningen, daar de gevolgen op enkele onderdelen onduidelijk zijn en het een uitgebreid instrumentarium betreft dat beperkte ruimte voor de lidstaten laat. De wens voor een uniforme aanpak wordt daarmee boven de noodzaak van maatwerk op lokaal niveau geplaatst.
Nederlandse positie
Nederland heeft reeds lange tijd aangedrongen op Europese wetgeving voor de aanpak van IUS en steunt het voorstel tot EU wet- en regelgeving op dit onderwerp. Effectieve maatregelen ter preventie van vestiging van IUS en eliminatie van reeds gevestigde IUS zullen bijdragen aan de realisatie van biodiversiteitsdoelen ten aanzien van de achteruitgang van soorten. Nederland vindt het belangrijk dat de EU-regelgeving zich primair richt op preventie en waar mogelijk eliminatie van IUS. Nederland acht verheldering nodig van enkele aspecten in het voorstel, waaronder de criteria voor vaststelling van de lijst van IUS, de rol van effecten op de volksgezondheid en het behoud van de vrijheid om op nationaal niveau permanente maatregelen te mogen treffen ter bestrijding van ongewenste soorten die niet op de lijst van IUS komen.
Het voorstel beoogt het terugdringen van prioritaire invasieve uitheemse soorten (IUS) door een lijst op te stellen van 50, voor de Unie zorgwekkende, soorten met de verplichting voor lidstaten om hier diverse acties op te ondernemen. De voorgestelde verordening biedt een juridische basis voor lidstaten om een verbod in te stellen voor het houden, verhandelen en uitzetten van prioritair bevonden IUS, om eliminatiemaatregelen te treffen en toegangswegen te controleren.
Invasieve uitheemse soorten zijn soorten die aanvankelijk door menselijk toedoen buiten hun natuurlijk bereik ecologische barrières overschrijden, die daar overleven, zich voortplanten en verspreiden en die negatieve gevolgen hebben voor de ecologie van de nieuwe locatie, evenals ernstige economische en sociale gevolgen. Dit voorstel heeft tot doel de negatieve effecten van IUS voor bedrijven, burgers, overheidsinstanties en het milieu aan te pakken. Dit gebeurt door een kader in te stellen van acties ter voorkoming, beperking en vermindering van de negatieve invloeden van IUS op biodiversiteit en ecosysteemdiensten. In het voorstel wordt gestreefd naar beperking van de sociale en economische schade veroorzaakt door prioritaire IUS. Handelingen die kunnen leiden tot het opzettelijk introduceren of verspreiden van aangewezen soorten worden verboden door middel van passieve en actieve maatregelen.
IUS zijn een van de grootste, en groeiende, oorzaken van biodiversiteitverlies en de uitsterving van soorten. IUS kunnen ook ziekten overbrengen op mens en dier of directe gezondheidsproblemen veroorzaken. Ze kunnen onder andere infrastructuur en recreatiefaciliteiten beschadigen, bosbouw belemmeren of verliezen veroorzaken in de landbouw. Volgens ramingen kost het de Europese economie € 12 miljard per jaar en deze kosten zullen naar verwachting stijgen. Met de biodiversiteitstrategie 2020 wil de Unie het biodiversiteitverlies een halt toe roepen tegen 2020. Dit mede in het kader van de toezegging inzake het verdrag biologische diversiteit (CBD) in Nagoya, Japan in 2010.
Het voorstel is van toepassing op alle IUS. De Commissie stelt in overleg met de lidstaten een lijst vast, betreffende de IUS die de grootste risico’s vormen. Dit wordt beoordeeld op basis van een in het voorstel omschreven risicoanalyse.
Ten behoeve van het voorkomen van introductie (preventiemaatregelen), de verwijdering en/of het beheersen van IUS moeten lidstaten onder andere actieplannen opstellen, soorten in de natuur monitoren, controles uitvoeren aan de grens, kleine populaties verwijderen en bestaande (grote) populaties beheren. Om de Commissie in staat te stellen de acties van de lidstaten te coördineren, moeten lidstaten gegevens over nieuwe vondsten, uitgevoerde controles en geplande maatregelen aan de Commissie doorzenden. Het voorstel voorziet voorts in de mogelijkheid om voorzorgsmaatregelen te treffen tegen de verspreiding van IUS die nog niet volledig beoordeeld zijn op schadelijke effecten. Deze maatregelen moeten worden genotificeerd. De Commissie kan vervolgens besluiten om op Europees niveau maatregelen te treffen.
Impact assessment Commissie
Het impact assessment van de Commissie geeft aan dat uit de intensieve consultaties voorafgaand aan het voorstel is gebleken dat er brede steun is voor EU-wetgeving inzake IUS, zowel vanuit landen als vanuit NGO’s en de handelssector. De EU heeft ter voorbereiding tevens diverse wetenschappelijke onderzoeken laten doen.
Alle lidstaten nemen op dit moment in meerdere of mindere mate maatregelen tegen IUS, maar de Commissie concludeert dat dit efficiënter, effectiever en eenduidiger zou moeten gebeuren. Om de in de EU-biodiversiteitsstrategie gestelde doelen te behalen, is het belangrijk te komen tot een geharmoniseerde aanpak bij zowel preventie als vroegtijdige signalering en eliminatie en, bij gevestigde soorten, beheersmaatregelen.
Het impact assessment van de Commissie geeft verder een aantal opties, variërend van de basisoptie niets doen (huidige situatie), tot specifieke EU-wetgeving voor IUS. Het voorstel is gebaseerd op de optie waarbij specifieke EU-wetgeving wordt opgesteld met verplichtingen voor het bestrijden van IUS door lidstaten en is hiermee de meest vergaande optie.
a) Bevoegdheid
De Commissie baseert haar voorstel op artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, tot tenuitvoerlegging van de EU-doelstellingen van behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, bescherming van de gezondheid van de mens, behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen, bevordering van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen. Nederland acht dit de juiste rechtsbasis. Ten aanzien van de sanctiebevoegdheden zoals geformuleerd in artikel 25 van het voorstel, is Nederland van mening dat de lidstaten maximale keuzeruimte moet worden gelaten om te kiezen tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke middelen.
b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel
Ten aanzien van subsidiariteit is het Nederlandse oordeel positief. Nederland heeft reeds lange tijd aangedrongen op Europese wetgeving voor invasieve uitheemse soorten (IUS). Voor een efficiënte en effectieve bestrijding van IUS is Nederland gebaat bij een Europese aanpak, mede gelet op het grensoverschrijdende karakter van de problematiek.
Ten aanzien van proportionaliteit is het Nederlandse oordeel positief met kanttekeningen. Een Europese werkwijze ter preventie en bestrijding van IUS zal de enige succesvolle reactie zijn om de toenemende sociale en economische schade veroorzaakt door IUS een halt toe te roepen.
Wel heeft Nederland enkele kritische kanttekeningen bij een aantal onduidelijkheden in het voorstel. Daardoor lijkt het voorstel op sommige punten aanvullende nationale regelgeving in de weg te staan en tot hoge kosten met betrekking tot handhaving te leiden.
Nederland heeft kritische kanttekeningen bij enkele artikelen in het huidige voorstel, met name1:
– Artikel 12 beschrijft dat er een toezichtsysteem moet komen ter signalering van IUS. Dit systeem moet snel de aanwezigheid vast kunnen stellen van voor de Unie zorgwekkende IUS. In grote wateren is dergelijke monitoring gezien de hoge kosten moeilijk realiseerbaar.
– Artikel 16, lid 6 stelt dat lidstaten indammingsmaatregelen moeten nemen om verdere verspreiding te voorkomen, tot een besluit is genomen of de uitzondering inderdaad van toepassing is. Deze maatregelen zijn niet realiseerbaar in grote wateren, zeker niet op zee.
– Artikel 17, lid 2 en 3 beschrijft dat maatregelen fysiek, chemisch of biologisch mogen zijn, rekening houdend met mens en milieu. Het is mogelijk dat deze conflicteren met nationale regels en richtlijnen, zoals de Kaderrichtlijn Water, Kaderrichtlijn Marien en de Vogelrichtlijn.
c) Nederlands oordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen
Gedelegeerde handelingen:
Nederland is ten algemene positief over de gedelegeerde bevoegdheden. Bevoegdheden met betrekking tot risicoanalyses gaan niet verder dan nadere uitwerking van de in de Raadsverordening opgesomde criteria.
Uitvoeringshandelingen:
Nederland is positief over de door de Commissie voorgestelde uitvoeringshandelingen.
a) Consequenties EU-begroting
De consequenties voor de EU-begroting zijn gering: ongeveer 0,2 miljoen euro per jaar. Deze beperken zich vooral tot bijeenkomsten van een permanent comité voor IUS en het opzetten en onderhouden van een centrale database voor meldingen van IUS in en door lidstaten. Indien sprake is van gevolgen voor de EU-begroting, is Nederland van mening dat de financiële middelen gevonden dienen te worden binnen de bestaande financiële kaders van de EU-begroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden
De financiële consequenties zijn in belangrijke mate afhankelijk van de nog op te stellen lijst van maximaal 50 IUS. Momenteel is niet bekend met hoeveel soorten Nederland te maken krijgt, waarvoor maatregelen moeten worden genomen, evenals het soort maatregelen dat moet worden genomen. Mogelijk zal er meer capaciteit nodig zijn bij toezichthouders om toezicht te houden op de naleving van de nieuwe regels (NVWA, mogelijk Douane), en wellicht de coördinatie van preventie en bestrijdingsacties (NVWA en mogelijk Douane). Tegelijkertijd kan een Europees brede preventie op termijn tot lagere kosten leiden, aangezien Nederland dan minder soorten hoeft te bestrijden die uit andere EU-lidstaten afkomstig zijn. Eventuele budgettaire gevolgen zullen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement c.q. provincie, conform de regels van de budgetdiscipline. Nederland zet zich om de kosten voor overheden te beperken.
c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger
De financiële consequenties zijn in belangrijke mate afhankelijk van de nog op te stellen lijst van maximaal 50 IUS, waarvoor een verbod van kracht zal worden voor onder andere het importeren, verhandelen en in bezit hebben. Voor deze soorten komt er een overgangsregeling, waarbij onder voorwaarden soorten toch gehouden of verhandeld mogen worden. Verbod en overgangsregeling leiden tijdelijk tot financiële en administratieve lasten. Zodra deze soorten daadwerkelijk uit de handel zijn, zullen handelaren in uitheemse planten en dieren alternatieve soorten zoeken (en vinden) voor de weggevallen soorten of zullen de soorten in de illegale handel verdwijnen. De importverboden die ingesteld worden voor een aantal soorten vergen mogelijk een andere wijze van registratie (importcertificaten) van geïmporteerde planten en dieren. Aangezien de lijst met soorten nog niet bekend is en daarmee ook niet bekend is hoeveel (commerciële) houders het betreft is er geen financiële inschatting te maken.
Niet-commerciële houders die de dieren reeds in hun bezit hebben wanneer de verordening in werking treedt mogen deze dieren, onder enkele voorwaarden, houden tot ze een natuurlijke dood sterven. Bestrijding van invasieve uitheemse soorten die het bedrijfsleven schaden zullen op de langere termijn positieve financiële resultaten leveren. Nederland zet zich in om de financiële lasten voor bedrijfsleven en burgers te beperken.
d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger
De gevolgen zijn in belangrijke mate afhankelijk van de nog op te stellen lijst van maximaal 50 IUS. Wanneer deze soorten niet in Nederland voorkomen, zullen de maatregelen zich in eerste instantie kunnen beperken tot een verbod, voorlichting en een vorm van toezicht. Het laatste wordt weer bepaald door of het een soort is die verhandeld wordt. Wanneer een soort gering of wijdverspreid voorkomt zullen er actieplannen moeten worden opgesteld met bijbehorende acties welke meer lasten met zich meebrengen.
De Rijksoverheid zal zich inzetten om onnodige lasten te voorkomen en daartoe met het bedrijfsleven in gesprek gaan om consequenties van de diverse verboden door te spreken. Toezichthouders (NVWA, douane) zullen moeten toezien op naleving van de import-, handels- en bezitsverboden voor de invasieve uitheemse soorten die worden opgenomen in de EU-verordening. De Rijksoverheid zal signalen over de aanwezigheid van een aantal invasieve uitheemse soorten op het Nederlandse grondgebied moeten notificeren aan Brussel. Afhankelijk van hoe (de)centraal één en ander wordt georganiseerd werkt dit door naar de provincies.
Drie jaar nadat de verordening in werking is getreden en daarna na iedere vier jaar dient de lidstaat verslag uit te brengen over de toezichtssystemen, controles, de voor de unie prioritaire IUS en hun verspreidingsgebied alsmede de voor de lidstaat prioritaire IUS, uitroeiingsmaatregelen, beheersmaatregelen de doeltreffendheid ervan en de vergunningen.
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel betreft een verordening. Dat betekent dat de bepalingen van de verordening rechtstreeks doorwerken in de Nederlandse rechtsorde. Nederland zal overtreding van de verordening echter nog wel bij of krachtens wet strafbaar moeten stellen. Voor de verschillende bevoegdheden zal een Nederlandse bevoegde autoriteit aangewezen moeten worden, die beschikt over de nodige toezichts- en handhavingsbevoegdheden.
De bestrijding van dier- en plantensoorten, schimmels en micro-organismen vanwege hun potentieel schadelijke eigenschappen voor de biodiversiteit is een betrekkelijk nieuw terrein. Via de artikelen van de huidige Flora- en faunawet kunnen maatregelen ter bestrijding van reeds aanwezige invasieve uitheemse soorten worden getroffen en bevat de huidige Flora- en faunawet een uitzetverbod. Een grondslag voor de strafbaarstelling van overtreding van de verboden op het gebruik van en de handel in invasieve uitheemse soorten ontbreekt echter. Het wetsvoorstel natuurbescherming, dat bij de Tweede Kamer aanhangig is, voorziet wel in de nodige grondslagen voor een goede uitvoering van de verordening.
b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Deze verordening treedt, afhankelijk van de bekendmakingsdatum in het Publicatieblad van de Europese Unie, in werking op 1 januari of 1 juli volgend op die bekendmaking.
Nederland verwacht dat deze verordening niet eerder aangenomen wordt dan in 2015. Nederland verwacht dat de Commissie vooruitlopend op aanname van deze verordening start met de implementatiehandelingen.
c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
In de overwegingen van het voorstel van de Commissie is een evaluatiebepaling opgenomen (12). Hierin staat dat de algemene aanpak na vijf jaar geëvalueerd zou moeten worden. Nederland is van mening dat de evaluatiebepaling op dit moment nog onvoldoende zijn beschreven.
a) Uitvoerbaarheid
Het voorstel is op een aantal punten op het eerste oog minder goed of slecht uitvoerbaar:
– Doordat de lijst van IUS op maximaal 50 soorten is bepaald zullen lidstaten zich er hard voor maken dat er voor hun prioritaire soorten opkomen en de voor hun niet prioritaire niet op de lijst komen. Via de onderzoeksprocedure kunnen de lidstaten met omgekeerde gekwalificeerde meerderheid het voorstel van de Commissie afwijzen. Dit kan tot een langdurig onderhandelingstraject leiden omdat lidstaten vasthouden aan het uit de lijst laten van soorten die voor betreffende lidstaat mogelijk tot hoge kosten en administratieve lasten leiden.
– Invasieve uitheemse soorten komen bij binnenkomst op het douanegebied altijd in aanmerking voor officiële controles, hetzij op grond van (COM(2013) 265) hetzij op grond van deze verordening. In de gevallen dat deze controles niet plaatsvinden op een grenscontrolepost maakt dit artikel de Douane verantwoordelijk voor het geven van een (nadere) douaneregeling. Onduidelijk is hoe de uitvoering van deze controle eruit dient te zien, en onduidelijk is welke douaneregelingen zijn toegestaan voor deze goederen in deze situatie. Zonder meer duidelijkheid is de handhaafbaarheid niet in te schatten.
– Verplichting voor maatregelen tegen enkele wijdverspreid aanwezige invasieve uitheemse soorten ter voorkoming van verdere verspreiding. Dit kan veel gaan kosten, terwijl het effect van deze maatregelen beperkt kan zijn. Eén en ander hangt af van de soorten waarvoor deze maatregelen gaan gelden.
– Overgangsregelingen voor zo’n 50 verboden plant- en diersoorten. Dit vergt veel organisatie en communicatie. Het bereiken van alle houders zal niet mogelijk blijken. Verder is het waarschijnlijk dat een deel van de houders de planten of dieren liever loslaat in de natuur dan kosten of moeite te doen voor het mogen blijven houden onder voorwaarden.
b) Handhaafbaarheid
Handhaving van de voorgestelde verordening zal zich primair richten op het verbod op import, handel, uitzetten en houden van zo’n 50 invasieve uitheemse soorten. Goede communicatie met buren en andere lidstaten is ook van belang. Voor import en handel is dit goed te organiseren, voor de particuliere houders veel minder goed.
Volgens Nederland houdt de verordening geen rekening met de effecten op de export van ontwikkelingslanden. Door de algemene criteria die worden gehanteerd voor het vaststellen van de 50 invasieve uitheemse soorten en het feit dat lidstaten zelf lijstjes met IUS mogen voordragen, valt niet uit te sluiten dat dit kan leiden tot handelsbelemmeringen voor de export van ontwikkelingslanden naar de EU.
Nederland heeft reeds lange tijd aangedrongen op Europese wetgeving voor invasieve uitheemse soorten en steunt op hoofdlijnen het voorstel tot EU wet- en regelgeving op dit onderwerp. Nederland heeft sinds een aantal jaren het «exotenbeleid»2 in werking. Aansluiting met buurlanden en andere EU-landen voor een meer efficiënte aanpak was nodig. Effectieve maatregelen ter preventie van vestiging van IUS en eliminatie van reeds gevestigde IUS zullen bijdragen aan de realisatie van biodiversiteitsdoelen ten aanzien van de achteruitgang van soorten.
Nederland vindt het van belang dat EU-regelgeving op dit terrein zich primair richt op preventie en eliminatie van de IUS. Nederland acht het van belang dat tevens op lidstaatniveau een evenwichtige afweging gemaakt zal worden ten aanzien van de kostenefficiëntie van maatregelen.
Het voorstel spreekt over een lijst van 50 voor de Europese Unie zorgwekkende soorten die moeten voldoen aan het criterium dat ze zich in de gehele unie moeten kunnen vestigen. Nederland zet zich in om te komen tot een lijst van invasieve uitheemse soorten die voor de Europese lidstaten hanteerbaar en financieel haalbaar is. Dit criterium lijkt te streng, omdat dit zou betekenen dat alleen soorten die zich in heel de EU zouden kunnen verspreiden op de lijst geplaatst kunnen worden. Dit is slechts op een zeer beperkt aantal soorten van toepassing. Nederland is van mening dat het criterium moet zijn dat een invasieve uitheemse soort die zich binnen de Unie kan verspreiden naar meerdere lidstaten, in plaats van naar alle lidstaten. Daarnaast acht Nederland het van belang dat ook soorten die in tegenstelling tot de biodiversiteit enkel de volksgezondheid schaden, zoals de tijgermug, ook op de lijst van prioritaire soorten kunnen worden opgenomen.
Tevens zal Nederland kritisch kijken naar de effecten van de maatregelen op de export van ontwikkelingslanden naar de EU, waarbij negatieve effecten zoveel mogelijk zullen worden geminimaliseerd.
Het impact assessment raamt de huidige kosten/schade van IUS op € 12 miljard per jaar voor de Europese Economie. Het is momenteel onduidelijk hoe en waaruit dit bedrag is opgebouwd. Nederland zal opheldering vragen over of hierin tevens effecten op de volksgezondheid zijn geraamd.
De lijstsamenstelling is van groot belang voor de financiële consequenties van naleving van de verordening bijvoorbeeld daar waar de Commissie uitgaat van herstel van beschadigde ecosystemen. Nederland is er daarom voorstander van dat iedere lidstaat het recht heeft een aantal naar rato prioritaire soorten op de lijst vermeld te krijgen. Daarnaast wil Nederland de mogelijkheden voor ontheffing van soorten op de prioritaire lijst die voor een lidstaat als «niet ongewenst» of zelfs «gewenst» beschouwt (bijvoorbeeld de driehoeksmossel) verduidelijkt hebben.
Ten slotte heeft Nederland kritische kanttekeningen bij de volgende artikelen:
– Artikel 4, lid 2: Uit beschikbaar wetenschappelijk bewijsmateriaal moet blijken dat een soort problematisch is. Nederland acht het van belang dat de Commissie duidelijk maakt wanneer iets geldt als bewijsmateriaal en waaraan het dan moet voldoen? Verder acht Nederland het van belang dat duidelijkheid ontstaat over hoe men kan aantonen dat een soort een levensvatbare populatie kan vormen in heel Europa en welke actie vereist is als deze populatie reeds is gevormd?
– Artikel 9 spreekt over noodmaatregelen die een lidstaat tijdelijk mag nemen bij de ontdekking van een nieuwe IUS die niet op de lijst staat. Nederland acht het van belang dat een lidstaat permanente maatregelen zou mogen treffen op IUS die niet op de lijst van invasieve prioritaire soorten staan. Denk hierbij aan het mosseltransitiebeleid (Zuid-Noord transporten van mosselzaad) en het convenant waterplanten.
– Artikel 12 beschrijft dat er een toezichtsysteem moet komen ter signalering van IUS. Dit systeem moet snel de aanwezigheid vast kunnen stellen van voor de Unie zorgwekkende IUS. In grote wateren is dergelijk monitoring gezien de hoge kosten redelijkerwijs niet realiseerbaar. Nederland acht het van belang dat in dergelijke gevallen als alternatief gebruik kan worden gemaakt van bestaande meetnetten, waarbij IUS expliciet(er) worden gesignaleerd.
– Artikel 16, lid 6 stelt dat lidstaten indammingsmaatregelen moeten nemen om verdere verspreiding te voorkomen, tot een besluit is genomen of de uitzondering inderdaad van toepassing is. Deze maatregelen zijn niet realiseerbaar in grote wateren, zeker niet op zee. Nederland acht het van belang dat op voorhand in de verordening al een aantal uitzonderingen (grote wateren) expliciet worden benoemd.
– Artikel 17, lid 2 en 3: maatregelen mogen fysiek, chemisch of biologisch zijn, rekening houdend met mens en milieu. Nederland vraagt hierbij aandacht voor eventuele conflicten met doelstellingen uit de Kaderrichtlijn Water, Kaderrichtlijn Marien en de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22112-1719.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.