22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1650 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 juni 2013

Met deze brief en de bijgaande inventarisatie1, geeft het kabinet uitvoering aan het voornemen uit het regeerakkoord om in Europees verband voorstellen te doen inzake de overdracht van beleidsterreinen aan nationale overheden, ook wel aangeduid als de Nederlandse «subsidiariteitsexercitie».

De Europese integratie is een stapsgewijs proces waarbij tot samenwerking wordt besloten als de noodzaak daartoe aanwezig is en/of als dit in het belang is van de deelnemende landen. Zo is een van de lessen van de financieel-economische crisis dat meer Europees toezicht, monitoring en handhaving nodig is om de eurozone goed te laten functioneren. Ook op andere terreinen, zoals energie, klimaat, asiel en migratie en de vervolmaking van de interne markt, maar ook bijvoorbeeld de aanpak van belastingfraude en ontduiking of samenwerking op het vlak van defensie, is Europese samenwerking hard nodig. De tijd van een «ever closer union» op alle mogelijke beleidsterreinen is echter voorbij, zo is de stellige overtuiging van het kabinet. Al tijdens het referendum in 2005 werd het onbehagen van de Nederlandse bevolking duidelijk met een Unie die als een doel op zich steeds verder uitdijt en steeds bemoeizuchtiger wordt. In plaats daarvan dienen we steeds opnieuw de afweging te maken of onze beleidsdoelstellingen voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kunnen worden verwezenlijkt. Dat zijn immers de bestuurslagen die het dichtst bij de burger staan. Alleen indien er goede argumenten zijn voor ingrijpen op Europees niveau (bijvoorbeeld omwille van het creëren van een gelijk speelveld, het bevorderen van eerlijke concurrentie of terugbrengen van handelsbelemmeringen binnen de interne markt of vanwege de effectiviteit van een grensoverschrijdende aanpak van grensoverschrijdende problemen) is Europese regelgeving gerechtvaardigd. Als leidend motto daarbij geldt: «Europees wat Europees moet, nationaal wat nationaal kan».

Er zijn diverse mogelijkheden om de taken en bevoegdheden van het Europese en nationale niveau te herschikken. Bevoegdheden kunnen terugvloeien naar lidstaten door de beleidsterreinen waarop de Unie bevoegd is in te perken. Ook kunnen lidstaten met zogenaamde opt-outs bedingen dat zij bevoegdheden behouden. Beide varianten vereisen een wijziging van de EU-verdragen. Het kabinet acht dat geen begaanbare en ook geen wenselijke weg. Veeleer dient kritisch gekeken te worden naar de Europese regelgeving zelf zoals deze de afgelopen decennia is geaccumuleerd in wat wel het acquis van de Unie wordt genoemd. Deze kan in samenspraak tussen de lidstaten worden herzien of bijgesteld. Ook kunnen de lidstaten in onderlinge samenspraak komen tot politieke afspraken over toekomstige prioriteiten voor Europese regelgeving. Dat is de aanpak waar het kabinet met deze exercitie voor kiest.

Nederland is een van de meest actieve landen in de EU op het gebied van het toetsen van subsidiariteit en proportionaliteit van EU-regelgeving. We houden sinds jaar en dag consequent de subsidiariteit en proportionaliteit van alle nieuwe initiatieven van de Europese Commissie tegen het licht. Met onze «BNC-fiches» lopen we op dit punt voorop in Europa. Het systeem van de gele en oranje kaarten is in het Verdrag van Lissabon gekomen doordat daartoe mede vanuit Nederland het initiatief is genomen. Het Nederlandse parlement behoort tot de meest actieve en betrokken nationale parlementen op dit vlak. Nederlandse parlementariërs voeren vaak een effectieve lobby voor het uitvoeren van subsidiariteitstoetsen op nieuwe voorstellen van de Commissie. Nederland maakt daarmee ten volle gebruik van de bepalingen die in het Verdrag van Lissabon, en met name in Protocol 2 bij de verdragen, zijn vastgelegd over de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Het lukt Nederland in de praktijk vaak om tijdens het onderhandelingsproces tussen regeringsvertegenwoordigers in de Raad bezwaren uit hoofde van subsidiariteit en proportionaliteit in te brengen en die voorstellen vanuit dat perspectief aangepast te krijgen, zo bleek ook tijdens deze exercitie. Zo is het bijvoorbeeld gegaan met de voorstellen voor een Europese «APK» en de richtlijn over optische straling voor werknemers die in de buitenlucht werken («ambre solaire-richtlijn»). Ook zijn diverse voorstellen om deze redenen uiteindelijk niet aangenomen door de Raad of niet in de aangekondigde vorm ingebracht door de Commissie. Een goed voorbeeld van die laatste categorie is de aangekondigde herziening van de pensioenfondsenrichtlijn (IORP). Uit de inventarisatie, en met name ook uit de consultaties met organisaties van experts en belanghebbenden, is overigens ook duidelijk geworden dat er vaak juist uitdrukkelijke steun bestaat voor regelgeving op EU-niveau, bijvoorbeeld daar waar het gaat om controle en toezicht op EU-breed gemaakte afspraken ter vervolmaking van de interne markt.

Met deze exercitie onderstreept Nederland dat het vindt dat bestaande regelgeving opnieuw op de agenda moet kunnen worden gezet (herziening). Naar de mening van het kabinet is de Commissie te terughoudend bij het moderniseren van wet- en regelgeving. Ook vindt Nederland dat lidstaten politieke afspraken moeten kunnen maken met de Europese Commissie op welke deelterreinen zij voorlopig liever geen nieuwe initiatieven van de Commissie zien. Waarom dient de Commissie op elk beleidsterrein waar zij bevoegd is, ook steevast met nieuwe regelgeving te komen? Vooruitlopend op het aantreden van een nieuwe Commissie eind 2014, zouden daarover nu tussen de lidstaten afspraken gemaakt kunnen worden.

Alle departementen hebben, mede door raadpleging van een groot aantal organisaties van experts en belanghebbenden, gewerkt aan een lijst van waar het wat Nederland betreft op dit moment op het gebied van Europese regelgeving concreet aan schort. De uitkomst van deze exercitie is de bijgevoegde lijst van 54 Nederlandse actiepunten 2. Na de bespreking met het Parlement zal Nederland de actiepunten in EU-verband inbrengen. Daarvoor zal in contact worden getreden met de Europese Commissie en zal steun worden geworven onder de andere lidstaten in de Raad, onder meer om vooruitlopend op het aantreden van de nieuwe Europese Commissie tot de hierboven genoemde politieke afspraken te komen.

Uit de lijst komt een aantal terreinen naar voren waarop de EU zich volgens Nederland op basis van het subsidiariteitsbeginsel terughoudender zou moeten opstellen, zoals strafprocesrecht, directe belastingen en sociale zekerheid. Aan een aantal wetsvoorstellen heeft Nederland eenvoudig geen behoefte. Daarnaast zijn er terreinen waar weliswaar Europese wetgeving nodig is, maar waar deze wetgeving meer ruimte dient te laten aan de lidstaten en hen met minder administratieve lasten dient op te zadelen. Op deze punten heeft Nederland bezwaren die samenhangen met het proportionaliteitsbeginsel. In de uitgewerkte lijst van Nederlandse actiepunten wordt dit verder toegelicht.

Het kabinet ziet deze lijst als een eerste aanzet voor een discussie met lidstaten en instellingen over een Europa dat bescheidener, soberder en tegelijkertijd effectiever is.

In samenhang met deze exercitie is het Ministerie van Economische Zaken bezig met een inventarisatie die specifiek gericht is op EU-regels die in Nederland leiden tot onnodige regeldruk voor ondernemingen, waaronder het mkb. De exercitie van het Ministerie van Economische Zaken kan worden gezien als een verdieping van de subsidiariteitsexercitie op het punt van regeldruk, mede op basis van input van het bedrijfsleven. De bevindingen die de Minister van Economische Zaken op korte termijn zal inbrengen richting de Europese Commissie zullen, zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg op 13 februari jl. over de Raad voor Concurrentievermogen (Kamerstuk 21 501-30, nr. 305), tevens separaat aan uw Kamer worden gestuurd.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven