22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1605 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 april 2013

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij drie fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Aanbeveling en mededeling om de verkiezingen voor het Europees Parlement van 2014 democratischer en efficiënter te laten verlopen (Kamerstuk 22 112, nr. 1603)

Fiche 2: Herziening Verordeningen passagiersrechten luchtvaart (Kamerstuk 22 112, nr. 1604)

Fiche 3: Mededeling betere voeding voor moeders en kinderen

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: Mededeling betere voeding voor moeders en kinderen

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad. Betere voeding voor moeders en kinderen in het kader van de buitenlandse hulp: een Europees beleidskader.

Datum ontvangst Commissiedocument

12 maart 2013

Nr. Commissiedocument

COM(2013) 141

Pre-lex

http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=202466

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

Niet opgesteld

Behandelingstraject Raad

Raad voor Buitenlandse Zaken -Ontwikkelingssamenwerking

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Buitenlandse Zaken

2. Essentie voorstel

Het beleidskader van de EU op het gebied van ontwikkelingssamenwerking is beschreven in de mededeling van de Commissie betreffende een «Agenda voor verandering» en de daarmee verband houdende conclusies van de Raad van mei 2012. De aanpak inzake voedselzekerheid en humanitaire voedselhulp aan derde landen is verder uitgewerkt in de mededelingen over het EU-beleid inzake voedselzekerheid (COM(2010)127) en humanitaire voedselhulp (COM(2010)126) en de daarmee verband houdende conclusies van de Raad van mei 2010. Het beleidskader omvat verder de mededeling over de EU-aanpak inzake weerbaarheid: lessen uit de voedselzekerheidscrises, waarin de sterke samenhang wordt beschreven tussen voeding en weerbaarheid.

In onderhavig beleidsdocument over voeding, dat is opgesteld op verzoek van de Raad en op aanbeveling van de Rekenkamer, wordt gepleit voor betere coördinatie tussen humanitaire hulp en ontwikkelingshulp om de weerbaarheid van getroffen bevolkingsgroepen te vergroten. Het beleid richt zich op de voor ondervoeding meest kwetsbare levensfase van kinderen en hun moeders. De focus ligt op de eerste 1000 dagen van het leven (vanaf de zwangerschap) tot het tweede levensjaar. Groeiachterstand opgelopen tijdens deze periode heeft blijvende fysieke en mentale gevolgen die zich later in het leven vertalen in achterblijvende ontwikkeling en productiviteit. Ook moeders kampen met ondervoeding en ondergewicht, waardoor de kans op het krijgen van een kind dat niet gezond is, toeneemt.

De primaire verantwoordelijkheid hiervoor berust bij de nationale regeringen van de getroffen landen. Zij moet het probleem erkennen en zich inzetten voor een oplossing, zodat vrouwen en kinderen de zorg en de voeding krijgen die ze nodig hebben voor een goede start in het leven. De internationale gemeenschap zal al het mogelijke in het werk stellen om de partnerlanden daarbij te helpen.

Kern van het voorstel is om te komen tot verbetering van de voeding voor moeders en kinderen. Concreet worden specifieke doelstellingen op twee niveaus voorgesteld:

  • daling van het aantal kinderen jonger dan vijf jaar met een groeiachterstand;

  • daling van het aantal kinderen jonger dan vijf jaar met acute ondervoeding.

Strategische prioriteiten om dit te realiseren zijn:

  • 1. Meer inzet en politieke wil voor voeding, op niveau van landen en internationaal.

  • 2. Meer acties binnen landen: capaciteitsversterking, voorlichting, verstrekking van essentiële voeding en supplementen en integratie van voeding in relevante sectoren als landbouw, gezondheidszorg, sociale voorzieningen, water/riolering en onderwijs.

  • 3. Kennis en expertise: onderzoek tbv beleid en besluitvorming en technische deskundigheid voor capaciteitsopbouw.

De EU zal met dit doel landen ondersteunen, aandacht besteden aan ondervoeding bij humanitaire rampen, een kader ontwikkelen voor het meten en traceren van vorderingen, een multisectorale aanpak bevorderen, de band tussen humanitaire en ontwikkelingsactoren versterken, investeren in kennis en onderzoek, meer samenwerken met de private sector, het thema voeding bevorderen in internationale fora en de post MDG agenda en in dat kader de Scaling up Nutrition (SUN) beweging steunen en aanmoedigen.

3. Wat is de Nederlandse grondhouding ten aanzien van de bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit van deze mededeling en de eventueel daarin aangekondigde concrete wet- en regelgeving? Hoe schat Nederland de financiële gevolgen in, alsmede de gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

Het voorstel bevat geen aankondiging van concrete wet- of regelgeving. De mededeling beschrijft enkel de problematiek van ondervoeding en manieren om via internationale samenwerking betere resultaten te bereiken op dit terrein. Er is geen sprake van financiële consequenties.

Bevoegdheid: De mededeling betreft het gebied van ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp. Op dit terrein is de EU bevoegd op te treden. Dit belet de lidstaten niet hun eigen bevoegdheid uit te oefenen (artikel 4, lid 4 VWEU).

Subsidiariteit: Het Nederlands oordeel over de subsidiariteit luidt positief. De EU is een geschikt platform waar gestreefd kan worden naar samenhang en synergie in de interventies van de lidstaten van de EU en om vanuit de EU te streven samen te werken met de internationale gemeenschap. EU-optreden heeft hier een meerwaarde ten opzichte van de activiteiten van de lidstaten door het groter gewicht van de EU in internationale besprekingen.

Proportionaliteit: Het Nederlandse oordeel over de proportionaliteit luidt positief. De aanbevelingen die de Commissie doet laten voldoende ruimte voor nationale inzet en staan inhoudelijk in de juiste verhouding tot de geformuleerde doelstellingen. De voorgestelde aanpak is passend ten opzichte van het beoogde doel.

4. Nederlandse positie over de mededeling

De mededeling is ondersteunend aan het Nederlandse beleid op het gebied van het speerpunt voedselzekerheid en heeft een nauwe relatie met het beleid op het speerpunt water. Het Nederlandse beleid t.a.v. voedselzekerheid richt zich op vier pijlers: verbetering van de productiviteit, toegang tot voldoende en gezonde voeding (inclusief schoon water), betere marktwerking en een stimulerend ondernemingsklimaat. Binnen alle vier pijlers wordt veel belang gehecht aan betrokkenheid van de private sector.

De voorstellen van de Commissie passen in pijler twee: toegang tot voldoende en gezonde voeding. Ook in het Nederlandse beleid worden moeders en jonge kinderen daarbij beschouwd als prioritaire doelgroep. En net als Nederland accentueert de Commissie de samenwerking met de private sector, de samenwerking tussen humanitaire en ontwikkelingsactoren, het belang van een multisectorale aanpak, het beginsel van weerbaarheid en de rol van kennis. Nederland maakt ook onderdeel uit van de Scaling Up Nutrition (SUN) beweging, die in de mededeling het kader vormt waarbinnen de Commissie de inzet op voeding internationaal wil promoten en coördineren.

Een kritische noot betreft het ontbreken van een goede analyse van de sociale, economische en politieke machtsrelaties. Zo is een hoge frequentie van zwangerschappen, als gevolg van beperkte toegang tot voorbehoedmiddelen, één van de oorzaken van ondervoeding bij zuigelingen en kinderen. Een expliciete en concrete strategie gericht op het opheffen van deze structurele en fundamentele belemmeringen ontbreekt dan ook. Hoewel er in algemene zin wordt gerefereerd aan het EU-actieplan voor gendergelijkheid en de emancipatie van vrouwen in ontwikkelingslanden 2012–2015, vertaalt zich dat niet in concrete maatregelen. Nederland zal zich ervoor inzetten om het gebrek aan vrouwenrechten en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten expliciet op te nemen in het voorgestelde EU-beleid.

Een kleine kanttekening betreft de relatie tussen onderhavige mededeling en de mededeling over het EU-beleid inzake voedselzekerheid (COM(2010)127), die zich richt op de productie van voedsel via ontwikkeling van de landbouw. De synergie tussen de beide mededelingen is nog onvoldoende uitgewerkt. Een hechte verbinding van beide agenda’s is echter gewenst: inzetten op een landbouwproductie die divers en nutriëntenrijk is en tegelijkertijd het stimuleren van de consumptie van lokaal geproduceerde kwaliteitsvoeding. In de verdere opvolging van de mededeling zal Nederland hier aandacht voor blijven vragen.

Naar boven