22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1425 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juni 2012

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij twee fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Mededeling «Europese Strategie voor een beter internet voor kinderen»

Fiche 2: Mededelingen Nieuw Nabuurschapsbeleid en Routekaart Oostelijk Nabuurschap (Kamerstuk 22 112, nr. 1426)

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen

Fiche: Mededeling «Europese Strategie voor een beter internet voor kinderen»

1. Algemene gegevens

Titel voorstel: Mededeling «Europese Strategie voor een beter internet voor kinderen»

Datum Commissiedocument: 2 mei 2012

Nr. Commissiedocument: COM(2012) 196

Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=en&DosId=201545

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: Niet opgesteld

Behandelingstraject Raad: Nog niet bekend. Waarschijnlijk: bespreking tijdens OJCS-raad van 22–23 november 2012.

Eerstverantwoordelijk ministerie: De ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

2. Essentie voorstel

De online veiligheid van kinderen is een belangrijk streefdoel in het kader van de Digitale Agenda voor Europa. De Commissie wijst erop dat hoewel het internet niet op kindermaat is gemaakt, kinderen het op steeds jongere leeftijd gebruiken: vandaag gebruikt 75 % van de kinderen in Europa internet, van wie een derde op mobiele telefoons of een ander mobiel apparaat. Vier op de tien kinderen in Europa zeggen online met gevaren te zijn geconfronteerd zoals cyberpesten, blootstelling aan door gebruikers gegenereerde inhoud waarin anorexia of zelfverminking worden verheerlijkt of misbruik van hun persoonlijke gegevens.

De Commissie bepleit een gecoördineerde aanpak binnen de EU, waarbij de Commissie, de lidstaten en het bedrijfsleven samenwerken. Doel is dat kinderen in alle lidstaten veilig internet kunnen gebruiken en dat kindvriendelijke online producten en diensten zich op de interne markt gemakkelijker kunnen ontwikkelen.

Diverse minimumeisen zijn al vastgelegd in Europese richtlijnen, bijvoorbeeld op het gebied van audiovisuele mediadiensten, dataprotectie en privacy, e-commerce en telecommunicatie, oneerlijke handelspraktijken en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen. Deze mededeling van de Commissie richt zich vooral op voorlichting van gebruikers en op zelfregulering door het online bedrijfsleven.

De acties zijn door de Commissie gegroepeerd rond vier pijlers:

  • 1. Bevorderen van internetaanbod van hoge kwaliteit voor kinderen.

  • 2. Voorlichting over verantwoord gebruik van internet aan kinderen, ouders en leerkrachten. Ook de mogelijkheden voor gebruikers om zelf melding te maken van voor kinderen schadelijke of illegale praktijken komen onder deze pijler aan bod.

  • 3. Bevorderen van een veilige internetomgeving voor kinderen. Bij deze pijler beschrijft de Commissie een palet aan maatregelen: inhoudelijke classificatie en leeftijdsadviezen van internetaanbod, filters en andere middelen voor ouderlijk toezicht op internetgebruik van kinderen, leeftijdsgebonden privacyinstellingen voor sociale media en leeftijdsverificatie bij het gebruik van websites, en bescherming van kinderen tegen internetreclame en betaalde diensten.

  • 4. Bestrijding van seksueel misbruik van kinderen op en via internet, onder meer door het opsporen en verwijderen van kinderporno.

De Commissie zal zelf met het Europese bedrijfsleven blijven werken aan de totstandkoming van gedragscodes. Indien voorlichting en zelfregulering onvoldoende opleveren, overweegt de Commissie nadere Europese regelgeving.

3. Wat is de Nederlandse grondhouding ten aanzien van de bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit van deze mededeling en de eventueel daarin aangekondigde concrete wet- en regelgeving? Hoe schat Nederland de financiële gevolgen in, alsmede de gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

Op grond van artikelen 83 (bijzonder zware criminaliteit), 84 (misdaadpreventie), 114 (Interne Markt) en 167 (cultuurbeleid ), 168 (volksgezondheid) en 169 (EU consumentenbescherming) VWEU is de EU bevoegd om op te treden. Indien deze mededeling leidt tot een wetgevend voorstel zal Nederland een nader oordeel geven over de bevoegdheidsvaststelling.

Het subsidiariteitsoordeel luidt positief. De genoemde maatregelen in de mededeling om kinderen digitale vaardigheden te laten ontwikkelen en instrumenten te bieden, leveren een instrument op om op Europees niveau de operationele samenwerking en coördinatie op het gebied van de bevordering van de digitale samenleving, de bescherming van kinderen en de bestrijding van cybercriminaliteit te versterken. Het ontbreken van een betere internetinhoud (pijler 1) en een veiliger online omgeving(pijler 3) is een grensoverschrijdend probleem en lidstaten blijken hier vaak verschillend mee om te gaan. Hierdoor is een fragmentering van de markt ontstaan, die de ontwikkeling van de nodige vaardigheden en instrumenten eerder belemmert dan faciliteert. Kinderen in Europa genieten niet eenzelfde bescherming. Om deze reden kan het probleem beter op het niveau van de Europese Unie worden aangepakt. Nederland vindt dat voorlichting (pijler 2) een verantwoordelijkheid is van bedrijven, scholen en maatschappelijke organisaties en het is in eerste aanleg een zaak van nationale overheden om dit waar nodig te stimuleren. Vanuit het EU Safer Internet Programme worden nationale activiteiten op bescheiden schaal ondersteund en NL blijft in dit programma graag deelnemer. Ook de bestrijding van seksueel misbruik (pijler 4) is een grensoverschrijdend en internationaal probleem dat alleen effectief kan worden bestreden door goede samenwerking tussen staten, binnen en buiten de EU.

Ook het oordeel over proportionaliteit luidt positief. Omwille van effectiviteit en slagvaardigheid en om, als het gaat om het bestrijden van seksueel geweld tegen kinderen, rechtshandhavend op te kunnen treden is het nodig op EU-niveau zaken te regisseren, aan te jagen en te faciliteren(pijler 4). Ook de voorgestelde maatregelen voor de andere pijlers, een betere internetinhoud, voorlichting en de veiliger online omgeving staan in verhouding tot de beoogde resultaten.

De Commissie wil na 2014 het Safer Internet Programma voortzetten en financieren uit het programma Connecting Europe Facility 2014–2020 en onderzoek financieren uit het programma Horizon 2020. In de mededeling worden verder geen uitspraken gedaan over de financiële consequenties van de voorgestelde acties voor de lidstaten.

De programma’s voor Connecting Europe Facility 2014–2020 en Horizon 2020 maken voor wat betreft de financiële aspecten integraal onderdeel uit van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2014–2020. Nederland hecht eraan dat besprekingen over de programma’s voor Connecting Europe Facility 2014–2020 en Horizon 2020 het programma niet vooruitlopen op de integrale besluitvorming betreffende het MFK. De beleidsmatige inzet van Nederland bij de vormgeving van het programma zal ondersteunend moeten zijn aan de Nederlandse inzet in de MFK-onderhandelingen, te weten een substantiële vermindering van de Nederlandse afdrachten aan de EU en een hervormde begroting die is toegespitst op de prioriteiten van dit decennium. Binnen dit kader blijft vanzelfsprekend de ruimte bestaan om op de inhoud actief in te spelen op het verloop van de onderhandelingen.

Op basis van de beschikbare informatie is nog geen inschatting te maken van concrete met de aangekondigde acties samenhangende administratieve lasten. Veel zal afhangen van de uitwerking en modaliteiten ervan. De mededeling kondigt evenwel geen initiatieven aan waarvan het kabinet op voorhand grote extra lasten verwacht.

De eventuele gevolgen voor de regeldruk van de aangekondigde acties worden meegenomen in de bijbehorende BNC-fiches.

4. Nederlandse positie over de mededeling

De doelen en maatregelen uit de mededeling komen voort uit dan wel sluiten aan op eerdere initiatieven, bijvoorbeeld over de EU-brede Digitale agenda en de bescherming van minderjarigen en initiatieven als het Safer Internet Programme. Ook sluiten zij aan bij de recent aangenomen richtlijn over seksueel misbruik van kinderen. Deze initiatieven heeft Nederland steeds voluit ondersteund.

Het is essentieel om de thematiek op de agenda te houden, om zelfregulering te stimuleren en versnippering van initiatieven tegen te gaan en bundeling van krachten aan te jagen. Niet alleen op nationaal niveau, maar vanwege het grensoverschrijdende karakter van internet ook op Europees niveau. Om die reden is Nederland blij met deze mededeling.

Hieronder de Nederlandse reactie op de vier pijlers in de mededeling van de Commissie.

  • 1. Internetaanbod van hoge kwaliteit: Vrijwel alle lidstaten verlenen overheidssteun aan publieke omroepen en aan films, onder meer voor de jeugd. Ook het Europese programma Creative Europe 2014–2020 zal bijdragen aan culturele en audiovisuele producties die onder meer via internet worden verspreid. Voor het overige komt de productie van media-aanbod goeddeels op de markt tot stand en ziet Nederland geen grote rol voor de Europese Unie.

  • 2. Voorlichting: In Nederland vormen ECP (Electronic Commerce Platform) en het Meldpunt Kinderporno op Internet samen het nationale Safer Internet Centre (SIC). Zij maken deel uit van een breder Europees netwerk van SIC’s dat mede wordt gefinancierd door de Europese Commissie. Het Meldpunt Kinderporno bestrijdt de verspreiding van afbeeldingen van seksueel misbruik via internet. Binnen het ECP werken publieke en private partijen samen aan voorlichting, consumentenvertrouwen, veiligheid en zelfregulering op het gebied van internet. Daarnaast is recent www.Meldknop.nl gelanceerd als hulpmiddel voor jongeren die op internet in de problemen raken. Uit de mediabegroting blijft tot 2014 subsidie beschikbaar voor het expertisecentrum mediawijzer.net. Ruim 500 partijen zijn bij dit netwerk aangesloten. Zij verzorgen activiteiten rondom mediawijsheid op scholen, in bibliotheken, in de media en via maatschappelijke organisaties. Nederland vindt dat voorlichting een verantwoordelijkheid is van bedrijven, scholen en maatschappelijke organisaties en het is in eerste aanleg een zaak van nationale overheden om dit waar nodig te stimuleren. Vanuit het EU Safer Internet Programme worden nationale activiteiten op bescheiden schaal ondersteund en Nederland blijft in dit programma graag deelnemer.

  • 3. Veilige internetomgeving: Diverse Europese en nationale wetten stellen basiseisen aan bedrijven die online producten en diensten verzorgen. Net als de Commissie zet Nederland daarnaast eerst en vooral in op zelfregulering door het bedrijfsleven. Deels gaat het dan om nationale initiatieven waarin publieke en private partijen samenwerken, bijvoorbeeld van ECP. Omdat internet grensoverschrijdend is, juicht Nederland bovendien Europese initiatieven toe. Een goed voorbeeld zijn de Safer Social Networking Principles: een Europese gedragscode die in 2009 mede door inspanning van de Europese Commissie tot stand is gekomen en die is ondertekend door de meeste sociale netwerk sites, waardoor onder meer de profielen van minderjarigen (jongeren onder 16 jaar) standaard op «privé» staan.

    Nederland heeft goede ervaringen met classificatie van audiovisuele inhoud door de audiovisuele sector ten behoeve van ouders en kinderen met behulp van de Kijkwijzer. Dit nationale classificatiesysteem is voor lineaire televisiediensten verplicht op grond van de Europese richtlijn voor audiovisuele mediadiensten. Een vergelijkbaar Europees classificatiesysteem voor computerspellen, PEGI, wordt op vrijwillige basis door de meeste fabrikanten van computerspellen gebruikt. Nederland hecht eraan dat eventuele nadere EU regelgeving ten aanzien van classificatie en leeftijdsadviezen van internetaanbod ruimte laat voor verschillen die samenhangen met uiteenlopende beleidstradities en opvattingen in de lidstaten.

  • 4. Bestrijding seksueel misbruik: Waar de drie andere pijlers zich richten op de bescherming van kinderen tegen inhoud of praktijken die hen kunnen schaden, is deze pijler gericht op het bestrijden van illegale, strafbare feiten. Opsporing en handhaving door politie en justitie staan centraal, waar nodig ondersteund door betrokken bedrijven zoals aanbieders van internet toegang (internet service providers). Omdat de verspreiding van kinderporno veel via het internet gebeurt, gaat het om een grensoverschrijdend en internationaal probleem dat alleen effectief kan worden bestreden door goede samenwerking tussen staten, binnen en buiten de EU. Nederland ondersteunt dan ook de in de mededeling voorgestelde maatregelen voor de bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen. De maatregelen passen geheel bij de verplichtingen op grond van het Verdrag van Lanzarote van de Raad van Europa en de recent aangenomen EU-richtlijn over seksuele exploitatie en seksueel misbruik van kinderen. Het Lanzaroteverdrag is door Nederland geratificeerd en volledig geïmplementeerd. Op dit moment wordt gewerkt aan een wetsvoorstel om de EU-richtlijn te implementeren. Gelet op de inhoudelijke samenhang van het verdrag van Lanzarote met deze richtlijn, zijn geen grote wijzigingen nodig. Ten slotte wordt gewezen op het actieplan «Kinderen veilig» 2012–2016 van de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie, dat een specifieke actielijn voor de aanpak van seksueel misbruik van kinderen kent.

Naar boven