22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1099 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 november 2010

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zes fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

  • Fiche 1: Mededeling strategie implementatie handvest grondrechten (kamerstuk 22 112, nr. 1097)

  • Fiche 2: Klonen van dieren voor voedselproductie (kamerstuk 22 112, nr. 1098)

  • Fiche 3: Mededeling routekaart voor informatiedeling in het maritieme domein

  • Fiche 4: Mededeling strategie voor energie 2020 (kamerstuk 22 112, nr. 1100)

  • Fiche 5: Mededeling crisisbeheersing in de financiële sector (kamerstuk 22 112, nr. 1101)

  • Fiche 6: Verkort fiche mededeling energie-infrastructuur (kamerstuk 22 112, nr. 1102)

Tevens bied ik u een gecorrigeerde versie van het fiche «besluit tot vaststelling van het eerste programma voor het radiospectrumbeleid» aan (kamerstuk 22 112, nr. 1096). Abusievelijk ontbrak er een alinea bij punt 9 in de versie van het fiche die uw Kamer toeging op 19 oktober jl. (kamerstuk 22 112, nr. 1094).

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

Mededeling routekaart voor informatiedeling in het maritieme domein

1. Algemene gegevens

Titel voorstel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake een ontwerp voor een routekaart voor de oprichting van de gemeenschappelijke gegevensuitwisselingstructuur voor de bewaking van het maritieme gebied in de EU.

Datum Commissiedocument:

20 oktober 2010

Nr. Commissiedocument:

COM(2010)584 definitief

Pre-lex:

http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2010:0584:FIN:NL:PDF

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board:

Een effectbeoordeling is aangekondigd, maar nog niet opgesteld.

Behandelingstraject Raad:

Het Belgische Voorzitterschap heeft aangegeven nog geen concrete plannen te hebben voor een Raadstraject.

Eerstverantwoordelijk ministerie:

Het ministerie van Infrastructuur en Milieu in nauwe samenwerking met het ministerie van Defensie.

2. Essentie voorstel

Deze mededeling van de Europese Commissie is het vervolg op Mededeling COM(2009)538 waarin de principes worden weergegeven voor de opzet van een Common Information Sharing Environment, CISE (gemeenschappelijke gegevensuitwisselingstructuur, GGUS) ten behoeve van geïntegreerde maritieme bewaking (maritime surveillance) in de EU. De onderhavige mededeling geeft een zogenaamde «routekaart» voor de verdere ontwikkeling van de GGUS.1

Het doel van geïntegreerde maritieme bewaking is het creëren van een algeheel inzicht en overzicht (situational awareness) van maritieme activiteiten die gevolgen hebben op het gebied van maritieme veiligheid en beveiliging, grenscontrole, zeevervuiling en het mariene milieu, controle van de visserij, algemene wetshandhaving, defensie, alsmede de economische belangen van de Europese Unie. Alle gebruikersgemeenschappen/sectorale surveillancesystemen, zowel de civiele als de militaire, dienen via het GGUS met elkaar te worden verbonden. Informatie-uitwisseling zou moeten geschieden op basis van het beginsel «voor zover gegevens gedeeld moeten worden en voor zover dat verantwoord is» («need-to-know» en «responsibility-to-share»). De Commissie beoogt een zodanige GGUS-architectuur dat een kosteneffectieve, gedecentraliseerde onderlinge verbinding wordt bewerkstelligd met verschillende informatielagen die de efficiëntie van maritieme bewakingssystemen verhogen door bestaande informatietekorten in Europa in te vullen, terwijl overlapping van gegevens wordt voorkomen.

De in de mededeling neergelegde routekaart omvat een zesdelig stappenplan en loopt van de identificatie van alle gebruikersgemeenschappen tot de totstandbrenging van een samenhangend rechtskader. Daarbij worden alle relevante actoren betrokken, onder andere door middel van een Technische Adviesgroep (TAG), die sturing krijgt vanuit de verschillende gebruikersgemeenschappen en vanuit de bestaande Expertgroep van vertegenwoordigers van de lidstaten. De Commissie is voornemens het stappenplan in de tijdsperiode 2010 – 2012 nader uit te werken en in 2013 een effectevaluatie uit te voeren.

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

De Commissie kondigt aan dat rekening gehouden moet worden met de mogelijkheid dat nieuwe wetgeving of een aanpassing van bestaande wetgeving noodzakelijk zal zijn om de gewenste gegevensuitwisseling te realiseren, maar is daar verder weinig specifiek in. Zo is de Commissie voornemens om de gegevensrubriceringsgraden die in de wetgeving van de Raad en de Europese Commissie zijn vastgesteld, toe te passen op gegevens die worden uitgewisseld in de GGUS. De Commissie wil eind 2011 een eerste beeld hebben van de wettelijke, administratieve en technische obstakels voor de uitwisseling van gegevens en welke eisen aan gegevensuitwisseling moeten worden vastgesteld op basis van nieuwe rechtskaders.

Omdat de bevoegdheid van de Commissie ten aanzien van elke gebruikersgemeenschap weer anders is en de voorstellen in de mededeling nog niet uitgewerkt zijn, is een concreet, onderbouwd oordeel over bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit op basis van de mededeling moeilijk te geven. Veel zal afhangen van de wijze waarop de Commissie de uitkomsten van verkennend onderzoek zal uitwerken. Daarbij zal in het oog gehouden moeten worden dat militaire aangelegenheden, civiel-militaire samenwerking en informatie-uitwisseling op dit vlak tot de competentie van de lidstaten behoren.

De mededeling geeft evenmin zicht op concretisering van de financiële gevolgen van het voorstel. Net als bij de eerdere mededeling inzake maritiem toezicht (COM(2009)538) is het uitgangspunt van de Commissie nog steeds dat bij de ontwikkeling van de GGUS zoveel mogelijk zal worden voortgebouwd op bestaande systemen.

N.B.: in het kader van het voorstel voor een Financiële Verordening voor het Integrale Maritiem Beleid (COM(2010)494) wordt voor dit onderdeel een bedrag van 4 Miljoen euro voor de periode 2011–2013 genoemd.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Nederland steunt in zijn algemeenheid het streven om de informatie-uitwisseling tussen de verschillende sectoren in het maritieme domein te vergroten en te verbeteren. Dit zou vooral de reeds bestaande regionale samenwerking moeten versterken, allereerst met het oog op veiligheid en beveiliging van scheepvaart en andere maritieme activiteiten.

Bij de verdere ontwikkeling zou civiel-militaire samenwerking een belangrijke prioriteit moeten zijn. Met het oog daarop bepleit Nederland een actieve betrokkenheid van het Europees Defensie Agentschap. Wel is van belang te stellen dat militaire aangelegenheden tot de competentie van de lidstaten behoren en het GVDB-beleid intergouvernementeel van aard is.

In het verlengde hiervan plaatst Nederland kanttekeningen bij de plannen van de Commissie om mechanismen te creëren waarbij mogelijk (gevoelige) informatie tussen lidstaten gemakkelijker kan worden uitgewisseld. De Commissie wil dat alle informatie gedeeld gaat worden over alle objecten binnen het maritieme domein van welke omvang dan ook. Daarbij gaat de Commissie er voetstoots vanuit dat deze gegevens niet geheim zijn en zonder beperkingen kunnen worden gedeeld. Nederland twijfelt aan de volledige houdbaarheid van deze aanname en meent dat het realistisch is te veronderstellen dat informatie betreffende bepaalde categorieën gebruikers van de maritieme ruimte wel degelijk vertrouwelijk is en zich niet leent voor uitwisseling. De voorgestelde verplichting tot uitwerken van de GGUS door militaire autoriteiten kan in het licht van de laatste stap van de routekaart (creatie rechtskader) dan ook niet inhouden dat wordt getornd aan nationale bevoegdheden. Hier zal bij de nadere uitwerking en implementatie van het stappenplan nauwkeurig naar worden gekeken.

Nederland vraagt nadrukkelijk ook aandacht voor de bescherming van persoonsgegevens, vooral gezien de verschillende regimes voor dataprotectie die van toepassing zijn binnen het geïntegreerd maritiem toezicht. Voorts vindt Nederland dat de uitwerking van de Commissievoorstellen consistent moet zijn met het EU-meerjarenprogramma op het terrein van vrijheid, veiligheid en recht (Stockholmprogramma) en in het bijzonder de Informatie Management Strategie daarbij.

De definitieve effectbeoordeling door de Commissie zal pas in 2013 zijn voltooid, wanneer de GGUS moet worden geïmplementeerd. Dit is wat Nederland betreft te laat, aangezien reeds een effectbeoordeling kan worden uitgevoerd na het doorlopen van stappen 1 en 2 van het routeplan (eind 2011 als einddatum voor stap 2). Voordat aan stap 3 en verder wordt begonnen, zou de Commissie een effectbeoordeling kunnen uitbrengen, waarmee duidelijk wordt gemaakt of de roadmap verder wordt gevolgd of dat aanpassingen nodig zijn.


XNoot
1

Het opzetten van het CISE spruit voort uit het in 2007 uitgebrachte «Blauwboek» inzake het Integrale Maritieme Beleid van de EU (COM(2007)575) en het onderliggende Actieplan.

Naar boven