22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1021 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag 4 mei 2010

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij 5 fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

  • 1. Richtlijn ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers; (kamerstuk 22 112, nr. 1017)

  • 2. Mededeling inzake de Europese rol Humanitaire voedselhulp; (kamerstuk 22 112, nr. 1018)

  • 3. Verordening inzake aanpassing financieel reglement en statuut met betrekking tot de Europese Dienst voor het Externe Optreden; (kamerstuk 22 112, nr. 1019)

  • 4. Mededeling inzake de Europese rol in wereldwijde gezondheid; (kamerstuk 22 112, nr. 1020)

  • 5. Mededeling inzake een EU-beleidskader voor steun aan ontwikkelingslanden bij de aanpak van voedselzekerheidsproblemen.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Fiche: Mededeling inzake Een EU-beleidskader voor steun aan ontwikkelingslanden bij de aanpak van voedselzekerheidsproblemen

1. Algemene gegevens

Voorstel:

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad:

«Een EU-beleidskader voor steun aan ontwikkelingslanden bij de aanpak van voedselzekerheidsproblemen»

Datum Commissiedocument: 31 maart 2010

Nr. Commissiedocument: COM(2010)127

Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=199167

Behandelingstraject Raad: Het Spaanse voorzitterschap beoogt tijdens de RBZ van10–11 mei 2010 conclusies aan te nemen over deze mededeling

Eerstverantwoordelijk ministerie: Het Ministerie van Buitenlandse Zaken in nauwe samenwerking met het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

2. Essentie voorstel

De stijgende voedselprijzen in 2007–2008 hebben geleid tot een heroverweging van de internationale voedselzekerheid en in het verlengde daarvan tot diverse internationale initiatieven. De Commissie bouwt in deze mededeling voort op de inspanningen van de VN, de G8 en het EU voedselzekerheidsinitiatief. In de mededeling wordt een gemeenschappelijk EU beleidsraamwerk gepresenteerd om ontwikkelingslanden te assisteren bij de aanpak van voedselzekerheidsproblemen in hun landen. Het raamwerk volgt de vier pijlers van het internationale voedselzekerheidsbeleid: beschikbaarheid van voedsel, toegang tot voedsel, verbetering van de voedingswaarde, crisispreventie en beheer.

Belangrijke voorwaarden om binnen deze vier pijlers als EU effectief te zijn, zijn volgens de Commissie: aandacht voor nationaal en regionaal beleid ten aanzien van voedselzekerheid, harmonisatie van de EU inzet en coherentie. In de mededeling worden vier EU prioriteiten geïdentificeerd. Ten eerste de steun aan de verbetering van de weerbaarheid van de kleine boeren, ten tweede aandacht voor goed bestuur, ten derde de ondersteuning van het regionale landbouw- en voedselzekerheidsbeleid en ten vierde de versterking van steunmechanisme aan kwetsbare bevolkingsgroepen.

3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolg en in?

In de mededeling wordt geen nieuwe wet- en regelgeving aangekondigd. De Commissie identificeert met name activiteiten en voornemens die binnen de bestaande beleidskaders vorm zullen moeten krijgen. Wel blijkt uit de mededeling dat de Commissie betere coördinatie en integratie van bestaande actoren, mechanismen, instrumenten en middelen wil bewerkstelligen.

De EU is medebevoegd om in het kader van ontwikkelingssamenwerkinginspanningen en humanitaire hulp beleid op te stellen ten aanzien van mondiale voedselzekerheid (artikel 4, lid 4 VWEU1). Vanwege het grotere gezamenlijke gewicht en in het kader van harmonisatie, hebben lidstaten juist een rol van de EU op het gebied van ontwikkelingssamenwerking mogelijk gemaakt. Actie op Europees niveau heeft hier in het algemeen dan ook een duidelijke meerwaarde. De subsidiariteit is dus positief.

Het belang van genoemde prioriteiten zal in eerste instantie door de landen zelf moeten worden onderkend en het initiatief voor het komen tot interventies van die landen zelf moeten komen. De EU en andere donoren kunnen dit door een effectieve beleidsdialoog met de nationale overheden aan de orde te stellen en zo nodig te ondersteunen. De proportionaliteit is vooralsnog moeilijk te beoordelen doordat niet duidelijk is wat de specifieke aanpak van de Commissie zal zijn. Zodra de Commissie met concrete maatregelen komt zal Nederland deze beoordelen op proportionaliteit.

In het huidige stadium zijn de financiële gevolgen nog niet in te schatten. In de toekomst, bij verdere vormgeving en uitvoering van beleid, is het te verwachten dat hiervoor additionele fondsen nodig zijn. Nederland zal de Commissie vragen precies aan te geven wat het financiële beslag van de toekomstige voorstellen zal zijn. Nederland is daarbij van mening dat de financiële middelen gevonden dienen te worden binnen de bestaande financiële kaders van de EU-begroting. Bij het begroten van deze additionele fondsen zal van complementariteit met de programma’s van de lidstaten moeten worden uitgegaan. Eventuele nationale budgettaire gevolgen dienen te worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement.

4. Nederlandse positie over de mededeling

De mededeling is tot stand gekomen met betrokkenheid van Nederland onder meer via ambtelijke deelname aan de HARDS meeting (Heads of Agricultural and Rural Development), FAO-EU overleg, directe communicatie met Nederlandse NGO’s (Niet-gouvernementele organisaties) en andere fora in Rome en Brussel. Het onderstreept het mondiale belang om ondersteunend te zijn aan ontwikkelingslanden in het realiseren van meer voedselzekerheid en daarmee het behalen van MDG 1(Millennium Development Goals) en het benadrukt het belang van een recht-op-voedsel benadering, voedingskwaliteit en sociale vangnetten.

De rol van de private sector, een belangrijke alliantie voor het realiseren van landbouwproductie en voor de beschikbaarheid van voedsel wordt slechts impliciet genoemd. De publieke sector speelt slechts een beperkte rol bij productie en vermarkting van landbouwproducten, met name door middel van stimuleringsmaatregelen, het creeren van een gunstig ondernememingsklimaat en vangnetten en andere maatregelen om de armen te beschermen en waar mogelijk te (her)integreren in de economie. In de mededeling wordt slechts zijdelings verwezen naar het belang van publieke private samenwerking om de voedselzekerheid te vergroten. Nederland vindt het van belang dat de aanpak van Nederland in het betrekken van de rol van de private sector navolging vindt door de EU.

De Commissie stelt terecht vast dat voedselzekerheid niet alleen nationale oplossingen kent, maar juist regionale en wereldwijde oplossingen. Daarom zou volgens Nederland meer nadruk gelegd kunnen leggen op de steun aan regionale landbouwprogramma’s. In Afrika heeft bijvoorbeeld ECOWAS (Economic Community Of West African States) een regionaal landbouwprogramma ontwikkeld. Verwacht wordt dat COMESA (Common Market for Eastern and Southern Africa) en ECCAS (Economic Community of Central African States) dit voorbeeld zullen volgen in de loop van 2010. Hier liggen kansen voor de Commissie om regionale integratie hoger en de rol van het toekomstig Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) op de agenda te zetten. Landbouw blijft ook in de 21ste eeuw een fundamenteel instrument voor economische groei en armoedebestrijding, vooral in Afrika. Innovatie en versterking van kennis en onderzoek zijn cruciaal om deze ontwikkeling in ontwikkelingslanden mogelijk te maken. Zoals het kabinet ook heeft aangegeven in de Houtskoolschets «Europees Landbouwbeleid 2020» (TK 28 625, nr. 60) heeft Europa om die reden zowel een belangrijk doel waar het gaat om het bevorderen van een duurzame Europese en wereldwijde voedselproductie, met name door middel van het stimuleren van technologie- en kennisoverdracht (capacity building) om de landbouwontwikkeling in ontwikkelingslanden te versterken, als ook ter versterking van de markttoegang en liberalisering van de handel in agrarische producten.

Voor het overige convergeert de mededeling met het Nederlandse standpunt op het terrein van voedselzekerheid en is daarmee een steun in de rug voor de Nederlandse inzet zoals verwoord in de beleidbrief «Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid» die op 8 mei 2008 is aangeboden aan de Tweede Kamer. In de beleidsbrief komen veel van dezelfde onderwerpen aan de orde: aandacht voor de kleine boer, steun aan producentenorganisaties, productieve vangnetten voor de armsten, werkgelegenheid etc.

Tenslotte is Nederland van mening dat het onderwerp van coherentie (de spanning tussen liberalisatie van de markten en de gevolgen voor voedselzekerheid, voedselproductie vs. biomassaproductie/biobrandstoffen, voedselproductie versus behoud biodiversiteit, klimaatverandering, watervoorziening etc.) in deze mededeling te weinig aan de orde komt. Het moet tenslotte gaan om een op den duur in alle opzichten duurzame productie en consumptie van voedsel. Nederland vindt eveneens dat de internationale inspanningen van FAO, als de multilaterale voedselzekerheidsorganisatie, zoals de High Level Conferentie in 2008 en de Wereldvoedseltop in 2009 genoemd zouden moeten worden. Nederland hecht er aan dat de relatie tussen het streven naar voedselzekerheid en andere beleidsvelden goed in beeld wordt gebracht. Ook zou de relatie moeten worden gelegd met duurzame ontwikkeling en de EU Strategie voor Duurzame Ontwikkeling, dat als leidend element voor het handelen van de EU door de Europese Raad is aanvaard.

Het belang van goede infrastructuur ontwikkeling in Afrika wordt niet genoemd in de mededeling en er wordt niet verwezen naar de infrastructuurprogramma’s die de EU steunt. Toegankelijkheid van rurale gebieden is echter essentieel voor de voedselzekerheid en het behalen van MDG-1.


XNoot
1

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Naar boven