nr. 44
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 9 november 1995
Bij brief van 11 mei 1995 (22 100, nr. 40) berichtte ik u, mede namens
mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken, over de uitvoering van motie 22 100,
nr. 29 over het behoud van deskundigheid op het terrein van het verkeer
en de inzet daarvan bij de politie.
Overeenkomstig mijn toezegging in genoemde brief hebben de Minister van
Binnenlandse Zaken en ik – op dezelfde datum – per brief de zorg
van de Tweede Kamer, zoals die in motie 29 tot uitdrukking komt, onder de
aandacht van de korpsbeheerders gebracht.
In de eerstgenoemde brief informeerde ik u tevens over een in gang gezette
inventarisatie naar de wijze waarop de politie aan de verkeerstaak gestalte
geeft. Bij brief van 29 juni 1995 heeft de vaste commissie voor Justitie mij
verzocht u voor de behandeling van de Justitie begroting 1996 de resultaten
van deze inventarisatie aan de Kamer aan te bieden.
De uitvoering van de inventarisatie is opgedragen aan een onderzoeksbureau.
De aanpak behelst een bronnenonderzoek en het houden van een enquête
onder de regionale politiekorpsen en regionale organen verkeersveiligheid.
De inventarisatie is nog niet afgerond. Thans is wel een tussenrapport
beschikbaar op basis van bronnenonderzoek. Op grond van daaruit verkregen
gegevens en enkele proefinterviews wordt thans de enquête voorbereid.
Ik acht de tussenrapportage onvoldoende basis voor het trekken van conclusies
en geeft er daarom de voorkeur aan de eindrapportage af te wachten.
Ik verwacht u uiterlijk in februari 1996 het resultaten van de inventarisatie
aan te kunnen bieden.
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager