Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 22054 nr. 58 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 22054 nr. 58 |
Vastgesteld 6 februari 2001
De vaste commissies voor Economische Zaken1 en voor Buitenlandse Zaken2 hebben op 17 januari 2001 overleg gevoerd met staatssecretaris Ybema van Economische Zaken en minister Van Aartsen van Buitenlandse Zaken over:
– de rapportage Wapenexportbeleid 1999 (22 054, nr. 50);
– de stand van zaken rond de (Europese) dual-useverordening (EZ-00-347);
– de rapportage wapenexport eerste halfjaar 2000 (22 054, nr. 52);
– de brief d.d. 12 december 2000 inzake het opnieuw in werking stellen van het wapenexportbeleid (22 054/26 085, nr. 53).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer Apostolou (PvdA) refereert aan een uitzending van Nova van 16 januari en zou het zeer ernstig vinden als in de tijd dat het wapenembargo tegen beide landen geldig was, goederen aan India en Pakistan zijn geleverd die gebruikt kunnen worden in het nucleaire programma van deze landen. De regering moet hierover volledige duidelijkheid verschaffen. De brief van 12 december 2000 is teleurstellend, omdat een politieke visie ontbreekt. Het is onduidelijk wat de regering ertoe heeft gebracht, het embargo tegen India en Pakistan op te heffen. Er mogen geen nieuwe leveringen aan beide landen worden gedaan. Wat de after-sales betreft moet de reactie van de regering worden afgewacht. Het is natuurlijk slecht als de hantering van het embargo voorkomt dat een internationale discussie kan worden gevoerd, maar wellicht kan een andere methode worden gehanteerd om een beter resultaat te bereiken.
De lijsten met de aard van de geleverde goederen en landen van bestemming zijn inzichtelijker gemaakt, maar een verdere verbetering is wenselijk. In voetnoten wordt informatie verschaft over bepaalde leveringen. Dergelijke informatie zou echter over alle leveranties moeten worden gegeven. Andere Europese landen zijn op dit punt al opener. Het Verenigd Koninkrijk kan de Nederlandse regering in dit opzicht tot voorbeeld dienen.
De regering heeft eerder toegezegd een extra criterium voor de export van strategische goederen te zullen toevoegen, namelijk geen leveranties aan landen die niet aan het VN-wapenregister rapporteren. Wanneer en op welke wijze wordt aan deze toezegging uitvoering gegeven? De landen die niet aan het VN-wapenregister rapporteren, moeten in de jaarrapportage worden opgenomen. De toepassing van de criteria is overigens niet inzichtelijk. Soms worden vergunningen aan een land geweigerd en soms niet. Er moet opener worden gesproken over de afwegingen die leiden tot instemming of weigering. Een duidelijker kader voor het exportbeleid van wapens aan landen als Indonesië, Turkije, Israël, de Palestijnse Autoriteit en landen in Afrika is wenselijk. Het verdient aanbeveling hierover een notitie op te stellen. Daarin moet ook worden ingegaan op de consequenties van weigering van vergunningen aan dit soort landen.
De fractie van de PvdA heeft twee jaar geleden ten onrechte niet voor een motie gestemd om het wapenembargo tegen China expliciet toe te passen. Nederland moet zich echt aan het EU-embargo houden en andere landen vragen dat ook te doen.
In de Europese Unie wordt gediscussieerd over de export van wapens naar landen die in een conflict zijn verwikkeld. Sommige Europese landen leveren nog steeds wapens aan partijen die oorlog met elkaar voeren. De regering zou er meer werk van moeten maken om een structuur te vinden om dit te voorkomen. Wapenhandelaren leveren via allerlei constructies wapens en apparatuur voor martelpraktijken in niet-democratische landen. Hun bewegingsvrijheid moet op enigerlei wijze worden beperkt. De regering dient een beleidsnotitie op te stellen waarin de problematiek van de particuliere wapenhandelaren en -makelaars wordt uiteengezet. Tevens dienen de instrumenten te worden opgesomd waarmee hun handelen kan worden gevolgd en moeten suggesties worden gedaan voor acties op dit punt. Het zou goed zijn als de Nederlandse wapenhandelaars worden geregistreerd en worden gedwongen, openbare verantwoording af te leggen van hun activiteiten. Illegaliteit in dit opzicht moet vanzelfsprekend worden bestreden.
Op het gebied van de kleine wapens vinden twee activiteiten plaats. Voor de zomer zal een internationale conferentie in Genève plaatsvinden. Ter voorbereiding daarvan moet het kabinet de Kamer zijn standpunten voorleggen. Bij de jaarlijkse rapportage moet voortaan een aparte paragraaf aan de kleine wapens worden gewijd.
Mevrouw Vos (GroenLinks) benadrukt het belang van transparantie. Nu via de WOB materiaal openbaar is geworden, kan in de volgende rapportage een tabel worden opgenomen van de militaire goederen die naar de verschillende landen geëxporteerd zijn. Nederland dient druk uit te oefenen op de Europese lidstaten die nog niet jaarlijks een rapportage aan het parlement verzorgen. Per bestemmingsland dienen gegevens te worden verstrekt over de toegekende exportvergunningen voor kleine wapens, met daarbij duidelijk de eindbestemming of de reden van de tijdelijke uitvoer vermeld. Is de regering in actief debat met nieuwe toetreders als Bulgarije, die kleine wapens leveren aan spanningsgebieden, onder meer in Afrika?
Bij een eerdere levering van HSA aan Indonesië speelde de exportkredietverzekering een belangrijke rol. Een van de overwegingen om tot levering over te gaan, was een dreigende miljoenenboete bij niet-leveren. Het zou goed zijn als een totaaloverzicht wordt verstrekt van alle wapenexportkredietverzekeringen in de jaren negentig. Daarbij kan worden aangetekend dat Zwitserland een verbod kent op het gebruik van exportkredietverzekeringen voor wapenuitvoer. Er moet inzicht worden geboden in de financiële bijdrage die via de exportkredietverzekering per levering wordt gegeven. De regering dient de Kamer op de hoogte te stellen van eventuele schade die Nederland heeft geleden bij het niet-afgeven van een exportvergunning.
Een cruciaal punt in de hele problematiek is de manier waarop de criteria worden gehanteerd. Bij daadwerkelijke hantering van het spanningsgebiedcriterium zou de regering leveranties aan een aantal landen moeten weigeren. Ook de hantering van het criterium van de situatie in het land van eindbestemming verdient verheldering. Het is onduidelijk hoe gedacht wordt over de levering van nachtzichtapparatuur. De toepassing daarvan kan de doeltreffendheid van wapensystemen vergroten. Leveranties van munitie of daaraan gerelateerde goederen aan Colombia, Egypte en Israël zijn niet doorgegaan vanwege het derde of vierde criterium (situatie in het land van eindbestemming en handhaving van vrede, veiligheid en stabiliteit in de regio), maar aan Indonesië is wel geleverd. Een en ander verdient verduidelijking. Dat geldt ook voor het begrip «land van eindbestemming». Dit wordt steeds vaker overgelaten aan het land waar de eindassemblage plaatsvindt. Dit kan ertoe leiden dat de eindassemblage wordt verricht in het land dat het soepelst omgaat met de EU-gedragscode. De beleidsafstemming schiet in dezen tekort.
Het is teleurstellend dat de regering het criterium van deelname aan het VN-wapenregister afzwakt. Aan de Verenigde Arabische Emiraten en China zijn leveranties gepleegd, terwijl deze landen niet aan het register deelnemen. Het criterium is glashelder: als niet wordt deelgenomen, zou niet geleverd moeten worden.
Het EU-embargo tegen China is nog steeds geldig. Nederland moet bijdragen aan een goede uitvoering ervan en dus afzien van leverantie van nachtzichtapparatuur.
Het zou goed zijn om te horen in hoeverre Nederland een voortrekkersrol speelt inzake de kleine wapens. Er moet informatie worden verstrekt over geplande seminars en over de stand van zaken in de illegale handel.
Het is zorgwekkend dat gebleken is dat in de jaren 1996–1999 grafietmateriaal is geleverd aan India en Pakistan. Het gaat om landen die het NPV niet hebben ondertekend en die niet meewerken aan monitoring door het IAEA. De nuclear supplier group heeft vastgesteld dat geen leveranties mogen plaatsvinden aan dit type landen. Het is de vraag hoe het mogelijk is dat Economische Zaken in de genoemde periode exportvergunningen heeft gegeven. De argumentatie voor opschorting van het wapenembargo is niet overtuigend. Uit de pas lopen en niet kunnen deelnemen aan de Europese discussie zijn geen sterke argumenten. Nederland dient zich in te zetten voor voortzetting van het wapenembargo.
De regering dient opheldering te verschaffen over het vorig jaar verlenen van drie vergunningen voor leveranties aan Indonesië.
De heer Van Bommel (SP) constateert op dit beleidsterrein een kloof tussen theorie en praktijk. De criteria voor het wapenexportbeleid zijn een soort toetsingskader geworden, waarbij de criteria afzonderlijk slechts een houvast vormen. Een verbetering van de procedure is wenselijk. Er moet meer informatie naar de Kamer. De Kamer moet expliciet kennis kunnen nemen van de verleende uitvoervergunningen. Het Britse systeem kan als voorbeeld worden genomen. Daarbij moet een «nee, tenzijbeleid» worden gevoerd: geen vergunning, tenzij wordt voldaan aan de criteria van het wapenexportbeleid. Het is overigens niet de bedoeling dat iedere vergunningaanvraag bij de Kamer terechtkomt. Dat moet slechts gelden voor zaken waarover de regering zelf twijfelt.
Vorig jaar is gedebatteerd over een leverantie van HSA aan Indonesië. Die leverantie moest gedaan worden vanwege een dreigende schadeclaim. Daarmee werd de facto een criterium toegevoegd dat geenszins in het wapenexportbeleid thuishoort. Het zou goed zijn als exportkredieten niet mogelijk zijn voor wapenleveranties. Nederland zou in dezen het voorbeeld van Zwitserland en Spanje moeten volgen.
De brief over de vergunningenstop voor India en Pakistan is onbevredigend. De argumenten voor opheffing worden in de verkeerde volgorde gepresenteerd: de handelsbelangen prevaleren. Als er een wapenembargo is dat zuiver kan worden gehanteerd, zijn de andere argumenten daaraan ondergeschikt. De procedure binnen de EU is van minder belang dan het goede voorbeeld dat Nederland kan geven. Uit het overzicht van de exportvergunningen blijkt dat in 1998 goederen zijn geleverd aan India, onder andere cilinders met grafiet, die gebruikt worden in het uraniumverrijkingsproces. Met het oog op het NPV had Nederland die levering niet mogen laten doorgaan.
Het spanningsgebiedencriterium lijkt duidelijk, maar het ziet slechts op interstatelijke conflicten. Binnenlandse conflicten moeten zeker ook worden meegewogen.
Levering aan China, ondanks het EU-wapenembargo, verdient verheldering. Nederland dient het goede voorbeeld te geven.
Levering van nachtzichtapparatuur aan Colombia en India zou volgens de criteria niet mogelijk zijn. Waarom is dit toch gebeurd?
Tegen Israël zou een eenzijdig wapenembargo moeten worden afgekondigd. Thans wordt terecht niet geleverd, maar in 1998 zijn nog wel helikopteronderdelen geleverd, terwijl de desbetreffende helikopters worden ingezet in de bezette gebieden.
Het hard en zuiver toepassen van het criterium inzake het VN-wapenregister zou geen levering aan de Verenigde Arabische Emiraten mogelijk maken. De regering dient dit criterium hard en zuiver toe te passen. Overigens zou het goed zijn om wat meer te horen over de procedures rond dit register.
De minister van Buitenlandse Zaken verklaarde vorig jaar dat de marine een belangrijke rol zou kunnen spelen bij het dempen van het conflict op de Molukken. Sindsdien is meer bekend geworden over de betrokkenheid van Indonesische marineschepen bij het bombarderen van dorpen. Hoe denkt de minister thans over militaire samenwerking? Er dient een eenzijdig wapenembargo tegen het land te worden ingesteld.
Voor Turkije zijn regelmatig vergunningen afgegeven, hoewel het land moet worden aangemerkt als een spanningsgebied. De behandeling van de Koerden en het overschrijden van de Irakese grens moeten worden opgevat als handelingen op grond waarvan niet geleverd kan worden.
Zes Europese landen hebben een framework agreement opgesteld, dat inhoudt dat er een witte lijst komt van landen waaraan zonder toetsing geleverd kan worden. Dit zou het hele wapenexportbeleid doorkruisen en verdient derhalve afkeuring.
De heer Van Middelkoop (RPF/GPV) kiest in tegenstelling tot de heer Van Bommel voor een «ja, mitsbeleid». Er kan sprake zijn van een legitiem gebruik van wapens. Als zodanig behoeft er dus niets mis te zijn met productie en export van wapens. Daarna begint de normering.
Geen van de EU-partners zag heil in de opname van een verwijzing naar het VN-wapenregister als een op zichzelf staand nieuw criterium. De logica van het regeerakkoord is op dit punt helder: een land dat weigert aan dat register mee te werken, heeft kennelijk iets te verbergen. Wat is de ratio achter het ontbreken van steun voor het Nederlandse standpunt?
Nederland is voorzitter van 33 landen aangesloten bij het Wassenaararrangement. Onlangs bleek dat de OVSE zich met dezelfde materie gaat bezighouden. Daarnaast is het onderwerp in de Veiligheidsraad geagendeerd. Dat roept natuurlijk de vraag naar afstemming op.
Ooit is een motie aangenomen om het EU-verdrag te verrijken met een communautaire bepaling. Op grond van artikel 296 staat de EU het toe om nationaal een vrij exportbeleid te voeren. Daar gaat Europa niet over. Daarmee is de vraag gewettigd naar de juridische status van de gedragscode. In commentaren staat dat zij kan worden opgevat als een gemeenschappelijk optreden ex artikel J3 van het verdrag. De indruk ontstaat dat de gedragscode langzamerhand minder vrijblijvend wordt. In de brief van 30 juni 2000 wordt gemeld dat de Europese Commissie zich ook gaat bemoeien met het wapenexportbeleid. Dat gebeurt in het kader van een eigen industriële defensiestructuur. Het lijkt erop dat het de bedoeling is om het wapenexportbeleid minder nationaal te maken. Er is een rapport van het Europees Parlement waarin de aanbeveling wordt gedaan dat alle EU-lidstaten hun ingezetenen registreren die zich met wapenhandel bezighouden. Het is inderdaad belangrijk dat de regeringen hierop greep krijgen.
De brief over India en Pakistan kent een zeer ontoereikende argumentatie. Met de brief in de hand is het niet mogelijk om een oordeel te vellen over de wijsheid van het opheffen van het wapenembargo. Het is niet zo moeilijk om te beginnen met een embargo. Het is lastiger om het moment te bepalen waarop het opgeheven kan worden. Het lijkt erop dat in dit geval de buitenlands-politieke argumentatie verwisseld is door een binnenlands-economisch argument. De regering dient buitenlands-politieke argumenten te verschaffen op grond waarvan vergunningen kunnen worden verleend.
De heer De Haan (CDA) onderstreept het belang van een grotere transparantie rond de handel in wapens. Het parlement en andere onderzoekers moeten zicht krijgen op wat er werkelijk gebeurt. Overigens is de rapportage al duidelijk verbeterd. Aan het verzoek van de Kamer tot halfjaarlijkse rapportages is voldaan, al is nog steeds niet duidelijk welke goederen in welke hoeveelheid geleverd worden. De motie van het CDA die met betrekking tot dit punt is aangenomen, moet gewoon worden uitgevoerd. Het is van belang dat de Kamer daarnaast kan beschikken over gemotiveerde afwijzingen van exportorders.
Aansluiting bij het VN-wapenregister is een helder criterium. Er moet niet geleverd worden aan landen die zich daarbij niet aansluiten. Het zou goed zijn om meer te horen over de vorderingen en procedures rond het register. Gaat het bijvoorbeeld ook om de registratie van kleine wapens?
De minister van Buitenlandse Zaken dient in te gaan op de effectiviteit van wapenembargo's. De EU-wapencode zou eigenlijk bindend moeten zijn. Het Europees Parlement heeft zich daar duidelijk over uitgesproken. Toont Nederland initiatieven op dit vlak? Meer zicht op de kleinewapenhandel is uitermate belangrijk.
Tijdens het bezoek van de vaste commissie voor Defensie aan de VS werd door Nederlandse bedrijven die een bijdrage leveren aan het programma voor de Joint Strike Fighter, geklaagd over het moeizaam verkrijgen van importvergunningen. Als dit nog steeds slecht verloopt, moet er vanzelfsprekend iets aan gedaan worden.
Inhoudelijk gezien schiet de brief over India en Pakistan tekort. Waarom is het wapenembargo ineffectief? De regering moet aantonen dat het opschorten van het embargo en het overgaan op een selectief vergunningensysteem de minister van Buitenlandse Zaken meer instrumenten verschaft om invloed uit te oefenen op beide landen.
De heer Van den Doel (VVD) dankt de regering voor de informatievoorziening over het wapenexportbeleid. Er is duidelijk sprake van een oplopende transparantie. Het is van belang dat daar waar vergunningen worden geweigerd, het bedrijfsleven gemotiveerd inzicht krijgt in de redenen.
Het is positief dat ongeveer 90 landen meewerken aan het VN-wapenregister, maar het is niet genoeg. Wat is de inzet van de EU om de rest van de VN-leden zover te krijgen? Deelname aan het register is als subcriterium toegevoegd aan de overige wapenexportcriteria. Heeft dit er in de praktijk al toe geleid dat vergunningen zijn geweigerd?
Binnen de OVSE is een overeenkomst inzake kleine wapens gesloten. Dit moet gezien worden als een forse stap voorwaarts, aangezien bij de OVSE landen zijn aangesloten die niet bij de EU of de NAVO horen. Zal de overeenkomst worden uitgebreid tot andere categorieën van wapens? Alle landen die kleine wapens willen exporteren, melden dat aan het conflictpreventiecentrum in Wenen. Als het overzichtelijk gepresenteerd kan worden, zou het goed zijn als de Kamer inzicht wordt geboden in de wapenstromen vanuit de rest van Europa.
Het Wassenaararrangement functioneert niet goed. Het gaat in feite om een vrijblijvend clubje. Rusland maakt er deel van uit, maar levert gewoon heel gevoelige technologie aan Iran. Bulgarije heeft de afgelopen jaren volop wapens geleverd aan de Hoorn van Afrika, waar een wapenembargo voor geldt. Het is de vraag welke gevolgen aan dit soort acties wordt verbonden. Welke informatie krijgt de Nederlandse regering op basis van de overeenkomst? Kan de Kamer ook meer inzicht worden geboden?
In 1999 is een vergunning voor een levering aan Egypte geweigerd. In de eerste helft van 2000 wordt weer wel een vergunning voor levering aan het land verstrekt. Het zou goed zijn om te horen wat de beweegredenen voor dit beleid zijn.
De ontwikkeling naar een Europees wapenexportbeleid verdient steun. Bij bundeling van krachten kan meer resultaat worden bereikt. Er moeten echt goede argumenten worden aangevoerd om een afwijkend beleid te voeren. Nederland is binnen de EU het enige land dat zich houdt aan het wapenembargo tegen India en Pakistan. Dat is politiek vanzelfsprekend niet effectief. In de brief van 12 december wordt helder uitgelegd wat de positieverbetering van Nederland binnen de EU is bij opheffing van het embargo. De procedure van informatie-uitwisseling, consultatie en notificatie wordt dan weer van kracht, waarmee de Europese discussie kan herleven. Het wapenexportbeleid geeft ruimte voor een eigen standpunt, maar steeds moet worden bezien wat met het Nederlands beleid wordt beoogd en of het beleid effectief is. De eerste stap moet zijn het opheffen van het wapenembargo. Dat betekent dat het Nederlandse bedrijfsleven weer vergunningen kan indienen. De regering kan die vergunningen vervolgens beoordelen op basis van de criteria. Als een vergunning geweigerd wordt, wordt dat gemeld en zijn andere landen verplicht om Nederland te consulteren als ze gaan leveren.
De dual-useverordening is aangescherpt. Een van de toevoegingen is dat ook de overdracht van technologie via fax, internet en telefoon verboden wordt. Dit kan zinvol zijn, mits goede controle en handhaving mogelijk is.
De heer Hoekema (D66) constateert een toegenomen transparantie, maar ziet nog mogelijkheden tot verbetering. Zo zouden over 2000 en misschien ook nog over 1999 ook de geweigerde vergunningen kunnen worden vermeld. Daarmee is een betere vergelijking mogelijk. Er zijn enkele opvallende zaken. Zo werden in 1999 exportvergunningen geweigerd voor pantservoertuigen aan Turkije, terwijl in 2000 wel leveranties hebben plaatsgevonden. Onduidelijk is op grond waarvan geleverd is aan China. Ook inzake Egypte is een niet-inzichtelijk beleid gevoerd.
Het is van belang om de kandidaat-leden van de EU zoveel mogelijk te betrekken bij het wapenexportbeleid en de gedragscode van de Unie. In hoeverre is het mogelijk om deze landen reeds nu te betrekken bij het werk in de diverse organen? Is het mogelijk om de gedragscode naar deze landen uit te breiden? Dit is onder meer van belang gezien het beleid van Bulgarije en andere landen inzake leveranties aan Afrika.
Binnen de EU is veel bereikt. De gedragscode is een belangrijke stap vooruit. Er is voor het eerst in het openbaar gerapporteerd. In de komende fase moet worden doorgepakt in de richting van een gemeenschappelijke wapenexportpolitiek. De minister van Buitenlandse Zaken moet zich daar zeer voor inspannen.
Daarnaast moet samenwerking plaatsvinden met niet-EU-leden. De positie van Rusland is van groot belang. Het land heeft zijn wapenexporten de afgelopen tijd vergroot. In hoeverre worden Rusland en andere landen geacht loyaal deel te nemen aan het Wassenaararrangement? Wordt nog gedacht aan uitbreiding van het arrangement? Het zou goed zijn als de kleine wapens onder de werking ervan komen te vallen. Verder moet meer informatie gegeven worden over de status van het totstandgekomen global view document.
In Cambodja wordt een EU-project ter opslag en vernietiging van kleine wapens uitgevoerd, waarbij sprake is van geldgebrek. Het zou goed zijn als Nederland een financiële bijdrage zou leveren.
Voor Ethiopië en Eritrea is een wapenembargo van kracht. Het verdient sterke aanbeveling dat dit wordt gehandhaafd.
Er moet meer inzicht worden geboden in de eindbestemming en de patronen van uitvoer van kleine wapens. Een verbetering van de rapportage naar Engelse snit is in dit opzicht wenselijk. Ook moet informatie worden verstrekt over de Nederlandse inzet op de conferentie over kleine wapens in juni in Genève. De conferentie kan een bijdrage leveren aan de discipline van de landen.
Wat de controle door de Kamer betreft, is een parlementair debat per vergunning vanzelfsprekend niet wenselijk, maar het verdient de voorkeur om iets verder te gaan als het gaat om spanningsgebieden. De brief over de uitwerking van het vierde criterium van mei jl. was goed, maar ook daarbij blijven vragen spelen. De stelling «defensief wel, offensief niet» is niet gemakkelijk uit te werken. Zo kan van nachtzichtapparatuur natuurlijk heel offensief gebruikgemaakt worden. Er moet met de regering kunnen worden gedebatteerd over de toepassing en uitwerking van de criteria in bepaalde gevallen.
Uiteindelijk moet communautarisering van het wapenexportbeleid via de tussenstap van een gemeenschappelijk politiek beleid het doel zijn. Op dit moment vallen wapens nog buiten de werking van artikel 133 van het EG-verdrag. Voor dual-usegoederen kan al meer communautarisering tot stand gebracht worden. Volgens de regering zal de zeggenschap van lidstaten echter nauwelijks veranderen met de verandering van de rechtsgrondslag van artikel 133.
Nederland dient een strikt beleid te voeren inzake de «catch allbepaling». Het gaat daarbij om civiele goederen die militair kunnen worden gebruikt. Als er een duidelijke relatie is tussen het civiele en het militaire goed kan een vergunning worden geweigerd. Deze stelregel dient verhelderd te worden.
Fax, e-mail en telefoon zijn steeds belangrijker dragers van technologie. Ook daarmee kunnen militaire producten aan verkeerde landen worden overgedragen. In hoeverre is hierop voldoende controle mogelijk?
Nederland is bedenker en ontwerper van het VN-wapenregister. Er moet naar een grotere deelname worden gestreefd. Daarvoor is het belangrijk om inzicht te krijgen in de redenen waarom landen zich niet bij het register aansluiten. Als de bureaucratie problemen oplevert, kan Nederland mogelijk assistentie verlenen. Aansluiting bij het VN-wapenregister is voorlopig ondergebracht bij het criterium «gedrag van het ontvangend land». Als het land aan alle criteria voldoet, is het de vraag of niet geleverd moet worden enkel en alleen vanwege het feit dat het land niet bij het register is aangesloten. Het is overigens onduidelijk waarom andere EU-landen moeite hebben met het criterium.
Het zou goed zijn als er meer zicht ontstaat op de schimmige wereld van de kleine wapenhandelaars en -makelaars. In feite moet de illegale handel in wapens gewoon worden bestreden. Met de Dienst in- en uitvoer en de douanedienst moet worden bezien op welke wijze de wet gehandhaafd kan worden.
De brief van december over India en Pakistan is niet overtuigend. Het probleem is dat Nederland op dit moment buitenlands-politieke invloed in de EU ontbeert. Willens en wetens en met goede redenen (de situatie tussen India en Pakistan) heeft Nederland zich indertijd buitenspel gezet, omdat gedacht werd dat andere partners Nederland zouden volgen. Geconstateerd moet worden dat de situatie in India en Pakistan niet verbeterd is en dat de EU-partners Nederland niet gevolgd hebben. Het zou politieke winst zijn als het huidige systeem van totale boycot zou worden ingeruild voor een beleid van maximale restrictie en nulleverantie, met als enige uitzondering reparatie van kapotte reeds geleverde onderdelen. Met dat beleid moeten de EU-partners en de VS tegemoet worden getreden. Wat betreft Nova: er bestaan toch grafietreactoren, weliswaar niet in India of Pakistan, maar waarom dan toch een leverantie van grafiet?
De staatssecretaris van Economische Zaken verwijst naar de uitzending van Nova van 16 januari jl., waarin levering van de stof grafiet aan India en Pakistan centraal stond. Grafiet kent een grootschalige civiele toepassing. Volgens het NPV moeten de deelnemende landen bij te leveren materiaal vooraf vaststellen of het geschikt is voor gebruik in een kernreactor. Bij grafiet waarvan vooraf vastgesteld is dat het niet geschikt is voor gebruik in een kerncentrale of bij de ontwikkeling van kernwapens, is als extra waarborg toch de vergunningplicht gehandhaafd. Zulke producten kunnen naar de meeste landen onder een algemene vergunning worden uitgevoerd, maar bij uitvoer naar bepaalde landen, waaronder India en Pakistan, is als extra waarborg een individuele vergunning nodig.
De exportvergunningen voor grafiet op de aan Nova verstrekte lijst betreffen grafiet in de vorm van buisjes en andere componenten die in een atoomabsorptiespectrometer worden gebruikt. Dat is standaardapparatuur voor chemische analyse. Dergelijke apparatuur wordt niet gebruikt in kerncentrales. De geleverde buisjes zijn ongeschikt voor dit soort gebruik. Wegens slijtage moeten ze regelmatig worden vervangen. In Nederland is een distributiecentrum voor de genoemde analyseapparatuur gevestigd van waaruit wereldwijde export plaatsvindt. Het afgeven van vergunningen voor dit soort grafietleveranties staat buiten het wapenexportbeleid, omdat grafiet in deze vorm geen militair goed is, maar onder de dual-usegoederen valt.
In de uitzending van Nova werd een verband gelegd met uraniumverrijking, waar deze buisjes helemaal niets mee te maken hebben. Het misverstand heeft kunnen ontstaan doordat op de lijst van afgegeven vergunningen het postnummer C005 vermeld staat. In de huidige goederenlijst van de EU staat dat voor: gasdiffusie en uraniumverrijking. Ten tijde van de afgegeven vergunningen stond postnummer C005 echter voor de eerdergenoemde grafietproducten. De Kamer zal over deze vrij technische kwestie nog nader bij brief worden geïnformeerd.
In het afgelopen jaar in is overleg met de Kamer voortdurend geprobeerd de transparantie rond het wapenexportbeleid te vergroten. Op het eerste gezicht lijkt het Britse jaarrapport inzichtelijker dan het Nederlandse, maar bij nadere bestudering blijkt dat niet het geval. In het Britse systeem worden dual-usegoederen bijvoorbeeld gecombineerd met militaire goederen. In de Nederlandse rapportage wordt in bedragen aangegeven voor welke landen vergunningen zijn afgegeven. In het Britse rapport ontbreekt die helderheid. Voor de Nederlandse regering blijft een voorwaarde dat in de rapportages geen bedrijfsvertrouwelijke gegevens openbaar mogen worden gemaakt.
Een verdere verbetering van de transparantie kan worden bereikt door in de eerstvolgende rapportage per land van bestemming aan te geven om welke categorie goederen het gaat. De categorieën zullen daarvoor verder worden gespecificeerd, waarbij natuurlijk opnieuw de natuurlijke grens van openbaarmaking van bedrijfsvertrouwelijke gegevens in acht moet worden genomen. De informatie mag niet te herleiden zijn totéén transactie van één bedrijf.
Gedurende de gehele kabinetsperiode wordt al gediscussieerd over de vergunningenstop inzake India en Pakistan, die in mei 1998 van kracht is geworden. De vergunningenstop was bedoeld als een politiek signaal aan India en Pakistan. Nederland wilde er Europese steun voor verwerven om op die manier de druk op beide landen op te voeren. De conclusie kan inmiddels worden getrokken dat dit doel, ondanks een grote inzet, niet is bereikt. Nederland is daarmee geïsoleerd geraakt. Door de maatregel bleek in feite slechts het Nederlandse bedrijfsleven te worden getroffen. Doordat Nederland door de maatregel niet meer de mogelijkheid had om een vergunning te weigeren, was het niet langer onderdeel van de informatie-, consultatie- en notificatieprocedure in de EU. Andere EU-landen hoefden dus ook niet meer met Nederland te overleggen waarom in een bepaald geval al of niet werd geleverd.
Op grond van deze overwegingen heeft de regering besloten, de vergunningenstop op te heffen en India en Pakistan weer te brengen onder het wapenexportvergunningenbeleid. Het betekent uitdrukkelijk niet dat de Nederlandse regering van mening is dat gewoon kan worden geleverd. Het gaat om een gebied waar veel spanning heerst. De keuze van de regering betekent materieel dat sprake zal zijn van een zeer restrictief beleid bij het toestaan van vergunningen. Iedere vergunningaanvraag die betrekking heeft op offensieve goederen, is sowieso uitgesloten. Het kan wel gaan om zaken die liggen in de sfeer van after-sales, om verlengingen van eerder toegestane leveringen. Te denken valt aan retourzendingen van gerepareerde onderdelen of reserveonderdelen van eerder geleverde systemen. In beginsel zullen nieuwe leveringen niet worden toegestaan.
Het ging in 1998 om een vergunnigenstop ten aanzien van India en Pakistan. Die vergunningenstop kreeg in de afgelopen tweeënhalf jaar in de praktijk echter het karakter van een wapenembargo, terwijl de regering wettelijk niet bevoegd is om eenzijdig een wapenembargo in te stellen. Het was denkbaar dat bedrijven naar de rechter zouden stappen.
Illegale wapenhandel is strikt genomen geen aspect van het wapenexportbeleid, maar de regering wenst er vanzelfsprekend niet haar ogen voor te sluiten. Sinds twee jaar bestaat het nationaal overleg illegale wapenhandel, waarin alle diensten die hiermee te maken hebben, elkaar regelmatig informeren.
In het kader van de transparantie is nog gevraagd om informatie over de transacties die wel en niet herverzekerd worden. Inmiddels is deze informatie bij brief (26 800-V, nr. 96) aan de Kamer gezonden. Het gaat om een overzicht van de exportkredietverzekeringen, polissen, obligo's enz. Wapenexportkredietverzekeringen zijn daarbij geen aparte categorie. In overleg met de minister van Financiën zal bezien worden of daarover informatie verstrekt kan worden.
De eerste generatie nachtzichtapparatuur is inmiddels niet meer vergunningplichtig. De tweede generatie nog wel, maar bij leveranties aan India en China zal het niet om de meest gevoelige apparatuur gaan. Op dit terrein is sprake van een snelle technologische ontwikkeling. Nachtzichttechnologie komt tegenwoordig ook al in videocamera's voor.
In de laatste twee jaarrapporten zijn alle afwijzingen opgenomen die Nederland in het kader van de EU-gedragscode heeft genotificeerd. Daarbij zijn verwijzingen naar de criteria opgenomen.
In het Wassenaararrangement wordt informatie uitgewisseld over de export van militaire goederen, ook over kleine wapens. Nederland is geen voorzitter, maar was indertijd wel de trekker bij de totstandkoming. Bij de kleinewapenproblematiek ligt het voortouw bij de Verenigde Naties. Als bekend is dat een partner bij het arrangement wapens aan een conflicthaard levert, wordt deze daarop aangesproken. Zo is met Rusland gesproken over leveranties van gevoelige technologie aan Iran.
Hoe vindt controle op en handhaving van de aangescherpte dual-useverordening plaats? Overdracht van technologie via fax, telefoon en e-mail is gelijkgesteld aan de uitvoer van fysieke goederen. Daarmee is er een vergunningplicht, waarmee ze vallen onder de controleactiviteiten van de Economische controledienst, die ook een toezichts- en opsporingsfunctie heeft.
De minister van Buitenlandse Zaken onderstreept het belang van dit debat, maar wijst erop dat tweederde van de Nederlandse wapenexport landen van de EU en de NAVO betreft en dat Nederland een van de meest restrictieve regimes op het gebied van wapenexport kent.
Er is de afgelopen twee jaar duidelijk winst geboekt bij de transparantie in de rapportages aan de Kamer. Het is goed dat het VN-wapenregister thans als een element wordt meegenomen, niet als een valbijlcriterium, maar als een van de overwegingen, toegevoegd aan het zesde criterium. In het afgelopen jaar is nader gedefinieerd op welke wijze wordt omgegaan met het spanningsgebiedencriterium. Inzake de doorvoer is een wetsvoorstel aanvaard. De dual-useverordening is aangescherpt. Er is voortgang geboekt op het dossier van de kleine wapens. Ook wat de wapenembargo's en hun uitvoering in het kader van de EU betreft zijn stappen vooruit gezet.
Er is gesproken over wapenembargo's voor gebieden waarover Nederland zich grote zorgen maakt. De Nederlandse regering heeft zich actief betoond voor het tot stand brengen van een wapenembargo naar het Grote-Merengebied. Tot op heden is het echter niet gelukt om het thema werkelijk uitgediept op de agenda van de Algemene Raad te krijgen. Het Zweedse voorzitterschap heeft dat kort geleden alsnog gedaan.
Deze week zal in de Veiligheidsraad opnieuw over de resolutie inzake Ethiopië en Eritrea worden gesproken. In de laatste fase van het lidmaatschap heeft Nederland zich voor onthouding beijverd. Naar het oordeel van de Nederlandse regering zou het slecht zijn als het wapenembargo vóór de meidiscussie wordt opgeheven.
Het EU-wapenembargo jegens China is niet eenduidig. Sommige landen beperken het tot dodelijke wapens. Nederland is vele malen restrictiever. Alle pogingen die Nederland in de afgelopen jaren heeft gedaan om de EU op één lijn te krijgen, zijn gestrand.
Er is gevraagd naar de toevoeging van het VN-wapenregister aan het zesde criterium. Inmiddels zijn aanvragen mede op grond van dit onderdeel afgewezen. Het is van belang dat meer landen zich bij het register aanmelden. Een zeer beperkt aantal landen wil opzettelijk niet meedoen. Daarnaast gaat het om landen die wel bij het NPV zijn aangesloten en die overigens goede partners in het internationale verkeer zijn. Een aantal landen in het Midden-Oosten neemt geen deel aan het register omdat men vindt dat het register ook informatie zou moeten bevatten over massavernietigingswapens. Nederland maakt deel uit van de group of experts, die om de paar jaar de werking van het register bekijkt, en heeft zich bereid verklaard om zich in te spannen om meer landen over de streep te trekken. Nederland dient overigens iedere paar jaar een resolutie ten aanzien van dit punt in en stelt geld ter beschikking ter bevordering van het meedoen aan het register. De Kamer zal nader worden ingelicht over de landen die aan het register deelnemen.
Onder Nederlandse druk heeft de OVSE in de Weense verklaring de kleine wapens opgenomen. Doordat de OVSE zich met dit dossier is gaan bemoeien, worden nu ook landen buiten de EU bereikt. Twee jaar geleden heeft in NAVO-verband een workshop plaatsgevonden met Bulgarije, dat op dit punt een reputatie heeft. In 2001 zal een conferentie worden gehouden. In maart zal een workshop worden georganiseerd waarin zowel relevante NGO's als vertegenwoordigers van regeringen gedachten kunnen uiten om de conferentie toe te spitsen op een aantal concreet uit te werken zaken in het kader van de kleine wapens. Verder worden diverse projecten gesteund en gefinancierd, vooral in Oost-Europa en op de Balkan, die moeten leiden tot indamming van het gebruik en tot vernietiging van dit type wapens.
In de brief van december over India en Pakistan staat duidelijk dat Nederland zich door de methodiek die in juni 1998 is gevolgd, buitenspel heeft gezet. Aangezien de EU-partners Nederland niet hebben willen volgen, is het beter om thans een andere lijn te kiezen. Het te voeren beleid is helder door de staatssecretaris geschetst. Het probleem heeft betrekking op India en Pakistan; het maken van onderscheid tussen beide landen is niet aan de orde.
De EU-gedragscode is een onderdeel van het tweedepijlerbeleid van de Unie. Een embargobeleid met een werkelijk juridische status lijkt nog ver weg. De discussie raakt aan vraagstukken die te maken hebben met nationaal beleid en met defensie. Overigens is er onmiskenbaar een ontwikkeling gaande, bijvoorbeeld in het defensiematerieelbeleid. Dit kan het begin van een proces zijn richting een Europees wapenbeleid.
Eventuele steun aan het project in Cambodja waarover de heer Hoekema heeft gesproken, zal worden bezien.
De vraag van de heer Van Bommel inzake het framework agreement zal schriftelijk worden beantwoord. Dat zelfde geldt voor de vraag van de heer Hoekema inzake de rechtsgrondslag van de «catch allbepaling» in het kader van de dual-useverordening.
Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF/GPV), M. B. Vos (GroenLinks), Van Walsem (D66), Hofstra (VVD), Wagenaar (PvdA), Stroeken (CDA), De Boer (PvdA), Van den Akker (CDA), Geluk (VVD), Ravestein (D66), Verburg (CDA), Blok (VVD), Hindriks (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Bolhuis (PvdA).
Plv. leden: Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Wijn (CDA), Klein Molekamp (VVD), Vendrik (GroenLinks), De Swart (VVD), Van den Berg (SGP), Poppe (SP), Kuijper (PvdA), Van Middelkoop (RPF/GPV), Van der Steenhoven (GroenLinks), Schimmel (D66), Van Baalen (VVD), Herrebrugh (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Smits (PvdA), De Haan (CDA), Van Beek (VVD), Bakker (D66), Schreijer-Pierik (CDA), Udo (VVD), Hamer (PvdA), Koenders (PvdA), Schoenmakers (PvdA).
Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), Van den Berg (SGP), Ter Veer (D66), Van Middelkoop (RPF/GPV), Valk (PvdA), Apostolou (PvdA), Hillen (CDA), Verhagen (CDA), ondervoorzitter, Hessing (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), M. B. Vos (GroenLinks), Dijksma (PvdA), Van den Doel (VVD), Koenders (PvdA), De Boer (PvdA), voorzitter, Verburg (CDA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Remak (VVD), Wilders (VVD), Molenaar (PvdA), Pater-van der Meer (CDA).
Plv. leden: Dijkstal (VVD), Van Baalen (VVD), De Graaf (D66), Van 't Riet (D66), Rouvoet (RPF/GPV), Zijlstra (PvdA), Belinfante (PvdA), Leers (CDA), Eurlings (CDA), Cherribi (VVD), De Haan (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van Bommel (SP), Harrewijn (GroenLinks), Gortzak (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Albayrak (PvdA), Van Oven (PvdA), Visser-van Doorn (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), Patijn (VVD), Balemans (VVD), Duivesteijn (PvdA), Van den Akker (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22054-58.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.